2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

dinsdag 31 maart 2009

We are the robots (III)

N*A*O* vond nog zéér mooie robots in het M&M Orchestra in de Gentse LOGOS-studio's :

We are the robots (II)

“De liberale democratie stelt in de plaats van het irrationele verlangen om te worden erkend als groter dan anderen, het rationele verlangen om als gelijke erkend te worden.”

Fukuyama, paars (de conflictloze kleur) en de hele reutemeteut van het ‘consensus-denken’, geloven dat wij robots zijn. Robots hebben geen gevoel, maar zijn geprogrammeerd. Ze zijn pure ratio.

En daarom antwoordt de Naamloze Achter Ons, in ware geuzenstijl : “OK, we zijn de robots, maar de goeie… tegen de slechte !” De NAO-robots (met een NAOïstisch democratisch programma) tegen de Fukuyama-robots (met een liberaal democratisch programma).

N*A*O* zocht en vond een mooie NAO-robot in de Franse voetballer Zinedine Zidane, wiens houding tijdens de laatste match van het WK voetbal 2006 de pure sublimatie was van elke berekening en elke ratio.

Toen hij geprovoceerd werd door een Italiaanse tegenstander verkoos hij de ultieme match om de wereldbeker, de bekroning van zijn carrière, te verliezen in plaats van wat hij als zijn eer beschouwde te verliezen.

Omdat hij niet (be)rekende hield het Franse volk desondanks des te meer van hem. Wat maakt immers gelukkiger dan van iemand te houden ?!

De mooie NAO-robot :

http://www.dailymotion.com/relevance/search/zinedine+zidane/video/x7dtq_zidane-vs-materazzi_sport

We are the robots (I)

Er gaan stemmen op om een Vlaamse republiek te stichten onder de naam DDDR.

De wereldwijde crisis van het casinokapitalisme doet mensen hunkeren naar  een alternatief, naar een tegenstem, die hun verlangens vertolkt. Men heeft het over vormen van populisme.

De voorbije periode had men het gemiddeld goed. Ook niet té goed, maar zo is nu eenmaal het leven, en we moeten allen iets bijdragen aan het goed bestuur van onze leiders. Nu blijkt van dat goed bestuur niet veel…

In deze onhoudbare situatie stelt de Naamloze Achter Ons voor deze tegenstem niet te verwerpen en te diaboliseren, maar ze juist te koesteren. Met andere woorden om de democratie te vergroten en zeker niet in de richting te gaan van volmachten en crisisregeringen, zoals in de jaren tachtig.

Anders gezegd : om het conflict op de scène van het parlementair halfrond te brengen, en niet te verdringen naar achteraf zaaltjes en steegjes.

* * *

Twintig jaar geleden, in de herfst van 1989, viel de Berlijnse muur en kwam er een eind aan de grote tweedeling van de wereld in een westers en een communistisch kamp. In de zomer van dat jaar schreef  Francis Fukuyama – zoals ondertussen geweten is, niet N*A*O*’s vriend, omdat hij de Amerikaanse staatsintellecueel is die in 1980 de Pakistaanse dictator Zia-ul-Haq adviseerde geen toenadering tot India te doen, hetgeen de positie van de fundamentalisten ginder ernstig versterkte – in het tijdschrift ‘The National Interest’ een artikel, getiteld “The End of History ?”

Daarmee bedoelde hij natuurlijk niet dat de tijd tot stilstand was gekomen. Hij meende wel dat de liberale democratie het enige overlevende systeem was, dat zich als dusdanig kon legitimeren omdat het de instemming van iedereen had.

In het artikel staat de fameuze zin : “De liberale democratie stelt in de plaats van het irrationele verlangen om te worden erkend als groter dan anderen, het rationele verlangen om als gelijke erkend te worden.”

Zoiets moet je nu net tegen de Naamloze pop-analyticus zeggen. Deze zin is de essentie van het hedendaagse ‘consensus-denken’ dat elk conflict wegredeneert en verdonkeremaant, zodat het populisme en de nieuwe geuzen (van Vlaams Belang tot LDD) des te weliger tieren.

Het al te menselijke irrationele wordt verdrongen ten voordele van het rationele. Hoe mooi (sic) de ratio ook kan zijn, het irrationele valt niet te verdringen. Het keert toch terug. Natuurlijk wil N*A*O* de grootste hebben. Zolang dat op de goede scène gebeurt is daar ook niks mis mee.

Fukuyama, paars (de conflictloze kleur) en de hele reutemeteut, geloven dat wij robots zijn. Robots hebben geen gevoel, maar zijn geprogrammeerd.

En daarom antwoordt de Naamloze Achter Ons, in ware geuzenstijl : “OK, we zijn de robots, maar de goeie… tegen de slechte !” De NAO-robots (met een NAOïstisch democratisch programma) tegen de Fukuyama-robots (met een liberaal democratisch programma).

De Naamloze vond een voorbeeld van een lelijke Fukuyama-robot :

zondag 29 maart 2009

Dwaasheden

Voor de mens is dwaasheid de Sfinx. Dwaasheid doet raadselachtig over wat goed en slecht is, en wat geen van beide is in het leven. Wie deze raadselen niet begrijpt zal langzaam vernietigd worden. Voor wie ze wél begrijpt, wordt de dwaasheid vernietigd, zodat hij gered is. Wat u betreft : let dus op ; versta me niet verkeerd.

vrijdag 27 maart 2009

Buzz...

FAECESbook strafte ondertussen de Naamloze Achter Ons een eerste keer : hij mag er voor bepaalde tijd geen berichten meer sturen.
BUZZ is hier de reden voor.
In afwachting van meer nieuws van N*A*O* ! op FAECESbook, kan u deze film bekijken over de BUZZ...
http://www.youtube.com/watch?v=5SPUoiV3c_k

Correct denken

Broeder Sanctorum heeft overschot van gelijk. Het actuele correcte denken, dat trouwens niet alleen het politieke besmet, wordt gevoed door de postmoderne angst.
Welke angst ?
De angst voor conflict, die ons in drie tijden overviel.
De tweede wereldoorlog betekende het einde van ‘rechts’, waardoor de angst ervoor des te groter werd. De koude oorlog luidde het einde in van ‘links’, maar de angst ervoor kreeg irrationele proporties. Tenslotte haalde de ‘culturele revolutie’ elke vorm van autoriteit onderuit, hetgeen de angst ervoor, meer bepaald de angst voor dissidentie, juist vergrootte.
Evenals Sanctorum gelooft N*A*O* in polariteit en conflict. Onze democratie transformeert ‘vijanden’ in ‘tegenstanders’, dankzij haar instellingen die toelaten om het conflict in scène te zetten op vredevolle manier. Natuurlijk blijft zo’n enscenering altijd precair : daarom zal de democratie ook nooit definitief verworven zijn en moet ze met zorg gekoesterd worden !
Als psycholoog zegt de Naamloze Achter Ons bovendien dat conflict wel moet erkend worden, wil men niet dat het onverwacht terugkeert als het verdrongene.
Het verschil tussen ‘rechts’ en ‘links’ is vandaag bijna verdwenen, in de typisch christelijke geest van kwetsbaarheid en van ‘de kerk in het midden’. Tegen deze algemene illusie verzette de grote roerganger Nietzsche zich zo fel : “Beter een vijand uit één stuk, dan de vriendschap van een kruk.” Onderhuids immers woekert de spanning.
In afwachting gaat de maskerade voort…
En wie zou N*A*O* zijn ?
Doe even uw masker af en u zal het weten.

Vlaams Belang

& Gounods Mitterand biografie :
http://visionairbelgie.wordpress.com/2009/03/26/gounod/

zondag 22 maart 2009

Amateur Hour

Niet alleen Jaap Kruithof blijft leven voor N*A*O*, ook Leo Apostel, die trouwens verre van mals was voor de eerste.
Apostel antwoordde op de naar de renaissance hunkerende vraag van de Naamloze 'Waar zijn de intellectuelen ?' steeds met : 'We hebben nood aan 'communities of intellectuals'.'

Refererend aan een, ondanks de conservatieve revolutie van de jaren '80, zéér actuele Karl Marx, zegt N*A*O* als het ware : die gemeenschappen moeten de wereld niet begrijpen,  maar  veranderen !
Daarom hebben we in de plaats nood aan 'communities of amateurs'. Het gaat minder om 'savoir' dan om 'savoir faire'.
Internet is uitstekend om zo'n gemeenschappen te vormen.

Kruithof kan zo flagrant duidelijk zeggen, wat wij allen eigenlijk weten. Politici doen er niet toe, wel industriëlen.
N*A*O*'s vriend Johan Sanctorum toont aan dat Facebook een industriëel project is :

Daarom kunnen en moeten de consumenten van dergelijke industriële producten (als Facebook) het heft in eigen handen nemen. Consumenten worden amateurs !

Dit is een prachtig voorbeeld :
http://www.dailymotion.com/relevance/search/doc+mango/1 .

zaterdag 14 maart 2009

Dietse Direct Democratische Republiek



N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, heeft een vriend :
Een jonge vriend met een interessante oorsprong. Zijn moederland is Vlaanderen, zijn vaderland Frankrijk.
Hij wil psycholoog worden en vatte deze studie aan aan een universiteit. In zijn studie miste hij iets : de band met de praktijk.
Terwijl hij verder studeert, in meer toegepaste richting, is hij ook beeldend kunstenaar.
De Naamloze stelt zich de vraag of het wel de praktijk was die hem ontbrak, dan wel het reële ?
Een heel andere vraag is het natuurlijk of wij, symbolische wezens, het reële wel kunnen vatten...
Daarom stelt N*A*O* een tussenoplossing voor : de filosofie. Wat de Naamlozes jonge vriend miste was de filosofische zoektocht. De psychologie heeft zich zeer zeker geëmancipeerd uit moeder Filosofie, maar misschien ook hoogmoedig de band ermee doorgeknipt. Van abstract tot concreet, wellicht doen vele filosofieën ter zake. Keuze genoeg. N*A*O* zelf verkiest het meest de deleuziaanse filosofie van het creëren van concepten. Concepten uitvinden in een vermoedelijk oneindig tevergeefse poging om het gemiste reële te pakken te krijgen.
Zou het kunnen dat het moederland reëler is dan het symbolische vaderland ?
In elk geval is de filosofie de moeder van de psychologie.
De clou is nu dat N*A*O*'s jonge vriend al filosoof is, t.t.z. als beeldend kunstenaar is hij 'filosoof met de hand'.
En onbewust weet hij dat, want hij heeft als eerste N*A*O*'s DDDR-vlag geïnterpreteerd : hét symbool van zijn moederland.
Dit wilde de Naamloze hem gaan vertellen en bezocht daartoe zijn artistieke blog: http://williamfort.wordpress.com/.
Aldus sprak N*A*O*,
maar de vogel was gaan fluiten,
Merksem, 14 maart 2009.

vrijdag 13 maart 2009

N*A*O*'s Nieuwjaarsbrief

2009, Europa !

De Oud&Nieuw-praktijk, waaraan we vandaag deelnemen, in de vorm van dit Ega&Ego-ritueel (afgekort : E&E-ritueel), is een uiting van de Europese Geest.

De wereld verwacht véél van Europa : geen goede bedoelingen, maar een nieuw industriëel model.

Waarom ? Omdat het moderne kapitalisme onze libidineuze energie gebruikt en naar consumptie-artikelen kanaliseert, zodat onze verlangens helemaal geconditioneerd worden in functie van de rentabiliteit van investeringen.

Omdat ‘houden van’ vervangen werd door ‘kopen van’...

Deze conditionering en de berekening van onze motivaties brengt meer bepaald met zich mee dat onze verlangens uiteengehaald worden en wij aangespoord worden schaamteloos onze afzonderlijke driften te bevredigen. Welnu, als onze driften niet meer gebundeld kunnen worden voor een hoger doel, dan is er sprake van DE-SUBLIMATIE en banalisering. En daarom slaat overal ter wereld de DE-MOTIVATIE toe en zitten we in de SYMBOLISCHE MISERIE.

De hedendaagse terugkeer van het Geloof is zonder meer een regressie, maar men moet toch de noodzaak inzien van de in-vraag-stelling van ons actueel materiëel bestaan. In tijden van berekening en banalisering ontstaat immers de nood aan het onwaarschijnlijke en het unieke. 

Wanneer men het belang van het Geloven-in-iets over het hoofd ziet, veroorzaakt men zélf de regressie. Dat deed Thomas Jefferson in de Amerikaanse Onafhankelijksverklaring, waarin hij verwees naar de Heilige Geest, waarmee hij natuurlijk de Rede als RATIO bedoelde, d.w.z. als rationalisering, dus als berekening. En meteen introduceerde hij de regressie in Amerika !

De Grote Roerganger Nietzsche herhaalde niet zomaar dat God dood was, hij zei dat God vermóórd was ! God is effectief dood : álles is berekenbaar ! 

Vroeger muteerde de techniek alleen om zich aan te passen aan de veranderde menselijke behoefte. Sinds de industriële revolutie is het juist omgekeerd en ontstaan er dagelijks nieuwe objecten. In 1995 bracht Sony 5000 nieuwe producten op de markt. Om de consumptie daarvan te garanderen wordt onze koopmotivatie BEREKEND en ontstaat een AANPASSINGs-ideologie, die het énkelvoudige en het unieke als een obstakel ziet. Deze kuddegeest is het gevolg van het industriëel populisme dat aan de basis ligt van gelijk welk politiek populisme. 

De Europese Grondwet mag derhalve de Rede niet reduceren tot RATIO. De Europese Grondwet verwijst daarom niet naar de ‘Heilige Geest’, maar wél naar de Europese Geest. Dit wil zeggen naar de Rede als BEWEEGREDE, als MOTIEF, dat ons in beweging zet.

‘Houden van’ impliceert ‘verlangen naar’, zodat de Europese Geest een transitief Geloof-in-de-mogelijkheid-van-iets veronderstelt.

Omdat het verlangen van elk van ons juist zijn enkelvoudigheid of uniciteit wil uitdrukken, versterkt de Europese Geest het uitzonderlijke, het enkelvoudige, het onwaarschijnlijke, het onberekenbare. 

De Europese Geest is geen droom, maar maakt het dromen zélf tot politiek-economisch principe. 

De mens is onvolmaakt en zijn tekort geeft hem zijn unieke BEWEEGREDE. De expressie hiervan drukt een NOODZAAK uit en is daarmee uitzonderlijk en uniek, en kan nooit zomaar een aanpassing zijn aan een bestaande technische evolutie.

Het GEBRUIKs-voorschrift dat elk hedendaags product vergezelt, kan onmogelijk een enkelvoudig verlangen vervullen : daarvoor is een PRAKTIJK nodig, zoals deze C&H-praktijk.

Het enkelvoudige is ONAANGEPAST, zelfs deviant, maar kan daarom iets nieuws brengen.

Praktijken steunen op savoir-faire, op herhaling, op zorg ; het zijn rituelen : zij veronderstellen een CULTUEEL bewustzijn. 

De Europese Grondwet moet een industriëel model uitwerken dat UITVINDING en enkelvoudige expressie centraal stelt. Product-PRAKTIJKEN dienen in de plaats te komen van product-GEBRUIKEN. I.p.v. onze GSM’s te gebruiken, moeten we hen praktiseren in een netwerk van andere instrumenten en andere practici. We kunnen bijvoorbeeld GSM- of Internet-TV maken, zodat TV niet enkel banaal ‘entertainment’ blijft.

Het gaat er hierbij niet om om diensten te verkopen rond een object, zoals Apple doet met de iPhone, maar om de oprichting van praktiserende KENNISGEMEENSCHAPPEN, waarin Europa kan investeren. 

Als Google 15 miljoen boeken informatiseert, betekent dat een groot gevaar voor de wereldliteratuur.

Maar het volstaat niet dat Europa hier een alternatieve zoekmachine tegenover stelt. Er moet een andere, minder primitieve en minder oppervlakkige logica uitgevonden worden, waarbij lezers bijvoorbeeld hun eigen lectuur als metagegevens kunnen toevoegen, zodat lezer schrijver wordt en anderen er iets mee kunnen doen. 

Het gaat er vooral om nieuwe modellen uit te vinden om de bestaande culturele en cognitieve technologieën te SOCIALISEREN, dus hun toegang te verruimen.

De AMATEUR (houden van) moet de CONSUMENT (kopen van) weer vervangen. 

Ten onrechte verzetten producenten én ‘gebruikers’ zich tegen dergelijke ontwikkelingen, waarvoor natuurlijk belangrijke overheidssteun nodig is, omdat men hiervoor niet kan rekenen op privé-initiatief, dat gescleroseerd is en slechts investeert in iets waarvoor al een markt bestaat. 

Europa kan een toekomst UITVINDEN dankzij zijn ‘culturele erfenis’. Het verleden hoeft niet per se een rem op de toekomst te zijn. Integendeel, door het verleden te begrijpen kan er een nieuwe BEWEEGREDE voor de toekomst uit ontstaan. Maar hiervoor zijn die gemeenschappen van amateurs nodig, omdat onze leiders en industriëlen hier jammer genoeg niet in geïnteresseerd zijn. 

In élk geval moeten bedrijven met hun producten het UITZONDERLIJKE, het verlangen en het Geloof versterken en BESCHAVINGSBEDRIJVEN worden.

Zo kan een industriële CULTUUR ontstaan, die de kuddegeest overstijgt.

 Aldus las N*A*O*,

‘Van wensen komt verdriet’,

Merksem, 1 januari 2009

Dietse Direct Democratische Republiek


N*A*O*, de naamloze achter ons, heeft gezegd :

Toen N*A*O* onlangs een gazet nodig had om zijn glazen bol in te pakken, kreeg hij van zijn buren De Morgen van 5 jan. 2009. Onthutst viel zijn oog op de titel van Rudy Aernoudts stukje ‘Waarom regionalisten niet van Jacques Derrida houden’, waarin het Gravensteenmanifest ‘gedeconstrueerd’ zou worden. 

Het is natuurlijk niet omdat de Naamloze regionalist is en wél van Derrida houdt, dat hij zich moet inlaten met iemand als Aernoudt.

Toch kan N*A*O* het niet laten enkele vragen te stellen bij deze specifieke vorm van populisme, die niet alleen unitaristisch is, maar die zich vooral richt tot intellectuelen !

I.

Zijn intellectuelen dan gevoelig voor populisme ?

Welnu, intellectuelen zijn geen intellectuelen meer, juist omdat ze in de derridaanse postmoderniteit geen algemeen geldende uitspraken meer mogen doen en dus gedegradeerd werden tot het statuut van de vertaler-tolk.

Hierdoor groeide in hen een sterk verlangen naar institutionele en mediatieke bevestiging en erkenning, zodat ze zich afhankelijk opstellen als persmedewerkers en staatsexperten.

Aernoudt zelf beantwoordt aan dit profiel omdat hij ondanks zijn neo-liberale staatshaat, een verstokte cabinetard is.

De vraag is nu waarom een postmoderne niet-intellectuele staatsintellectueel zich tot zijn soortgenoten richt om hen van zijn unitarisme te overtuigen ?

Waarom denkt hij : ik zal zeggen wat ze denken ; zij zullen mij als hun vertegenwoordiger zien ?

Het lijkt absurd, want al deze niet-intellectuele gediplomeerden worden toch al vertegenwoordigd door het volledige belgicistische establishment ? Want er wordt toch al voldoende rekening gehouden met hen ?

Een mogelijk antwoord kan zijn dat Aernoudt niet eens een niet-intellectuele intellectueel is, maar enkel een would-be.

Hij stapelt immers nogal opzichtig diploma’s op, en vooral het laatste, pas in 1992 aan de KUL behaalde Master in de filosofie, sterkt dit vermoeden. Voor iemand met zo’n grote diplomaverzamelwoede is dat echt niet zo moeilijk.

Om deze hypothese te toetsen was het nodig dat de Naamloze Rudy’s schrijfsel van naderbij bekeek.

En het blijkt inderdaad vol kemels te staan.

II.

De eerste twee zijn van logische aard.

In zijn relatief lang inleidingetje suggereert Aernoudt een te absoluut inhoudelijk verband tussen Etienne Vermeersch als co-auteur van ‘De rivier van Herakleitos’ én als mede-opsteller van het Gravensteenmanifest. Volgens Aernoudt miskent Vermeersch in zijn filosofieboek Derrida omdat de laatste de vervalsingen en het gebrek aan relativisme van de eerste aan het licht zou brengen. Goed, waarschijnlijk heeft Aernoudt meer diploma’s dan Vermeersch, maar hij gaat toch in de fout door te suggereren dat Vermeersch’ aanwezigheid in het Gravensteenredactiecomité de oorzaak is van de waardeloosheid van het manifest.

Logisch fout én bovendien getuigend van een gebrekkig relativeringsvermogen.

Voorts plaatst Aernoudt naast de miskenning van Derrida’s relevantie door Vermeersch het succes ervan op Google, en leidt er de bekrompenheid van Vermeersch én opnieuw van de Gravensteengroep uit af.

Een logische drogredenering van jewelste.

Dan volgen nog een hele resem inhoudelijke nonsens.

De algemene stelling van Aernoudt is namelijk dat het Gravensteenmanifest uitgehold wordt door Derrida’s filosofie. Maar wat hebben beide eigenlijk met elkaar te maken ? In elk geval legt Aernoudt dat nergens uit : op geen enkele plaats wordt bijvoorbeeld een vergelijking gemaakt tussen verschillende interpretaties van eenzelfde idee.

Aernoudt zwiert blijkbaar gewoon wat met de naam Derrida om indruk te maken.

Ook Aernoudts ontkrachting van drie lukraak gekozen stellingen uit het manifest zijn zo belachelijk, dat N*A*O* het ervan in zijn broek deed.

Omdat in het manifest een zin geciteerd wordt die afkomstig is van een separatistische partij, wordt zogezegd mét Derrida besloten dat ook de Gravensteengroep separatistisch is.

Dit ‘deconstructie’ noemen is behalve achterlijk, ook een verkrachting van Derrida !

Kent Aernoudt Derrida eigenlijk wel ? Hij schrijft namelijk dat Derrida het gesproken woord boven het geschrevene verkoos en dat doet Derrida juist niet, ten onrechte trouwens, volgens N*A*O*. Derrida noemt zichzelf weliswaar eerder een spreker dan een schrijver, maar hij voegt er dan wel aan toe dat spreken een soort schrijven is.

Moest de Naamloze zich niet meer hoeven bezig houden met dergelijke onnozelheden, dan zou hij eindelijk eens tijd hebben voor de popanalyse van het in 1982 door Scritti Politti uitgebrachte rocknummer ‘Jacques Derrida’ en vooral van de zin : “I’m in love with a Jacques Derrida / Read a page and know what I need to / Take apart my baby’s heart / I’m in love.” N*A*O* is er bijna zeker van dat de band zich in de lijn van Derrida zelf verzet tegen de idee van de zangstem als authentieke expressie : integendeel, het is een schizo-stem !

(Als popanalyst vermoedt de Naamloze trouwens dat Derrida op dit punt veel gepikt heeft van Lacan en kan hij er wel degelijk inkomen dat een koele kikker als Vermeersch er niet teveel bladzijden aan vuil wil maken.)

Vervolgens haalt Aernoudt aan dat het Gravensteenmanifest de onschendbaarheid van taalgrenzen vraagt. Dat klopt. Maar dan haalt hij zichzelf onderuit door weer met Derrida af te komen, die natuurlijk niets over taalgrenzen zei, maar wel degelijk de natiestaat relativeerde als verouderd. En dat België verouderd is, is nu juist het vertekpunt van de Gravensteengroep, die, net als Derrida, het belang van een internationale rechtsorde, maar ook specifiek van Europa benadrukt.

We zagen al eerder dat Aernoudt zélf weinig relativeringsvermogen heeft. Wat zou dan het volgend zinnetje betekenen : “Rechtvaardigheid heeft te maken met individuele mensen, niet met groepen” ?

Op juridisch, maar ook op bijvoorbeeld multicultureel samenlevingsvlak, komen we hiermee in geweldig interessante discussies terecht, die Derrida trouwens in zijn werk ‘Kracht van wet’ rechtstreeks, maar tegelijk zeer abstract, aanpakt. Hij stelt vast dat recht de enkeling slechts bereikt via de omweg van de universele norm. Maar Derrida bekritiseert daarmee niet de wet, wél de ‘kracht’ van de wet.

Dergelijke ideeën zijn echter gevaarlijk in de handen van een sujet als de hyperliberale Aernoudt. In zijn pollen zal de wet algauw een ‘schriftelijk’ vodje papier worden, zodat het recht van de sterkste zegeviert.

N*A*O* hechtte nooit waarde aan zijn vaders uitspraak dat te moeilijke boeken gevaarlijk konden zijn, maar in ’t geval van Aernoudt blijkt daar toch iets van te kloppen. De cabinetard snapt gewoon niet dat Derrida’s enkeling een abstract geval is, dat niet eens samenvalt met een van al zijn kleren én waarden ontdaan individu : achter élk van ons staat immers… de Naamloze ! Wetende dat hij niet meer is dan de naamlozen achter hem, zou Rudy dan nog weten voor wie van hem/hen recht geldt ?

Nee, Rudy is geen voorzichtig man, in tegenstelling tot Derrida, die bijvoorbeeld in zijn princiepsakkoord met het ‘BRussells Tribunal’ dit stipuleert : “Ik denk dat je de politieke theologie van de soevereiniteit moet deconstrueren door een filosofische en historische analyse. Het is een enorme filosofische taak – en hierbij moet je alles herlezen, van Kant tot Bodin, van Hobbes tot Schmitt. Maar je kunt ook niet pleiten voor de totale afschaffing van elke soevereiniteit. Dat is onrealistisch en zelfs niet wenselijk. Er zijn vormen van soevereiniteit die in mijn ogen nog politiek nuttig kunnen zijn in het gevecht tegen bepaalde internationale machtsconcentraties.”

Zo simpel is het dus blijkbaar niet. Een enorme filosofische én historische analyse ! Moest Rudy kunnen lezen, N*A*O* kocht hem Johan Sanctorums ‘De Vlaamse republiek : van utopie tot project.’

Aernoudt doet nogal lacherig over Vermeersch’ opmerking dat Derrida lezen neerkomt op zelfkwelling. Misschien valt Derrida best te lezen als men niet kán lezen, zoals Rudy. De Naamloze kan in elk geval wél lezen en toen hij tijdens zijn eerste reis doorheen onze bakermat, Derrida’s dikke ‘La carte postale’ wilde doorploegen, raakte hij effectief niet heel ver. Derrida had misschien wel de helft van alle regels onleesbaar gemaakt ! Tot zijn eigen schaamte is N*A*O* toen overgegaan tot zijn eerste strandboekverbranding.

Tenslotte probeert Aernoudt een derde stelling te ‘deconstrueren’ : “De taalgrens heeft de kracht van een staatsgrens.”

Het is daarbij al heel doorzichtig dat Rudy, die reclame maakt voor derridaanse gastvrijheid, het voorbeeld neemt van een Poolse eurocraat, en niet van een Arabische volbloed.

Rudy is niet tégen het principe ‘dura lex, sed lex’, als het maar flexibel genoeg is waarschijnlijk. En daarom kiest hij resoluut voor de derridaanse onvoorwaardelijke gastvrijheid. Jammer genoeg ként hij Derrida’s opvatting niet.

Derrida schrijft in zijn boek over gastvrijheid : “Hoewel er geen gastvrijheid in klassieke zin bestaat zolang het eigen ik thuis niet soeverein regeert, kan de gastvrijheid evenmin bestaan zonder grenzen, en deze soevereiniteit kan dan ook alleen maar uitgeoefend worden als er geschift en gekozen wordt en er dus ook sprake is van uitsluiting en dwang.” Hij schrijft ook : “Maar ook al staat de onvoorwaardelijk wet van de gastvrijheid boven de wetten van de gastvrijheid, ze kan niet zonder die wetten, ze annexeert ze.”

En hoewel Rudy dweept met die ene onvoorwaardelijke wet, accepteert hij inderdaad – zonder te weten wat hij doet – zélf wetten en voert er zelfs in.

Op korte termijn wellicht moet de Poolse eurocraat bediend worden, waarvoor het onverstaanbare Vlaams zeker niet kan dienen. Op middellange termijn getuigt het dan weer van elementaire beleefdheid dat Fatima de moeilijke taal van de meerderheid onder de knie krijgt. En op eeuwenlange termijn wil hij van België zelfs terug een meertalig land maken, beginnend bij het onderwijs.

Wetend dat de franstaligen deze oorspronkelijk Vlaamse eis altijd verworpen hebben, is het zeer begrijpelijk dat ze Rudy van de MR-lijst gezwierd hebben.

(Slim als ze zijn deden ze dat onder het mom dat de Vlaamse Aernoudt weer te rechts was.)

N*A*O* vindt dus veel aanwijzingen dat hetgeen Aernoudt schrijft pure kul is.

III.

Omdat men uit de titel van Aernoudts laatste KUL-masterthesis ‘De grenzen van de economie : een deconstructieve analyse’ zou kunnen afleiden dat Rudy een Derrida-kenner moet zijn, blijft  N*A*O* toch  met de vraag zitten : wat is er loos ?

Misschien bezocht Aernoudt om zijn thesis te kunnen schrijven de website van ‘Communications from Elsewhere’, waarop men een machine vindt – de ‘postmodernism generator’ - die ingewikkelde derridaanse teksten fabriceert : http://www.elsewhere.org/pomo , en valt hij nu pas door de mand ?

Ofwel kent hij wel degelijk Derrida en schreef hij voor deze ene keer in De Morgen deze complete nonsenstekst, omdat de postmoderne niet-intellectuele staatsintellectueel toevallig juist tóch gevoelig is voor unitaristisch populisme ?

Recent schreef David Van Reybrouck zijn ‘Pleidooi voor populisme’, waarin deze wel degelijk een intellectueel populisme, dit wil zeggen een door intellectuelen bedreven democratisch of verlicht populisme verdedigt, namelijk om de kloof tussen het volk en de gediplomeerden te dichten.

Het is weer mogelijk dat Rudy ook deze tekst verkeerd las en niet doorhad dat het de intellectuelen zijn die actief populist moeten worden en er niet zélf gefascineerd door moeten raken om hun intellectualisme kwijt te spelen.

Maar er kan ook iets anders aan de hand zijn.

Sinds de staatsintellectuelen het klootjesvolk aan zijn lot overlieten en in handen gaven van de populisten, werd misschien een ‘point of no return’ overschreden, althans in de fatale wanen van onze gediplomeerden.

Zij lijken zich zeker niet te haasten om op Van Reybroucks pleidooi in te gaan en voelen zich blijkbaar zo machteloos dat ze zélf gevoelig worden voor populisme.

(Het zijn dan inderdaad ook geen onafhankelijke intellectuelen…)

Wat Van Reybrouck voorstelt is eigenlijk niets meer dan een ‘Positive Parenting Program’ ter ‘empowerment’ van de opvoeders van het gedragsgestoorde kind Vlaanderen.

Een beetje liefde zou al veel doen, maar nee, het is zoals Luc Van Doorslaer schrijft : “Deze houding is symptomatisch voor de onwil van een deel van links om zelf vorm en inhoud te geven aan Vlaanderen. Er is uiteraard geen enkele rationele reden denkbaar waarom Vlaanderen ‘van nature’ substantiëel rechtser zou denken dan andere landen of regio’s (dat zou pas een tegen racisme aanschurkende deterministische logica zijn). (..) Het is precies de angst van links voor de entiteit Vlaanderen, die de geloofwaardigheid grondig aantast. Vanuit die vrees voor Vlaanderen wordt dan soms zelfs gekozen voor het verankeren van de Belgische restauratie, voor het ongedaan maken van sommige hervormingen. Voor de contrareformatie dus.” (in : Sanctorum, o.c.)

Het is dus evengoed mogelijk dat Aernoudt inziet dat de geloofwaardigheid van de Vlaamse Republiek nood heeft aan haar onafhankelijke intellectuelen en dat hij daar een stokje wil tussensteken.

Ook Ludo Abicht roept de steun van intellectuelen in, wanneer hij waarschuwt dat de Vlaamse ontvoogdingsstrijd typische ‘neokoloniale’ aspecten vertoont : inefficiëntie, een nieuwe bestuurscultuur die zich spiegelt aan de oude, vriendjespolitiek, nepotisme, bureaucratie… (in : Sanctorum, o.c.)

En omdat de Vlaamse Beweging duidelijk niet de taal van de macht spreekt, zal ze bovendien moeten samengaan met sociale bewegingen.

Rudy’s sirenenzang dient dan natuurlijk om potentiëel geïnteresseerde intellectuelen fataal om te leiden.

IV.

N*A*O*’s vragen bij Aernoudts unitaire populisme, zijn ondertussen veranderd in een waarschuwing.

Het gevaar van elk populisme is dat het serieus bijdraagt aan de verrotting van de problemen door de enorme simplificaties en reducties die het uitvoert.

In deze termen komt het er dan op neer om niet zomaar gemakkelijk voorgestelde oplossingen, hetzij van unitaire, hetzij van separatistische signatuur, te slikken, maar om voorzichtig en nauwkeurig de merites te beoordelen van twee toekomstprojecten, namelijk een onafhankelijk Vlaanderen en een reëel tweetalig België.

De Naamloze kent echter geen verdedigers van dit laatste project, dat dan ook niet echt lijkt te bestaan en dus niet met het andere project kán vergeleken worden.

Een werkelijk tweetalig België is natuurlijk heel wat anders dan het invoeren van een gedeeltelijk unitaire kieskring, zoals Aernoudt en andere belgicisten dat voorstaan. Een dergelijke minimale aanpassing dient enkel om het status quo te verdoezelen. En dat deze nieuwe kieskring meteen geneutraliseerd wordt door middel van de pariteit demonstreert opnieuw de ondoorzichtigheid en de democratievervuiling van de Belgische constructie.

Eigenlijk is het begrijpelijk dat er geen échte Belgen zijn. Hierover raadplege men zowel ‘N*A*O*’s Korte geschiedenis van België’ als Brecht Arnaerts ‘2080, Het jaar van de (l)eeuw ?’ (in : Sanctorum, o.c.) Niet alleen bestond in de negentiende eeuw in alle prille natiestaten een democratisch deficit, maar specifiek voor de geboorte van Belgie was dat het een geslepen poging was van Frankrijk om het gebied, dat het in 1795 geannexeerd had, maar in 1915, hier, te Waterloo, al weer afgepakt werd door de gealliëerden, alsnog in te palmen, zij het deze keer economisch, naar de geest van de nieuwe tijd. Leopold I schreef : “België bestaat als staat enkel en alleen omwille van zijn koning (..) die het behoedt voor een onmiddellijk uiteenvallen of misschien zelfs een burgeroorlog.”

Dit verklaart het onbestaande burgerschap van de Belg.

Net zoals een individu pas gezond wordt wanneer hij zijn pulsies erkent, kan een democratische politiek niet zonder een soeverein volk. Democratie betekent immers niet alleen vrijheid, maar ook gelijkheid ; en gelijkheid impliceert een vergelijking. Gelijkheid is relationeel : men identificeert zich met een ‘wij’, dat automatisch een ‘zij’ met zich meebrengt. Een echte democratie werkt maar als er echte tegenstellingen zijn.

Door deze tegengestelde pulsies te ontkennen, onderandere door middel van de surrealistische consensus die België heet, zal men ze ook niet buiten spel zetten.

Men dénkt ze buiten spel te zetten, door ze letterlijk ‘buiten’ te zetten, op straat bij extreem-rechts, door ze met andere woorden te diaboliseren.

De liberale obsessie met grenzen en met identiteit is absurd. Grenzen zijn niet zo slecht : ze maken relaties en solidariteit mogelijk, zoals Derrida al opmerkte. Grenzen kunnen geopend worden.

Dankzij het neo-liberalisme zijn we in de postmoderne postpolitiek gesukkeld, waarin alle problemen blijkbaar van technische aard zijn, zodat ze alleen door staatsintellectuelen opgelost kunnen worden, niet door échte politici, laat staan door het volk !

Het volk… dat zo in handen kwam van de populisten.

Met het volk moet men natuurlijk oppassen. Men moet er nu ook niet mee beginnen dwepen, zoals de Beierse koning Ludwig werkelijk verliefd wordt op zijn lakei Volk (in : Visconti’s ‘Ludwig’).

Tegenover het volk moet men afstand bewaren. Dat kan door erover te discussiëren. Waarschijnlijk is het volk ook niet onveranderlijk en is enig pragmatisme niet slecht. Op het eerste zicht is N*A*O* wel gecharmeerd door Huub Dijstelbloems alternatief concept van ‘publiek’.

In elk geval moet het ‘volk’ erkend blijven en niet overgelaten worden, samen met de ‘natie’, aan rechts !

V.

Aangezien het unitair Belgische project niet bestaat, kan men er ook niet onvoorzichtig mee omgaan.

Zo wordt het N*A*O* dus gemakkelijk gemaakt, nu hij toch op dreef is, om zich alleen bezig te houden met de toekomstige Vlaamse Republiek.

Waarom nu ?

Moeten we ons in tijden van crisis nog bezighouden met oppervlakkige communautaire problemen ?

We bevinden ons inderdaad aan het begin van een diepe recessie, zoals de rest van de wereld. In rocktermen bevinden we ons terug begin jaren ‘80, toen men zei : ‘No future !’

En daar ligt juist het verschil. Op nationaal vlak is het momenteel zoals overal elders ter wereld bang afwachten en is er weinig toekomst.

Maar dankzij onze communautaire, id est democratie-problemen bestaat in België wel degelijk een toekomst, namelijk deze van de Vlaamse (en de Waalse) Republiek. Bij ons is er daarom toch werk aan de winkel.

In het westen hebben de neo-liberalen de postpolitiek ingevoerd : economische experts deden het casinokapitalisme draaien en plunderden het buitenspel gezette volk. Links en rechts deden er niet meer toe. Iedereen was blijkbaar akkoord. Het systeem crashte en nu bevinden we ons letterlijk in de ‘post’-fase. De zakken zijn gevuld. De staat mag terug op de voorgrond komen. Maar de leiders weten van geen hout pijlen maken, want ze weten niet eens of ze links of rechts zijn.

Alleen is het in België nog wat erger. Omdat de ingewikkeldheid van haar communautaire structuren effectief experts nodig heeft om het land te leiden, hetgeen onmogelijk geworden is voor gewone politici, is België niet alleen een surrealistisch, maar ook een postmodern land. Het ‘einde van de geschiedenis’ en de ‘val van het ijzeren gordijn’ vonden in ons land al plaats in 1830. Marx was er zelf verwonderd over.

Men heeft het Leterme en co genoeg verweten : dat ze niet meer ingewijd waren in het Brussels-Belgisch netwerk.

Welnu, wanneer het systeem ‘te moeilijk’ is geworden voor gewone politici, die ons vertegenwoordigen, en nood heeft aan experts, die wij niet verkozen, dan moet het systeem dringend aangepast worden.

Dus dankzij onze communautaire strubbelingen hoeven wij niet bij de wereldeconomische pakken te blijven zitten en kunnen we voluit gaan voor politieke vernieuwing.

In tijden van angstige stagnatie zal deze Vlaamse politieke bedrijvigheid bovendien aanstekelijk werken en zullen we onze buren op ideeën brengen.

Waarom nu ?

Nog een tweede antwoord : omdat de gewone staatshervorming te geleidelijk gaat en het establishment teveel de tijd geeft om zich te adapteren en Vlaanderen te recupereren, is het revolutionair elan hoogst noodzakelijk.

DUS :

Omdat deze nieuwe republiek een antwoord moet trachten te bieden op de nieuwe sociale problemen : zoals op de toenemende onmacht van de overheid en op de globalisering door dichter bij het volk te staan ; zoals op de impact van het casino-kapitalisme en het verval van onze verzorgingsstaat door resoluut voor een hyperborreïsch sociaal model te kiezen ; zoals op de verdergaande pogingen van het Brusselse kapitalistische establishment om België uit te melken door hen te verbannen.

Omdat Vlaanderen zijn verleden van gekoloniseerde slechts te boven kan komen door het democratisch deficit aan te pakken door de democratie te verdiepen en de parlementaire vertegenwoordiging aan te vullen met een direct-democratische onderbouw.

Omdat de Vlaamse republiek tegelijk de nationale soevereiniteit relativeert en naar Europa kijkt, als opstap naar een wereldregering, maar tegelijk van het ondemocratische en asociale Europa de grootste tegenstand moet verwachten, dient het front te vormen met andere lidstaten en regio’s en kan het juist toonaangevend worden in Europa én dus in de wereld !

Om al deze redenen prefereert N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, het Nihilistisch Anarchistisch Offensief, voor het onafhankelijke Vlaanderen de door Koenraad Elst gesmede republieksnaam ‘Dietse Direct Democratische Republiek’ ofte ‘DDDR’ [1] - [2].

 Aldus sprak N*A*O*,

‘Eerste Waalse Bergrede’,

Waterloo, 4 maart 2009

[1] In : Sanctorum, o.c.

[2] Voor Wallonië, de naaste buur waarmee het nieuwe Vlaanderen goede betrekkingen en een intense solidariteit dient te ontwikkelen, opent zich hiermee de mogelijkheid om zich broederlijk tot WDDR uit te roepen.