2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 20 februari 2010

De Belgische identiteit (III)

Gisteren leverde ook Sven Gatz (Open VLD) een bijdrage tot het identiteitsdebat in De Standaard. Hij nam allicht de verdediging op van Guy Verafstoodt, die, als fractievoorzitter van de Europese liberalen, door middel van een felle uithaal naar het Franse nationale identiteitsdebat, meteen het debat opende in België (en wellicht ook in andere Europese landen).
Omdat Gatz natuurlijk ondertussen kennis nam van de kritieken op Verafstoodts opiniestuk, is hij enigszins genuanceerder, of voorzichtiger…
Verafstoodt maakte zelf niet echt duidelijk of hij zo’n identiteitsdebat al dan niet goedvindt. Hij leek te suggereren dat het debat kon, zolang het maar toekomstgericht is. Maar wat dat te betekenen heeft, daar heeft men het raden naar. Verafstoodt schreef wel : “Een volk dat vertrouwen in zichzelf heeft, vindt zijn plaats in Europa en in de wereld.” Maar hoe krijgt men vertrouwen in zichzelf als volk ?
Het lijkt erop dat Sven Gatz deze Verafstoodtse mystiek wilde ophelderen.
Of hij daarin slaagt is een andere zaak.

Volgens Gatz kan Verafstoodt over de Franse identiteit spreken met kennis van zaken omdat hij deelneemt aan een “postmodern Europees debat”. Maar is dat wel zo ? Verafstoodt veroordeelde het Franse debat omdat het ontaardde in racisme. Dat betekent echter dat Verafstoodt hoort wat de mensen niet mogen denken, in plaats van in hun woorden elementen van overeenkomst te zoeken. Behalve dat Verafstoodt dus zelf niet toekomstgericht is, is hij ook nog eens zeer Belgisch, inquisitorisch en dus niet Europees.
(Eigenlijk verraadde Gatz dit al door de nadruk te leggen op het postmoderne, waarmee hij lijkt te bedoelen : “wat niet meer modern” is, met andere woorden “wat ouderwets” is. In N*A*O*’s woorden : wat “paars”, of “Belgisch” is.)

Gatz begeeft zich vervolgens op sociologisch terrein en merkt terecht op dat een natie een “verbeelde gemeenschap” is. Hij realiseert zich jammer genoeg niet dat ongeveer alles wat menselijk is, imaginair en geconstrueerd – en in die zin dus niet reëel - is.
Het stomme van deze opmerking is echter dat alles wat hij zelf nog zal zeggen over zijn versie van identiteit, namelijk “burgerschap”, door hem zelf gerelativeerd wordt.

Sven Gatz refereert aan een onderzoek bij migranten, die zich eerder zouden identificeren met hun stad dan met Vlaanderen of België. Hieruit leidt hij af dat het begrip identiteit te abstract is.
N*A*O* leidt daar iets heel anders uit af. Hij deduceert hier namelijk uit dat men zich in België inderdaad niet kan identificeren met België, dat geen volk omvat, noch met Vlaanderen, waarin met zich niet ernstig kan inburgeren omdat het gedomineerd wordt door het Belgisch establishment. N*A*O* leidt hier ook uit af dat liberalen als Gatz of Verafstoodt zo belgicistisch zijn dat ze inderdaad het belang van identiteit niet vatten.

Dit alles neemt niet weg dat Gatz voorzichtig blijft en een concreter alternatief voor nationale identiteit wil voorstellen. Hij herinnert aan de commissie Bossuyt die de cursus maatschappelijke oriëntatie invulde, zodat men kon komen tot een omschrijving van “burgerschap” aan de hand van vrijheid, gelijkheid , solidariteit en respect. Is dat concreet ? Is dat minder verbeeld ? Is dat dus meer dan een woordspelletje ?

Maar Gatz wordt nog concreter en zegt wat succesvolle inburgering behelst. Hiervoor is zowel bereidwilligheid van de nieuwkomer nodig, als gelijke startkansen. En dan eindigt Sven Gatz artikel… Heel concreet…

De Naamloze Achter Ons stelt daarom de volgende concrete punten voor.
(1) In plaats van zich bezig te houden met politieke woordspelletjes  - die dienen om N-VA zwart te maken (“identiteit”) ten voordele van Open VLD (“burgerschap”) – kan men beter een onderscheid maken tussen ‘moderne’ identiteit/burgerschap en ‘ouderwetse’ identiteit. N*A*O* verwijst hiervoor naar de ideeën van Peter De Graeve. ‘Moderne’ identiteit kan men opvatten als een (oneindig, want instabiel) na te streven politiek ideaal.
(2) De bereidwilligheid van de nieuwkomer kan contractueel vastgelegd worden aan de hand van de definitie van een “Leitkultur” zoals Bassam Tibi(1) of Solomon en Al Maqdisi(2) dat zich voorstellen.
(3) De “gelijke startkansen” moeten gegarandeerd worden vooraleer de immigranten hier aankomen. Hiervoor moet er een immigratiebeleid in de ruimste zin komen : een efficiënte onthaalpolitiek, een zeer breed inburgeringsbeleid en een ruim budget en tewerkstellingsaanbod, waarvan de grootte dan weer de onthaalpolitiek limiteert.


(2) In “Al Hijra” (De immigratie) waarschuwen twee Islamdeskundigen voor het opzet van de Islam om door middel van migratie en niet-integratie tot wereldoverheersing te komen in één kalifaat. Sam Solomon is ex-moslim en bekeerde zich tot het christendom en Elias Al Maqdisi is schrijver.
In zekere zin concretiseren zij het voorstel van Bassam Tibi om een Europese “Leitkultur” te definiëren in het kader van een “Euro-Islam”.
De auteurs vinden dat alle immigranten een strafrechtelijk gesanctioneerde belofte zouden moeten ondertekenen dat zij de wetgeving van het gastland zullen respecteren en dat zij hun best zullen doen om te integreren en te assimileren in de gastheersamenleving. Zij moeten de religie gaan beschouwen als een persoonlijke zaak van vrije wilsbeschikking. Voorts moeten zij de gelijkheid van geslachten in alle aspecten respecteren. De discriminerende en gewelddadige doctrines en leerstellingen van de sharia moeten beschouwd en behandeld worden als ontoepasbaar en ineffectief in het heden. Ook de gelijkheid van moslims en niet-moslims moet worden aanvaard en de scheiding van staat en religie moet worden verdedigd. Tenslotte moeten immigranten het recht van ieder individu waarderen en handhaven om de religie van zijn of haar keuze aan te kleven ongeacht de religie van de naaste bloedverwanten of de gemeenschap waartoe ze behoren door geboorte of welke binding dan ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten