2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zondag 24 januari 2010

Minaretten in de DDDR

N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, kijkt nooit of nauwelijks TV, maar stelt nu zelf voor om volgende dinsdagavond op Kanaal Z in “De wereldverbeteraars” het gesprek met Vlerick professor Marc Buelens te volgen.


Waarom ? Blijkbaar ergert Marc Buelens zich, net als N*A*O* - die Buelens eigenlijk niet kent -, vooral aan machtsmisbruik. Om de wereld te verbeteren moet dus in de eerste plaats de corruptie uitgeroeid worden.




-1-   PARTICRATIE versus DIRECTE DEMOCRATIE


Marc Buelens vraagt zich af hoe onze democratie eraan toe is en hij vermoedt dat die zich in een overgangsfase bevindt. “Ik las onlangs een uitspraak van een of andere miss die zei : “Wij moeten als miss intelligente uitspraken doen, en politici moeten er goed uitzien voor de camera.” Zo zie je dat onze democratie stilaan de verkeerde accenten legt. Het domste wat we kunnen doen, is de democratie buitengooien. We moeten nadenken over alternatieven – en dan laat ik in het midden of dat met referendums is, of met internet, of met televoting of wat dan ook. Maar we moeten investeren in nieuwe vormen van democratie.” (Knack, 20 januari 2010)

De Naamloze Achter Ons maakt het zichzelf niet gemakkelijk door juist een Vlerick professor en vrije markt aanhanger op te voeren als promotor van nieuwe vormen van democratie.
In N*A*O*’s eigen vriendenkring is men afkerig van de Zwitserse directe democratie en traditie van referenda, die de Naamloze nog aanprees als laatste redmiddel van België, omdat enkel directe democratie Vlamingen en Walen kan verbinden, zodat een Belgisch identiteitsgevoel zou kunnen ontstaan (1).
Het gebruikte argument is dat de directe democratie de logica van de markt volgt, die zich dan niet meer beperkt tot de circulatie van commerciële goederen, maar zich uitstrekt tot de circulatie van vertogen, beelden, politieke ideeën en cultuurproducten.


In het derde deel van de Naamloze Groote Staatshervorming (1) werd dit argument, dat de bevolking in een referendum het slachtoffer is van het aanbod van aantrekkelijke en dus niet complexe oplossingen, gecounterd met het tegenargument dat ook de parlementariërs in onze vertegenwoordigende democratie nauwelijks weten waarover gestemd wordt.


N*A*O* staat voor een nihilistisch anarchistisch offensief, maar op dit punt lijkt hij telkens in het defensief gedrongen.
Maar niet geklaagd, aangezien het Naamloze motto luidt : Waarom iets gemakkelijk maken als het ook moeilijk kan ?
N*A*O* houdt er wel degelijk rekening mee dat een managementprof als Marc Buelens een voorstander zou kunnen zijn van de liberale ‘push button’-democratie, waarbij burgers elke ochtend na het opstaan hun PC opstarten en alle politieke beslissingen van die dag met een muisklik nemen, en een parlement overbodig acht.


De Naamloze onderkent dit gevaar, maar hij hoopt dat zijn vrienden, die het Belgische particratische status quo verdedigen evengoed zelfkritisch willen zijn.


Meer en meer schijnt het N*A*O* toe dat zij die de directe democratie verwerpen in naam van de complexiteit, zelf vervallen in het simplisme dat ervan uitgaat dat kritiek op de bestaande democratie anti-democratisch is.


De meeste bezwaren tegen referenda die men in de wandelgangen kan horen, zijn heel relatief.


“Zonder constitutionele toets is directe democratie een instrument van extreem-rechts.”
Akkoord, daarom blijft N*A*O* een constitutionalist, en weerhoudt hij - net zoals de Zwitsers overigens – referenda alleen als een middel om de bestaande representatieve democratie te verdiepen.


“Teveel referenda verstoren de rust van de burgers en de stabiliteit van het land, en veroorzaken stemmoeheid.”


Als men inzit met de rust van de burgers, moet men vandaag in de eerste plaats de paternalistische stemplicht afschaffen. (Die stemplicht wordt behouden omdat zij de illusie creëert dat er telkens een grote opkomst is bij verkiezingen en er dus geen kloof bestaat tussen het volk en zijn vertegenwoordigers.)
In België bestaat al het niet bindend referendum, waarvoor natuurlijk geen stemplicht geldt. (Dit wordt door onze politici onmiddellijk misbruikt door van een lage opkomst te spreken, in vergelijking met de nagenoeg 100 % bij verplichte verkiezingen.)
Laat de burger gewoon zelf beslissen over zijn rust, die trouwens roest.
Dit argument rammelt. Het wordt ook al gebruikt om in België de verschillende verkiezingen te laten samenvallen (in plaats van het absurd aantal parlementen te reduceren), terwijl bewezen werd dat er niet eens meer verkiezingen georganiseerd worden dan vroeger.
Uiteindelijk verraadt dit valse argument de angst van onze vertegenwoordigers voor de stem van de burgers. Het is hun rust en veel te goed betaalde job die ermee beschermd moeten worden. De ‘stabiliteit van het land’ is een eufemisme voor de status quo.


“Referenda kunnen een propagandamiddel zijn.”


Dit is mogelijk een belangrijk tegenargument omdat het stelt dat directe democratie de complexiteit van de problemen ontkent.
Propaganda is wel degelijk mogelijk voorafgaand aan referenda, maar N*A*O* suggereert toch voorzichtig te blijven met betrekking tot dit tegenargument.
Misschien moet iemand maar eens de besluitvorming in het dossier van de “Lange Wapper” ten gronde analyseren. Het referendum werd zeker en vast voorafgegaan door propaganda, zij het vooral vanwege de vereniging die de overheid vertegenwoordigde. De overheid heeft meer dan één studie besteld, maar de initiatiefnemers van het referendum bestelden een nog ernstiger studie.
Het gevaar van propaganda kan eventueel groter zijn bij referenda dan bij parlementaire verkiezingen, maar de vertegenwoordigende democratie wordt dan weer bedreigd door een ander, doch niet ongelijkaardig gevaar, namelijk de geprivilegieerde positie van het bedrijfsleven in de politiek.
Zonder het referendum was de “Wapper” er zeker gekomen.


Dit gevaar wordt grondig geanalyseerd door Charles Lindblom in zijn “Politics and Markets : The World’s Political-Economic Systems” uit 1977, dat jammer genoeg in de vergetelheid raakte.
De rol van het bedrijfsleven bedreigt het maatschappelijk pluralisme en hiermee de democratische kwaliteit van de publieke besluitvorming. Om dat duidelijk te maken ontkracht Lindblom eerst de vaak gehoorde stelling dat ondernemingen gestuurd zouden worden door de wensen van de consument en dus machteloos zijn.
Lindblom bespreekt verder de innige verweving van het bedrijfsleven en de overheid, zodat de politiek in feite gegijzeld wordt door het bedrijfsleven.
De machtspositie van de ondernemers ondergraaft de reeds relatief beperkte mogelijkheden van de burgers om, via democratische regels en procedures, invloed op het landsbestuur uit te oefenen. De invloed van het bedrijfsleven verloopt niet via electorale processen en ondernemerswensen zijn vaak in strijd met de voorkeuren van het electoraat.
Het resultaat is dat de hoogste sociaal-economische klasse en haar waarden maatschappelijk domineren en het electoraat indoctrineren. Het bestaande democratisch bestel is politiek impotent in dit licht.


Tegenstanders van directe democratie zeggen : “Referenda weerspiegelen de machtsverhoudingen niet.” Misschien, maar indirecte democratie doet dat evenmin.


De Naamloze Achter Ons weet wel dat de politieke potentie niet zomaar zal toenemen dankzij de invoering van directe democratie. Hiervoor zijn maatregelen nodig die rekening houden met, zelfs uitgaan van de verwevenheid van economie en politiek. Hiervoor volstaat de klassieke marxistische theorie en de eruit volgende toe-eigening van de productiemiddelen niet meer, omdat dan evengoed deze verwevenheid ontkend wordt en de politiek de markt vervangt.
Waar Marx voorstelde de arbeidsdeling op te heffen om de vervreemding tegen te gaan, stelt N*A*O* voor de kloof tussen producenten en consumenten te overbruggen. (2)

Dit neemt niet weg dat N*A*O* alle republikeinen oproept nog wat moeite te doen en alles in het werk te stellen om onze democratie te verdiepen – al is het maar als oefening in Belgisch perspectief of met het oog op de te stichten Direct Democratische Dietse Republiek. (3) Het is nogal duidelijk dat enkel oefening en frequent gebruik van referenda ons zal toelaten onze achterstand met de Zwitsers in te lopen.


Frequent gebruik van referenda zorgt trouwens voor correcties van eerdere referenda, zodat op die manier de machtsverhoudingen toch benaderd worden.


“Referenda houden geen rekening met het ‘middenveld’.”


Ook de vertegenwoordigende democratie houdt weinig rekening met het middenveld, en doet dat trouwens minder en minder. Zowel vanwege de symbiose van industrie en politiek, als vanwege de particratie. Wilfried Dewachter toont in “De mythe van de parlementaire democratie” aan waarom België bij uitstek het land van de particratie is. De Franstalige minderheid geniet niet alleen bescherming, maar zette haar negentiende eeuwse (ondemocratische) dominantie over de meerderheid om in meerdere vetosystemen. Om te kunnen regeren moeten deze ‘grendels’ en de permanente dreiging van een regeringsval voortdurend ontweken worden en moeten ingewikkelde coalities gevormd worden. Onze ‘pacificatiedemocratie’ werkt de particratie daarmee in de hand. Parlementariërs die zich niet aan de partijtucht onderwerpen, riskeren verantwoordelijk gesteld te worden voor de val van de regering.
Wanneer na de verkiezingen van 2007 een machtsvacuüm ontstaan was, bleek het parlement te bang te zijn om gelijk welk initiatief te nemen. Integendeel, onze vertegenwoordigers smeekten om een regering…
De Antwerpse zakenman Fernand Huts beweert dat België bestuurd wordt door maximaal vijftig mensen, die dikwijls niet eens verkozen zijn.
Volgens Bart de Wever is het parlement zelf “een arena van dertig mensen, - al de rest zit er bij voor spek en bonen.” (Humo, 21 oktober 2008)



“Referenda garanderen de rechten van de minderheden niet,” blijkt in België wel een heel cynische opmerking te zijn, waar de vertegenwoordigende democratie niet eens de rechten van de meerderheid garandeert !
Dat zoiets zich voordoet in een ‘democratisch’ land lijkt zeer moeilijk te begrijpen.
Het betekent dat zich achter de bescherming behoevende Franstalige minderheid in ons land een nog veel kleinere, maar zeer machtige minderheid verschuilt. (4)


In plaats van een particratie is België eigenlijk een oligarchie.
Om dit mogelijk te maken moet de Belgische staat voortbestaan en mag niets aan het toeval van de volkswil overgelaten worden.
Hier ligt de oorzaak van de angst voor meer directe democratie.


Anderzijds toont de geschiedenis van Zwitserland, dat na zijn stichting in de negentiende eeuw religieus verdeeld was tussen katholieken en protestanten en zelfs een regelrechte burgeroorlog kende, dat de katholieke minderheid in het land dankzij verschillende onmiddellijk op de burgeroorlog volgende referenda meer rechten verkreeg.


-2-   DE ZWITSERSE MINARETTEN


De Zwitsers hebben dus bij referendum besloten hun grondwet uit te breiden met de zin : “De bouw van minaretten is verboden.” Moskeeën mogen wel nog gebouwd worden en de vier bestaande minaretten moeten niet afgebroken worden.


In een sfeer van paranoïa – die evengoed kan ontstaan naar aanleiding van indirect democratische besluitvorming - beweren de tegenstanders van het verbod dat allerlei machinaties plaatsvonden voor het referendum.


Maar wat is eigenlijk de context van het Zwitsers referendum ?

Men schrijft de machinaties toe aan de ‘rechts populistische’ en grootste Zwitserse Volkspartij (DVC), die inderdaad het verbod steunde, maar nooit het initiatief nam voor een referendum.
Het initiatief kwam van de Evangelisch Christelijke Volkspartij, die geen enkele zetel heeft in het Zwitsers parlement.


Deze kleine lutheriaanse partij hangt een rechts-ecologische ideologie aan en eist respect voor het heilige Zwitserse landschap, waarin minaretten nu eenmaal niet passen.
De vierde (en laatste) minaret staat niet in een stad, maar in een bergdorp en is zichtbaar vanaf alle bergpassen uit de omgeving. De Zwitserse protestanten meenden dat God hun berglandschap vervloekt had en vroegen de mening van de burgers.
Het referendum is dus een fundamentalistisch-christelijk initiatief.


Dat onze Belgische Groot-Inquisiteur Jozef de Witte zich ook met de zaak zou bemoeien, daar heeft de Naamloze nooit aan getwijfeld, maar zijn uitspraak dat de uitslag van het Zwitserse referendum “een nederlaag voor de democratie” betekent, is zo absurd dat zij enige popanalyse behoeft. (5)


In het hierna volgende schitterende debat over de directe democratie tussen Christoph Blocher en Andreas Gross komt deze kwestie ook even op de proppen : minaretten verbieden is volgens sommigen een schending van de mensenrechten. (6)


Toch is dit volgens N*A*O* niet de kern van de hevige verontwaardiging over het Zwitsers besluit.


“Het is waarschijnlijk dat een dergelijk referendum in andere Europese landen tot min of meer hetzelfde resultaat zou leiden,” zegt Ian Buruma (NRC-Handelsblad, 3 december 2009) Volgens “Le Soir Magazine” zou in België vooral in Wallonië een ruime meerderheid tegen minaretten stemmen. (9 december 2009)
Daarom schrijft “Le Monde” terecht dat het Zwitsers referendum heel Europa aangaat. (2 december 2009)
Volgens “Le Monde” viseert het Europese volk geenszins de Islam, maar enkel de zichtbaarheid ervan.
De Duitse kanselier Merkel accepteert de uitspraak van de Zwitsers wel en erkent dat in Europa geen draagvlak bestaat voor het tolereren van de uiterlijke tekenen van de aanwezigheid van de Islam. In de lijn van Göttingen-prof Bassam Tibi’s voorstel om een Europese “Leitkultur” te definiëren in het kader van zijn “Euro-Islam”, vraagt Merkel een debat over de “Europese identiteit”. (7)


Het minarettenverbod kwam onverwacht omdat alle peilingen er ver naast zaten. Deze politieke blindheid, die in Europa enkel de Zwitsers kunnen corrigeren, verraadt de Europese angst voor de democratie.


Zolang Zwitserland vasthoudt aan het volksreferendum zal het nooit lid worden van de Europese Unie, die juist de afschaffing ervan eist als toetredingsvoorwaarde.
Deze ware reden duikt ook op in het hiernavolgend debat.


-3-   DIRECTE DEMOCRATIE : Het grote debat (8)


De oerdemocraten Andreas Gross en Christoph Blocher over de lessen van het minarettenreferendum. Beiden zijn vehemente voorvechters van de directe democratie – en bevechten elkaar nu verbeten wat betreft de grenzen van de rechten van het volk, en de interpretatie van de Grondwet. Ex-minister Christoph Blocher spreekt van een “dictatoriale reactie van de classe politique”, die de volkswil niet in praktijk zou willen brengen. Het Züricher SP-parlemenstlid Andreas Gross noemt hij een “pseudomonarch”. Deze verwijt Blocher weer “volksabsolutisme” en pleit voor een nieuwe commissie, die nieuwe volksinitiatieven zou onderzoeken op hun verenigbaarheid met de mensenrechten. Want het is “niet zeker dat de meerderheid zich nooit vergist”. Voor Blocher is de directe democratie “het correctief op de willekeur van regering en parlement”. Gross daarentegen opteert voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, dat de mensenrechten zou beschermen tegen de “tirannie der meerderheden”.
***

Na het Ja op het minarettenverbod, wordt er heftig gediscussieerd, hoe men met dat volksbesluit moet omgaan. Hebt u dit eerder al meegemaakt?

Christoph Blocher: Een dusdanig dictatoriale reactie van de classe politique, die op de avond zelf van de stemming al verklaarde, dat zij de volksbeslissing noch wilde, noch kon of mocht uitvoeren: dat is nieuw, maar wel typerend.

Hoe verklaart u dat?

Blocher: De grond van de zaak ligt bij de toenemende aandrang van de classe politique om het volk te slim af te zijn. Omdat men bij de EU wil komen, kan men de directe democratie niet meer hebben.

Ziet u dat ook zo, mijnheer Gross?

Andreas Gross: Helemaal niet. Zeker zijn er velen geschrokken van de uitslag. De beslissing wordt echter door iedereen aanvaard. Nochtans moet niemand om die reden nu maar berusten. Ook de rechterzijde heeft na de stemming in de UNO lucht gegeven aan haar ontevredenheid, en gedreigd met een referendum om opnieuw uit de organisatie te stappen. In de democratie geldt: na de stemming is het zoals voor de stemming. Het behoort tot het wezen van de democratie dat zij open is: men mag altijd op democratische manier terugkomen op dat wat eerder was beslist. Want er is geen zekerheid dat de meerderheid zich nooit vergist.

Blocher: We moeten niet in huichelarij vervallen (hij imiteert de stem van Gross): “Langs democratische weg en geplogenheid kan men gelijk welke beslissing opnieuw in twijfel trekken.” U wilt een democratische beslissing ignoreren! De woede van de bevolking richt zich tegen deze poging om de stem van het volk te ontkrachten. En in het vervolg zouden zulke initiatieven [i.e. referenda; die komen er namelijk op initiatief van de bevolking zelf] zelfs niet aan het volk worden voorgelegd, zoals wij nu zien bij het initiatief tot uitwijzing van criminele buitenlanders. Dat is dictatoriaal: het Parlement meet zich aan, te zeggen waarover het volk mag stemmen. En rechters, vooreerst ook nog eens vreemde rechters, zouden zeggen wat er zich in praktijk laat brengen, en wat niet. We hebben een duidelijke grondwettelijke bepaling: eenheid van materie en het dwingende Volkenrecht zijn de enige beperkingen bij volksinitiatieven.

Is er een duidelijke definitie van dit dwingend Volkenrecht?

Blocher: Jazeker. Conclusief. Daaronder vallen het verbod op foltering, slavernij, genocide en vijandelijke bezetting, het verbod op agressie tegen andere staten. Sinds 150 jaar al hebben wij goede ervaringen gehad met de directe democratie: zij is een bolwerk tegen despotisme en extremisme, ook als de kopstukken van de staat minder standvastig waren. In de tijd van het nationaalsocialisme en het communisme heeft het volk alle verleidingen weerstaan. Om die reden is de Zwitserse Volkspartij niet bereid om te wrikken aan de volkswil. De Zwitserse Volkspartij heeft vele verkiezingen verloren, maar heeft de uitslag altijd aanvaard.

Gross: U kunt mij niet verwijten dat ik de democratie buiten spel wil zetten!

Blocher: Toch wel, dat is net wat u wilt!

Gross: Onzin. De heer Blocher heeft daarentegen wel gelijk als hij zegt dat de kern van het dispuut ons begrip van democratie is.

Blocher: Het gaat om de directe democratie.

Gross: Precies. Interessant is het dat u van dictatuur en despotisme spreekt: het volk zelf namelijk heeft in de nieuwe Grondwet –die u, mijnheer Blocher, hebt bestreden– vastgelegd dat het niet despotisch wil zijn, en het heeft zichzelf overeenkomstige limieten gesteld. Zo staat daar expliciet dat het volk minderheden, en de grondrechten van elkeen zal respecteren. De vrijheid van godsdienst behoort tot de grondrechten. Daarom ook dat zovele mensen verontwaardigd waren na de stemming: omdat er nu aan het eind van de grondwet een bepaling ingevoegd zou moeten worden, die datgene wat daarvoor staat tegenspreekt. Deze tegenspraak willen velen niet voor lief nemen, maar corrigeren.

Blocher: Niet afwijken graag. Ik heb het over de ondemocratische niet-naleving van stembusuitslagen, en over het ongeldig verklaren van initiatieven zoals het initiatief over de uitwijzing [van criminele buitenlanders].

Gross: Wat helemaal correct en passend is, omdat wij al eens een gelijkaardig volksinitiatief om dwingende volkenrechtelijke redenen afgewezen hebben: omwille van het beginsel dat vluchtelingen niet aan een staat kunnen uitgeleverd worden waar zij vervolgd of gefolterd worden. Door dit beginsel van het “non refoulement”, dat nu eenmaal tot het dwingende Volkenrecht behoort, werd al in 1995 een volksinitiatief van de Nationale Actie ongeldig verklaard.

Vraag blijft om welke reden men het uitwijzingsinitiatief dan ongeldig wil verklaren, terwijl de regering en het parlement beide ogen gesloten hielden bij het minaretteninitiatief.

Gross: Ik heb in een motie gevraagd om ook het minaretinitiatief ongeldig te verklaren, maar wist dit niet gedaan te krijgen.

Blocher: De regering en de meerderheid van de Commissie van de Senaat hebben nog voor de stemming over het minaretverbod gestemd ten gunste van de geldigheid van het uitwijzingsinitiatief. Nu –na de aanname van het minaretinitiatief– wil men dit initiatief ongeldig verklaren, omdat men bang is dat de burgers ook de criminele buitenlanders willen uitwijzen.

Hoe komt het dat regering en parlement plots zo wankelmoedig zijn?

Gross: In Zwitserland is er geen traditie van interpretatie van grondwetsartikelen. Een rechter zou in het geval van het minaretinitiatief een afweging gemaakt hebben tussen de verschillende grondrechten, met het oog op de Mensenrechten-conventie. Het Parlement, dat over de toelaatbaarheid van initiatieven oordeelt, doet dat niet. Het voelt zich daar eenvoudig niet toe in staat. Toch pleit ik ervoor, dat wij in de toekomst initiatieven ook toetsen aan de kerninhoud van de Mensenrechtenconventie.

Blocher: (spottend) En wat kerninhoud is, bepalen de bijzondere theorieën van de heer Gross.

Gross: Dat zijn geen bijzondere theorieën.

Blocher: Feit is dat het minarettenverbod geen uitstaans heeft met de godsdienst- of gewetensvrijheid.

Gross: Toch wel, heel zeker.

Blocher: Dat zegt u.

Gross: …velen zeggen dat…

Blocher: Als een islamitische staat een kerktoren niet toestaat, dan gaat dit voor mij als christen de geloofs- of gewetensvrijheid ook niet aan. Als christenen vervolgd worden of gebedsruimtes gesloten, dan wel. Ik heb er wel alle begrip voor als een islamitisch land geen kerkklokken wil. Muezzin en klokken gaan niet samen. Maar wij vervolgen geen moslims, en laten hen hun gebedsruimten. Maar het volk heeft beslist: geen minaretten!

De moslims vinden dat discriminatie.

Blocher: Een verbod is voor diegene die het treft altijd een discriminatie. Maar mij gaat het om meer: de groeiende tendens bij de classe politique, om de Grondwet uit te hollen. Bij de stemming over het vrije personenverkeer heeft men twee zaken bijeengepakt –de uitbreiding en de verdieping–, waardoor een onvervalste stemming onmogelijk werd: men kon niet meer voor het ene, en tegen het andere stemmen.

Gross: Wat ook volkomen terecht was, aangezien beide ontwerpen verbonden waren. De EU had een verder gaan van het vrije personenverkeer nooit geaccepteerd als niet ook Bulgarije en Roemenië mee opgenomen werden. Het was feitelijk onmogelijk om de twee ontwerpen te scheiden.

Blocher: (luid) Excuus mijnheer Gross, maar dat beslissen wij zelf toch! Voor u geldt de mening van de EU nu al als rechtsnorm.

Gross: Neen, u kunt uw partner niet eenvoudig over het hoofd zien, de EU had dit nooit geaccepteerd.

Blocher: (nog altijd luid) Voor ons eenvoudige luiden, volstaat het dat wij niet in de EU zitten! Voor professoren zoals u ligt dat anders.

Gross: Nu wordt het wel pijnlijk: noch bent u een eenvoudige man, zomin als ik professor. U bent een van de rijkste Zwitsers, en een van de hoogste representanten van de politieke klasse, want ooit was u zelfs nog minister.

Blocher: De regering legde in verband met het vrije verkeer van personen volkomen correct twee ontwerpen voor aan het parlement. Het parlement bond ze snel samen in een nepverpakking, om een duidelijke uiting van de volkswil onmogelijk te maken! Toen al werd de democratie met voeten getreden – natuurlijk met “edele” motiveringen. Huichelachtige despoten hebben altijd “edele motieven”.

Gross: (wordt nu ook luid) Dit volstaat wel! Iedereen die niet uw mening deelt wordt zwart gemaakt. Noch uw voormalige collega’s ministers, noch ik zijn despoten.

Blocher: Ik meen het ernstig: er valt niet naast te kijken. De despoot herkent men bij een voor hem negatieve stembusuitslag. De democraat zegt daarentegen: “Ik was hier weliswaar tegen, maar het volk heeft anders beslist. Dat moet dan ook uitgevoerd worden.” Ik moest bij het initiatief over de hechtenis voor de camera’s komen en verklaren: “De beslissing is geldig, ik heb hier niets aan toe te voegen.”

U had wel problemen met het omzetten van het initiatief.

Blocher: Wat dan nog? Wij zijn niet verkozen om geen problemen meer te hebben. Het initiatief is in wet omgezet.

Met beperkingen.

Blocher: Ja, en? Wij hebben zo gehandeld, zoals wij aan het volk –in geval van goedkeuring– hadden voorzegd. Dat was zonder beperkingen niet mogelijk. Elk nieuw Grondwetsartikel moet in overeenstemming gebracht worden met de overige. De initiatief-neemsters en –nemers hebben mij bedankt, nadat de tegenstanders van het intiatief, tegen de wet in, hadden gepoogd om het initiatief niet om te zetten.

Juridische experten waarschuwen dat er in onze Grondwet nu princiepsbepalingen staan die elkaar tegenspreken.

Blocher: Daar is niets buitengewoons aan. Wij hebben bijvoorbeeld de vrijheid van handel en beroep in de Grondwet gewaarborgd. Tegelijk bevat de Grondwet vele bepalingen die deze vrijheid tegenspreken. Bij de vrijheid van geloof en geweten was er van 1848 tot 1999 het verbod op de Jezuïetenorde, nochtans gold die vrijheid toch. Omdat het minarettenverbod aangenomen is, is het niet in tegenspraak met de Grondwet.

Gross: Wat de heer Blocher zegt spreekt voor zich: van de Grondrechten kan er geen enkel als absoluut gelden, het is eerder zo dat het ene tegen het andere opbotst. Intussen blijf ik erbij, dat er met het minaretverbod een discriminatoir artikel is ingevoegd, dat de grondwettelijke, en door de Conventie van de Mensenrechten beschermde vrijheid van godsdienst tegenspreekt. Voor mij is evenwel volgend punt van belang: allen die niet zijn mening delen, bestempelt de heer Blocher als despoten.

Blocher: …Nee, niet allemaal, maar wel diegenen die de volkswil miskennen, die “daarboven”.

Gross: Wie daarboven wel? U was toch een van hoogsten daarboven.

Blocher: (lacht) U hebt gelijk: bovenaan hoort het volk te staan. De Soeverein. Bijgevolg bent u het, en zijn het de volksvertegenwoor-digers die onderaan staan, die despotisch zijn.

Gross: Wat u oproept is een volksabsolutisme. Terwijl wij in de Grondwet bewust verwezen hebben naar de Conventie van de Rechten van de Mens. In 1974, toen het vrouwenstemrecht eindelijk erkend was, konden wij ons bij die conventie aansluiten. Hier gaat het om die kern van de mensenrechten, die geen staat mag inperken. Dat was de les uit drie grote oorlogen tussen 1870 en 1945.

Blocher: Maar dat is theorie. Daar heeft niemand bezwaar tegen.

Gross: Neen, dat is volkomen praktisch en werkelijk: geen staat heeft in Europa nog het recht om een mens te kortwieken in zijn meest fundamentele grondrechten. Wij hebben ons onderworpen aan het Mensenrechtenhof, omdat wij gezegd hebben dat ook wij aan deze verworvenheid deel wilden hebben. Elke burger kan zich tot die rechtbank wenden, als hij gelooft dat zijn rechten geschaad worden. Dat zijn geen vreemden, maar internationale rechters, ook Zwitserland heeft daar een vertegenwoordiger.

Blocher: Mag ik nog iets zeggen?

Gross: Ik weet, dat u een dergelijk gerechtshof vandaag niet meer zou accepteren. Maar men moet inzien na welke lessen het tot stand is gekomen. Bij het minaretteninitiatief wisten wij dat het voor het Mensenrechtenhof niet stand zou houden. Om de directe democratie te beschermen had men het dus ongeldig moeten verklaren. De directe democratie wordt immers beschadigd als men het volk laat stemmen over iets dat men helemaal niet uitvoeren mag. Dat wilde ik verhinderen. De directe democratie ligt me na aan het hart, want de volkssoevereiniteit mag niet teruggebracht worden tot het verkiezen van vertegenwoordigers, maar de burgers moeten zelf direct kunnen ingrijpen in het constitutioneel en wetgevend werk.

Hoe komt het dat men de directe democratie wel op kantonaal niveau kan inperken, maar niet op federaal niveau?

Blocher: Er zijn pogingen om de mensenrechten een extensieve interpretatie te geven – vanwege parlementsleden, vanwege de ambtenarij en de gerechtshoven. Langs die weg wil men de volkswil in Zwitserland inperken. De geschiedenis heeft al aangetoond dat het volk trouwer was aan de grondrechten en de democratie dan administraties en parlementen. De geschiedenis leert ook: staatsmacht streeft naar steeds meer macht ten koste van de burger.

Gross: Dat is dan ook theorie.

Blocher: Neen, realiteit.

Nogmaals, hoe komt het dat men enkel op kantonnaal niveau een eis voor ongeldig kan verklaren?

Blocher: Omdat kantons geen soevereine staten zijn. Kantons mogen enkel stemmen over zaken die hen zijn voorbehouden. Maar Zwitserland is een soevereine staat. Hij moet enkel met het dwingende Volkenrecht rekening houden.

Behoort het non-refoulement-gebod tot het dwingende Volkenrecht?

Blocher: Neen.

Gross: Toch, wis en zeker.

Blocher: Het non-refoulement-gebod geldt niet absoluut. Als bijvoorbeeld een zware crimineel onze veiligheid in gevaar brengt, dan geldt het verbod op uitwijzing slechts beperkt. Maar wat het federale gerecht met zijn extensieve interpretaties doet, dat weten wij niet.

Gross: In 1995 heeft men met dit argument het NA-intiatief ["Maat houden bij de immigratie"] ongeldig verklaard. U, mijnheer Blocher, was toen volksvertegenwoordiger ["Volksraadslid"is een specifiek Zwitserse term] en hebt daarmee ingestemd.

Blocher: Dat was een ander geval. Het ging om vluchtelingen – niet om criminelen! Daarom hebben zowel de regering als ook de raadgevende commissie ons initiatief voor geldig verklaard. Tot aan de laatste zondag van het referendum. Nu wil men plots de democratie ondergraven, en het initiatief niet toelaten.

Gross: Het gaat er mij niet om de democratie te ondergraven, maar hierom: haar zo gestalte te geven dat zij geen fundamentele rechten schendt.

Blocher: En mijnheer Gross bepaalt dat minaretten grondrechten zijn.

Gross: Neen, dat zegt de commentaar van Mark Villiger, de Züricher professor mensenrechten, die in Liechtenstein rechter is aan het Mensenrechtenhof. Daar houdt men het voor vaststaand dat een minarettenverbod tegen de godsdienstvrijheid ingaat. Dat is niet een “extensieve uitlegging”, maar een correcte interpretatie van de godsdienstvrijheid.

Blocher: De kiezers zijn een andere mening toegedaan. Zij hebben beslist. Dat geldt! Als men dat niet wil, moet men de Conventie van de Mensenrechten opzeggen, en opnieuw onderschrijven met een aangepast voorbehoud.

Gross: Dat zou voor Zwitserland een schande zijn, en een feitelijk isolement.

Blocher: Voor de classe politique zou het wellicht een schande zijn. Voor ons is dat de eerbiediging van de volkswil.

Tegenwoordig verklaart het parlement met zijn wisselmeerderheden initiatieven voor geldig of ongeldig. Kon dat niet beter aan een andere instantie overgedragen worden?

Blocher: Wie zou de burgers meer respecteren? Ook het Bondsgerecht houdt zich vandaag in vele gevallen niet meer aan de scheiding der machten, maar maakt te pas en te onpas zelf recht.

Gross: Dat is opnieuw een van uw typische insinuaties – enkel omdat u het vaak oneens bent met het Hof!

Blocher: Er zouden tal van voorbeelden gegeven kunnen worden. Het Bondsgerecht is niet de belichaming van de zuivere rechtspraak en de feilloosheid.

Gross: Of een initiatief geldig is of niet, zou een puur rechterlijke toetsing moeten vaststellen. Dit is duidelijk een geval voor de rechterlijke macht. In Zwitserland is dat niet zo geregeld, omdat men zegt dat de burger op elk moment en via het kieshokje zich tegen een besluit van het parlement kan teweerstellen. Dat is echter enkel nog in beperkte mate mogelijk, omdat men niet voortdurend initiatieven of referenda kan organiseren. Bij de intensiteit waarmee men vandaag wetten moet aftoetsen aan Recht van hogere orde, is met dit systeem niets meer aan te vangen. Misschien zou men, zoals in Frankrijk, met dit doel een nieuw college in het leven moeten roepen, bestaande uit voormalige parlementsleden en rechters.

Blocher: Alweer een nieuw college? Hou eindelijk eens rekening met de volkswil, en dan zult u niet voortdurend behoefte hebben aan nieuwe artificiële constructies. Het correctief op de willekeur van regering en parlement is het referendum. Alleen moeten die opnieuw ernstig genomen worden, en moet men zich niet te zeer op het buitenland richten. In het jaar 1848 hebben de Europese naties ook gedreigd: “Als jullie een zo democratische grondwet maken, dan bezetten we jullie land.” Er werd druk uitgeoefend. Net zoals vandaag: voor de buitenlandse regeringen komt het niet te pas dat ons volk kan stemmen over een onderwerp als de constructie van minaretten, en nog eens tegen de overheid in kan beslissen.

Gross: (verontwaardigd) Dat is een ongelooflijke belediging van onze buren! Ik protesteer ertegen dat landen van vandaag, die democratisch zijn, en Rechtsstaten, vergeleken worden met de absolutistische en mensenverachtende periode van Metternich. Komt nog bij dat Zwitserland de gunstige afloop in 1848 ook te danken had aan de revolutionairen, die in Wenen, Parijs en Berlijn de straat opgingen en zo verhinderden dat deze landen konden interveniëren. (9)

Blocher: Ook vandaag staan die burgers aan onze kant, maar niet de classe politique. De reacties vanuit het buitenland op de goedkeuring van het minarettenverbod tonen dit aan. Onze nabuurlanden zijn evenwel geen directe democratieën.

Gross: Ik strijd al twintig jaar voor meer directe democratie in Europa.

Blocher: En op dit moment strijdt u samen met andere pseudomonarchen voor de inperking van de directe democratie in Zwitserland.

Gross: U bent tot niets anders in staat, dan om alles wat anders denkt te discrediteren! Ik wens de directe democratie niet in te perken, maar compatibel te maken met de mensenrechten – zodat ze in Europa een kans maakt.

Blocher: Het recht om te kiezen is voor veel burgers ook een mensenrecht. En Zwitserland staat steeds weer voor dezelfde fundamentele vraag: willen wij onafhankelijk blijven? De bevolking wenst die onafhankelijkheid – de meeste politici niet. Deze laatsten willen onze staatinrichting een dusdanige vorm geven, dat Zwitserland tot de EU toetreedt.

Gross: Zwitserland kan helemaal niet meer autarkisch voortbestaan. Dat beseft u als internationale ondernemer heel goed. Onze soevereine beslissingsmacht wordt krachteloos van zodra het om transnationale zaken gaat. Daarom moeten wij de afzonderlijke soevereiniteiten bij elkaar leggen, want samen staat men sterker dan elk voor zich. Dat toont de Libiëcrisis wel aan. Omdat wij lid zijn van de Schengengroep konden wij in heel Europa een inreisverbod voor Libische vertegenwoordigers bewerkstelligen. Pas dit heeft Khadaffi serieus pijn gedaan.

Blocher: En de gijzelaars zijn er nog altijd!

Leidt de globalisering er toe, dat de speelruimte voor nationale wetgeving kleiner wordt? Zwitserland sluit altijd maar meer staatsverdragen af, en het Volkenrecht ontwikkelt gestaag. Is dat een reden voor de toenemende problemen met de volksraadplegingen?

Blocher: Er zijn altijd maar meer mensen die menen dat zij het Volkenrecht moeten ontwikkelen. Dat zijn moderne voogden, die op kousenvoeten komen. Want zij zetten onze eigen handelingsruimte buiten spel. Wat het Volkenrecht precies inhoudt is niet te vatten.

Gross: Het Volkenrecht wordt door elke staat geratificeerd, ook door Zwitserland. Het is dus wel degelijk te vatten en democratisch gelegitimeerd. Vervolgens zijn het geen voogden die onze speelruimte inperken, maar de globale markt. Tot goed 60 jaar geleden kon binnen een nationale staat de democratie nog grenzen stellen aan de markt. Dat is niet meer mogelijk. Om de beloften van de democratie vandaag te realiseren, is uw nationaal-conservatieve soevereiniteitsthesis ongeschikt. Democratie en soevereiniteit moeten vandaag op een internationale leest geschoeid worden. Dat moet vooreerst op Europees niveau geschieden en aansluitend –zoals bijvoorbeeld voor de klimaatverandering– op globaal niveau.

Blocher: Van zulke wereldregering moet ik niets hebben. Waar zouden de burgers dan kunnen meepraten op dat globale niveau? Waar? Grootheidswaanzin is dat. De EU op zich is al een foute intellectuele constructie: ze is bureaucratisch, onoverzichtelijk, ondemocratisch. De burgers staan machteloos!

Gross: En u discrediteert de directe democratie, als uw partij zoals bij het uitwijzingsinitiatief aan het volk initiatieven voorlegt die later door het Hof voor de Rechten van de Mens verbroken zullen worden. Dit Hof beschut de mensenrechten tegen de tirannie van meerderheden.

Blocher: En u hebt angst voor de „tirannie van het volk“. De moderne geschiedenis laat evenwel zien dat een volksstemming nog nooit grondrechten heeft afgeschaft.

Gross: In 1959 hebben Zwitserse mannen het vrouwenstemrecht afgewezen. Dat was een meerderheidsuitspraak tegen de grondrechten. Het was niet anders bij het interneringsinitiatief [2004, ”Levenslange internering voor niet-behandelbare, extreem gevaarlijke seksuele en geweldmisdadigers”], bij het initiatief rond de niet-verjaring [2008, "Voor de niet-verjaarbaarheid van pornografische strafbare feiten in verband met kinderen"], en nu bij het minaretteninitiatief. Des te meer is het betreurenswaardig dat er voorafgaand aan het minaretteninitiatief geen breed debat heeft plaatsgehad. Want de discussie over een beslissing, is van doorslaggevend belang voor de waarde ervan. Misschien is dit wel het eerste volksinitiatief waar naderhand meer over werd gediscussieerd dan ervoor.

-4-   VRIJHEID VAN GODSDIENST

Het Zwitserse referendum en de Europese hypocrisie (10)

Édouard-M. Gallez (11)


In een referendum, aldaar “votation” geheten, hebben de Zwitsers op 29 november laatstleden bij meerderheid beslist om de constructie van nieuwe minaretten op Zwitsers grondgebied niet langer toe te staan. Of men het wil of niet, maar in de publieke ruimte vormen zulke constructies een aanwezigheid die niet tot het lokale beperkt blijft; a priori lijkt het dus niet buitenissig om het publiek te consulteren.
Nochtans riep de idee zelf van een dergelijk referendum al een golf van veroordelingen op vanwege de grote media, en het positieve resultaat ervan werd afgekeurd, dit in naam van de vrijheid van godsdienst.
Nu had, begin van diezelfde maand, het Europese Hof voor de Rechten van de Mens de aanwezigheid van kruisbeelden verboden in de openbare scholen in Italië, en dit eveneens in naam van de vrijheid van godsdienst; dit decreet krijgt de goedkeuring van dezelfden die het houden van het Zwitserse referendum bekritiseerden!
Een paar dagen na dit laatste, stelde een Spaanse parlementaire commissie voor om een wet voor te bereiden die kruisbeelden uit de publieke scholen zou bannen, terwijl het Poolse parlement een protestnota in de omgekeerde zin goedkeurde, en dan, op 17 december raakten de Europese parlementsleden verdeeld over het recht van een Europese instelling om tussenbeide te komen tegen “symbolen [die] tot de traditie behoren, de identiteit [van een natie] uitmaken, en tegelijk een aspect van eenmaking zijn voor een nationale gemeenschap” (12).
Dit project van Europese resolutie bood nochtans het voordeel dat het debat werd weggehaald van de notie “godsdienstvrijheid”, een begrip dat een gevaarlijk variabele invulling krijgt, al naargelang het gaat om het aanmoedigen van religieuze symbolen in de openbare ruimte, als zij islamitisch zijn, of om ze te verbieden als zij christelijk zijn. Deze houding toont aan hoezeer een aantal stellingnamen door angst waren ingegeven, dat wil zeggen, door dreigingen die men had geïnterioriseerd, in dit geval dus een ongegronde angst. Bepaalde groepen van islamisten maken geen geheim van hun intimidatiestrategie, bedekt of onbedekt – dat is hun handelsmerk. De feiten hebben eens te meer aangetoond dat vrees een slechte raadgever is.

Godsdienstvrijheid en vrijheid “van de godsdiensten”

Onze opzet is niet om de verantwoordelijken van de politieke en journalistieke milieus aansprakelijk te maken, al hebben zij in deze kwestie zeker blijk van hypocrisie gegeven. Hun onafhankelijkheid is zeer beperkt zoals men weet, en men weet ook dat de media ondernemingen zijn, die vandaag verder niets méér kunnen dan de positie weergeven van diegenen aan wie zij toebehoren. Veeleer is het concept zelf van vrijheid de vraag, de “religieuze” of die “van de religies”, want het werd in twee tegengestelde richtingen gehanteerd. Rondom dit concept heeft de hypocrisie zich genesteld, op twee niveaus.
Ten eerste, de idee om één verzameling te maken, “de religies” geheten, is geboren in de context van de ideologie van de Verlichting, vervolgens in die van het positivisme van de XIXde E.: in een schijn van wetenschappelijkheid (sociologische wetenschappelijkheid meer bepaald), kwam het er op aan, om ook de atheïstische positie een grondslag te geven, tegenover de “religies” dus (geconceptualiseerd als één blok) (13). Maar wat is het concept zelf van “religies” (in het meervoud) waard? Het is niemand ooit gelukt het te definiëren. Erger: men durft zelfs geen poging meer aan, om zich een beeld te vormen van wat er misschien gemeenschappelijk zou zijn in alles wat onder religie gecatalogeerd wordt, de islam en het traditionele hindoeïsme bijvoorbeeld. Toch blijft men dit begrip gebruiken, ook al is het leeg zoals alle onderzoekers beseffen.
Dit eerste niveau van hypocrisie heeft verstrekkende gevolgen: wil men “religie” definiëren als een voorstelling van de wereld met centraal daarin een heilsgeschiedenis die zich moet voltrekken (wat ongeveer het geval is voor het joods-christelijke systeem, en vast en zeker het geval voor alle politiek-religieuze fenomenen die later zijn verschenen, maar geenszins voor de geloofssystemen en riten van eerdere datum), dan zou men moeten zeggen dat het atheïsme een religie is, of minstens het leven heeft geschonken aan diverse systemen die volslagen religieus zijn, die zich beroepen op getrouwe volgelingen, die een “geloof” bezitten in een of meerdere heilbrengers, en die verenigd zijn in “partijen”. Zoals daar zijn het positivisme, het communisme, of nog andere. Raymond Aron heeft over “seculiere religies” gesproken, terwijl Marcel Gauchet de benaming “antireligieuze religies” verkiest. Niettemin raken hun analyses niet over de muur van de huidige media, die het publiek om de oren blijven slaan met het concept “religies”, tegengesteld aan dat van het atheïsme, of liever –vernieuwing kan nooit kwaad– aan dat van het “burgerschap”, hetgeen niets anders is dan het neoliberale atheïsme, new look.

De mythe van de gemeenschappelijke basis

Het andere niveau van de hypocrisie hangt samen met het gebruik zelf van het concept: dit bestaat erin een denkbeeldige gemene basis te ontwerpen tussen “de religies”, daarbij hun radicaal uiteenlopende verschillen negerend, in het bijzonder die tussen het christendom en de islam. Dat is de manier waarop het moderne atheïsme zich altijd heeft gerechtvaardigd (door het ene én het andere te verwerpen), en meer in het bijzonder in de neoliberale vorm ervan die vandaag overheerst.
Gaat het hier om een wetenschappelijke houding? Die zou er eerder naar streven om elk van de fenomenen waarvan sprake te begrijpen vanuit hun respectieve teksten en hun geschiedenis.
Niet voor niets heeft het “islamitische” fenomeen de naam islâm aangenomen, wat onderwerping betekent: in alle eigenlijk “islamitische” processen schuilt een meester-slaafmechanisme, of het nu gaat om de houding tegenover God (die fundamenteel is), of over maatschappelijke, zelfs familiale of huwelijksverhoudingen (die daar een uitvloeisel van zijn). Het beeld van de God die de mens verplettert bepaalt het ideaal dat moet worden nagestreefd op de aarde, een aarde die aan Hem onderworpen moet zijn (14).
Aan de andere kant bevindt zich het christelijke ideaal, gebaseerd op een Bijbelse voorstelling van God, die van haar kant totaal verschillend is. Deze paar passages uit de Evangeliën –de woorden van Jezus– zijn karakteristiek :

Lucas 12, 37: Gelukkig zijn de knechten die de heer wakend aantreft bij zijn komst. Ik verzeker jullie dat hij zich omgordt, hen aan tafel nodigt en rondgaat om hen te bedienen.
Lucas 17, 10: Zo moeten ook jullie zeggen, als je alles hebt gedaan wat je werd opgedragen: “Wij zijn maar slaven; we hebben gedaan wat we moesten doen.” (15)

Sterker dan dit kun je het ideaal van de dienst van God en de naaste niet uitdrukken:

Matteüs 20, 25-28 (ook Marcus 10, 42 e.v.): Jullie weten dat de leiders van de volken heerschappij voeren over hen en de grote mannen hun gezag laten gelden. Zo moet het onder jullie niet zijn. Integendeel, wie groot wil worden onder jullie, moet jullie dienaar zijn, en wie onder jullie de eerste wil zijn, moet jullie slaaf zijn. Zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en om zijn leven te geven als losgeld voor velen.
Matteüs 23,11: De grootste van u zal uw dienaar zijn. 12 Wie zich verheft, zal vernederd worden, en wie zich vernedert, zal verheven worden.
Lucas 22, 26: Bij jullie mag dat niet zo zijn. De grootste van jullie moet de minste worden, en de leider de dienaar. 27 Want wie is het belangrijkst? Die aan tafel ligt, of die bedient? Die aan tafel ligt toch zeker! Maar Ik ben in jullie midden de dienaar.12

Elke socioloog of antropoloog zou hierin het principe moeten ontwaren, dat de christelijke verwezenlijkingen inspireert die aan de basis van de sociale vooruitgang liggen: als een samenleving –of dat nu in het Oosten is of het Westen– er naar streeft om zich als ideaal de onderlinge dienstbaarheid te stellen, dan maakt zij snel vooruitgang, inbegrepen op het vlak van de kennis, zelfs al wordt zij daarom nog geen ideale samenleving. Wanneer echter, er zulke principes binnensluipen of zich allengs opdringen, als daar zijn verrijking ten koste van alles, of onderwerping aan hen die beweren de sleutels van de toekomst in handen te hebben: op dat moment gaat de civiele maatschappij snel ten onder, ten voordele van een kleine groep, en het leven van de meerderheid slaat om in een nachtmerrie.

De Plek van de Rede

Het amalgaamdenken, tekenend voor een concept als “de religies”, is het meest schadelijke aspect van de hypocrisie. Er kan geen gerechtigheid, noch een Staat bestaan die aan de rationaliteit voorbijgaat. En de rede zegt ons juist dat de principes die aan de basis liggen van respectievelijk het christendom en de islam elkaars tegengestelde zijn, en bijgevolg heeft het burgerlijke gezag het recht en de plicht om hiermee rekening te houden. De zorg om het gemeenschappelijk welzijn gebiedt om het eerste te begunstigen, terwijl er ten aanzien van de tweede zich een grote reserve opdringt (en de Staat hoeft die alvast niet te subsidiëren).
De vreemdeling ontvangen, dat betekent: hem toelaten om het beste van zichzelf aan te brengen, hem ook passend te vergoeden, en ook, hem helpen om zich te ontdoen van de conditioneringen die een bedreiging vormen, zowel voor hemzelf en zijn familie als voor de maatschappij die hem ontvangt. Het is bij dit licht en onder deze analyse dat de vraag rond de vermenigvuldiging van minaretten in de publieke ruimte dient te worden gezien, ingebed in een algemene politiek betreffende deze ruimte (die al te vaak aan de commerciële reclame wordt verkocht, die evengoed betwistbaar is). (16)
Elke andere stellingname beantwoordt niet aan de rede, maar eerder aan zekere a-priorismen van affectieve of ideologische aard, en onder de laatstgenoemde is het concept van “de religies” niet het geringste.
Het standpunt van de Zwitserse bisschoppen (17), zoals op 2 december naar voren gebracht, weerspiegelde dergelijke apriorismen, met nog een kruideniersreflex er bovenop: zij zagen in het oordeel van het Europees Hof en in het referendum een gemeenschappelijke “drang om de zichtbaarheid van religies te beknotten”, alsof, hemel! de Zwitsers plots van plan waren om zich tegen hun klokkentorens te keren. Laten we ernstig blijven. Als er van een bedreiging sprake is, dan zou die veeleer er in bestaan om het referendum af te keuren en tegelijk het vonnis van het Europese Hof goed te keuren, volgens een heimelijke logica die aan de ene kant de culturele identiteit van de bevolking viseert (want door sommigen werd onderstreept) en die aan de andere kant wil bijdragen aan de greep van islamitische groeperingen op de maatschappij. Deze logica van de manipulatie kan men aan het werk zien onder autoritaire niet-Europese regimes… met name in Algerije sinds 1984, toen de machthebbers tegelijk hun politiek van islamisering en arabisering hebben gelanceerd om de bevolking beter onder controle te krijgen – we weten wat voor verschrikkelijke burgeroorlog daar is uit voortgekomen.
Maar dit oordeel is voor de Zwitserse bisschoppen te ingewikkeld wellicht. Is er ergens een barmhartige ziel te vinden, die hen in simpele bewoordingen kan uitleggen: 1/ dat “de religies” niet bestaat 2/ dat de vóór-christelijke cultussen geen uitstaans hebben met de post-christelijke fenomenen (en in de tussenperiode is er het judeo-christendom geweest, dat zij verondersteld zijn te kennen), en, 3/ tenslotte, dat hun mooie, politiek-correcte intenties, die niemand hen zal betwisten, zelden naar het paradijs leiden?

Nog een laatste punt: geen mens vraagt hen om aanwezig te zijn bij een eerstesteenlegging van een moskee – excuus, het was in een land ten westen van Zwitserland dat dit is voorgekomen.

-5-   DE EUROPESE MUILKORF

Moslims zijn te lichtgeraakt
In Europa staat men sneller met een muilkorf klaar
dan met eender welk tegenargument (18)

Hamed Abdel-Samad (19)


Europa's uiteenzetting met de islam staat nog in zijn kinderschoenen. Kinderachtig zijn in elk geval de eisen en de ambities van vele euromoslims. Vaak wordt de stembusuitslag, waarmee de Zwitsers zich tegen de bouw van minaretten uitspraken nu  verrassend genoemd, maar voor mij komt die uitslag geenszins als een verrassing. Die uitslag is een natuurlijk gevolg van het uit elkaar drijven, wat betreft het onderwerp islam, van de politieke wereld en de openbare mening in heel Europa.

Terwijl grote delen van de Europese bevolking gerechtvaardigde angsten koesteren voor de islam, zien de meeste politici de jongste Abrahamitische religie (20en haar aanhangers als een bestanddeel van Europa. Slagkrachtige argumenten voor deze stelling leveren ze aan hun bevolking echter niet.

Uit angst, of uit politieke en economische berekening, bedrijven zij een politiek van appeasement tegenover de islam, terwijl de angsten van de eigen bevolking uit het politiek debat weggedraaid worden. Enkel in het kader van een schijnheilig integratiediscours duiken deze bezwaren in vermomde vorm weer op. Iedere politicus die het waagt om zulke zaken openlijk ter discussie te stellen, wordt onmiddellijk populisme en stemmingmakerij voor de voeten geworpen. Tegen de betroffenen zal een klacht van de Grünen (21), wegens opruiing van het volk, meestal niet lang op zich laten wachten. En zo is de muilkorf sneller in gereedheid gebracht dan gelijk welk tegenargument. Wat is daarvan het gevolg? Het volk zelf  raakt opgehitst, en de angst voor de islam slaat om in ressentiment.

Volgens Nietzsche ontstaat ressentiment uit het subjectieve gevoel voortdurend onrechtvaardig te worden behandeld. Dat brengt hem ertoe de psychologie van het ressentiment te zien als een zelfvergiftiging door een onvoltrokken, afgeremde wraak. Wraakgedachten die niet tot uitvoering komen, zijn volgens Nietzsche vergelijkbaar met een koortsopstoot die men niet kwijtraakt. Deze metafoor verklaart zowel de anti-Europese ressentimenten bij de moslims, alsook de anti-islamitische ressentimenten van de Europeanen. Beide zijn het gevolg van een eeuwenlange koortsaanval die in wantrouwen, oneerlijkheid en niet ten uitvoer gebrachte woedeaanvallen voedsel vindt.

Acht jaar geleden besloot een woedende moslim om aan zijn wraakgevoelens de vrije teugel te geven, en blies hij de Twin Towers in New York in de lucht. Hij heeft de toon gezet, en sinds die dag dansen wij allen naar zijn pijpen. De Deense krant “Jyllands Posten” antwoordde vier jaar later, en plaatste een bom in de tulband van de profeet. Boze moslims gingen de straat op en gooiden molotovcocktails naar Westerse ambassades, om zo het verwijt van terrorisme aan het adres van hun profeet af te wentelen.
Kort daarop, in zijn voordracht in Regensburg, verweet de paus aan de islam onredelijk en gewelddadig te zijn. Alweer kwamen, om dit verwijt te ontzenuwen, moslims de straat op, onredelijk en gewelddadig.

“Jyllands Posten” had met zijn Mohammedkarikaturen een taboe doorbroken, en zo had het land zijn maagdelijkheid verloren. Het ziet er nu naar uit, dat ook Zwitserland  zijn onschuld is kwijtgeraakt.
Ik ben de beide landen daar zeer dankbaar voor. Deze twee gebeurtenissen hebben niet een nieuwe werkelijkheid tot stand gebracht, maar zij hebben wel de gemoedstoestand van beide kampen verduidelijkt. Europa heeft angst voor de islam, en moslims weten niet hoe zij daarop moeten reageren. De muilkorven die de moslims aan de islamcritici wilden voorbinden, hebben een precies tegengesteld effect. De islamitische overgevoeligheid voor kritiek deed een verkrampte strijdcultuur ontstaan, waar duidelijke meningen ongewenst waren.

Na de elfde september, stelden de islamitische gemeenschappen in Europa zich tevreden met wat lippendienst aan de democratie, en voor enige opheldering kwam er van hun kant nauwelijks wat.
Alsof er niets was gebeurd, forceerden zij verder de bouw van opvallende moskeeën, zonder de plaatselijke bevolking daar ruimschoots op voor te bereiden. Vaak gingen zij met de koevoet het debat aan, en op de angsten en bezwaren van hun buurman gingen zij niet in. In plaats van het debat aan te gaan, zijn de meeste moslims in Europa met zichzelf in de weer. Door hun ondoordachte verdediging van de islam, en door hun hoogstens weifelend afstand nemen van het terrorisme, lieten zij tegenover henzelf de angst en het wantrouwen van de Europeanen woekeren.

Denemarken en Zwitserland zijn hun maagdelijkheid kwijt, en dat is net goed. De kleine staten zijn begonnen, en weldra zullen ook de grote volgen.
Ook als het velen slecht uitkomt, vind ik het beter als mensen luid en duidelijk zeggen hoe zij over de zaken denken, en wat hun ervaringen zijn. Pas dan kun je hen een antwoord geven.

Mijn hoop is, dat moslims in Zwitserland en overal ter wereld dit keer anders zullen reageren, en de stembusuitslag van de Zwitsers zullen zien als een gelegenheid tot een gedifferentieerd debat zonder grote emoties.
Ook hoop ik, dat  Zwitsers en Europeanen zullen inzien dat de bouwstop voor minaretten of moskeeën geen bijdrage kan leveren in de strijd tegen de fundamentalistische islam. Want het helpt helemaal niet om zijn kind zijn bal af te pakken, als Ali zelf mij met een mes bedreigt!

Aldus sprak en luisterde N*A*O* :
‘De democratie is de regeringsvorm waaronder je zegt
wat je wilt en doet wat je gezegd wordt’,
Wangen bei Olten, 24 januari 2010



In “De geopolitiek van emotie” toont Dominique Moïsi aan dat de nieuwe motor van de geschiedenis niet meer het rationele schaakspel van aristocraten is, maar wel de zoektocht naar de identiteit van regio’s.
[2] Lees hierover N*A*O*’s Nieuwjaarsbrief 2009 : http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/03/naos-nieuwjaarsbrief.html
[3] “Du muss dein Leben ändern !” schrijft Peter Sloterdijk, die ook zeer veel belang hecht aan oefening.
[4] Deze naamloze minderheid is zeker niet nihilistisch anarchistisch.
[5] Diezelfde de Witte bleef wel “inhoudelijk” op de vlakte wanneer men hem zijn mening vroeg over het door Vlaamse socialisten aanvaarde hoofddoekenverbod.
[6] In die zin zou het verbod op kerktorens in New Delhi, maar ook het ontbreken van betaald verlof in zeer vele landen een schending van de mensenrechten zijn.
Zie ook voetnoot 1 over het belang van regionale identiteit bij Dominique Moïsi.
Ofschoon N*A*O* zelf niet zo hoog oploopt met fallische gebouwen en deze liever wat besneden ziet, meent hij dat het ontbrekend draagvlak voor triomfalistische minaretten of hoofddoeken het gevolg is van de mislukte Europese integratiepolitiek. De politici die hiervoor verantwoordelijk zijn, moeten deze gevolgen aanvaarden.
[9] Gross heeft het duidelijk niet over België.
[11] Broeder van Sint Jan, Édouard-Marie Gallez, is doctor in de Theologie en de Godsdienstgeschiedenis, en auteur van “Le Messie et son Prophète” (Ed. de Paris).
[13] Het ging ook, minstens bij een bepaalde strekking, om het legitimeren van aanspraken bij de in beslagname van de openbare ruimte, en bij de greep op de opvoeding van de kinderen in naam van een Staat, die antireligieus moest zijn, en die in Frankrijk alle christelijke congregaties heeft verbannen tussen 1905 (voor sommige vanaf 1895) en 1920, terwijl in de Soviet-Unie de antichristelijke uitzuivering begon met haar miljoenen doden. Men kan de atheïstische stroming niet los zien van de bloedige verschrikkingen in de XXste eeuw, die juist in naam van dergelijke aanspraken plaatshadden.
[14] Claude Lévi-Strauss heeft, als pionier van de antropologie enkele nogal scherpe analyses gewijd aan het islamitische fenomeen, maar hij lijkt er niet de principes van te hebben doorgrond – je zou geloven dat hij de koran niet wenste open te slaan (zie de pp. 463-469 in Tristes tropiques, heruitgave van 2001).
[15] Willibrord-vertaling.
[16] Voor N*A*O*’s eigen mening : zie hoger, voetnoot 7.
[19] De auteur is politiek wetenschapper en historicus aan de universiteit van München, en auteur van het boek “Mein Abschied vom Himmel. Aus dem Leben eines Muslims in Deutschland” (Fackelträger).
[20] Is de Islam abrahamitisch, als men weet dat de islam die traditie zelf wel claimt, maar tegelijk van "vervalsingen" spreekt als het om teksten gaat die ouder zijn dan wat zij voor hun enige koran houden ?
[21] In België door het Centrum voor Gelijke kansen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten