N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, …
… begroef vandaag in Kortrijk zijn deze week plots overleden tante Ludwine.
Deze dame vertegenwoordigde voor de Naamloze ontheemde in Antwerpen een zeker exotisme. Haar conversatie was nooit saai. De laatste jaren zweeg ze. Ook over haar fysisch Dasein…
-2-
N*A*O*’s tante, die over onthaasting sprak jaren vooraleer het concept modieus werd, zou verveling nooit verwarren met nietsdoen, waarvan zij het belang dus begreep.
Nochtans is de werkethiek en de veroordeling van het nietsdoen wijdverspreid in West-Vlaanderen. Geworteld in de nog oudere opvatting dat somber nietsdoen een zonde is en een belediging van Gods genade. Het gemeenschappelijke idee in zowel de seculiere als de religieuze versie van deze veroordeling is dat wanneer men niet bezig is met iets nuttig – wanneer men niet een of andere winst nastreeft, geld of status of vooruitgang op zijn levenspad – men dan aan het mislukken is : ten opzichte van zichzelf, van de samenleving, het opperwezen, of ten opzichte van alledrie.
Veel filosofen hebben de vooronderstellingen van deze visie ontkracht. In “In Praise of Idleness” verdiepte Bertrand Russell bijvoorbeeld eerder esthetische argumenten ten voordele van het nietsdoen in de stijl van Oscar Wilde’s waardeomkeringen.
Volgens Russell bestaan er twee soorten werk. De eerste soort is het veranderen van de relatieve positie van materie op aarde ten opzichte van andere gelijkaardige materie. De tweede soort is andere mensen zeggen dit te doen. De eerste soort is onaangenaam en slecht betaald. De tweede aangenaam en zeer goed betaald. De tweede soort kan ook oneindig uitgebreid worden : er zijn mensen die bevelen geven, maar ook mensen die adviezen geven over welke bevelen gegeven moeten worden.
Gewoonlijk worden tegelijkertijd twee tegengestelde soorten advies gegeven door twee organisaties, hetgeen politiek genoemd wordt. De vaardigheid die men voor dit werk moet bezitten is niet kennis van de onderwerpen waarover advies gegeven wordt, maar kennis van de kunst van het overtuigen, dus van reclame.
Het misprijzen van het nietsdoen in de werkethiek is niet alleen veroordelend, maar ook stom en schadelijk. De gehanteerde waardeschaal is gebaseerd op een dikke laag elkaar versterkende filosofische fouten en machtsverhoudingen.
Tot daar aan toe. Maar het probleem is dat de bevrijding van nietsdoen van de werkethiek tegenwoordig het belangrijkste doet vergeten en het nietsdoen onlosmakelijk met werk verbindt als de negatie ervan. Zoiets noemt men “dialectische assimilatie”…
Zolang men nietsdoen beschouwt als niet werken (dus niet als niet werken omdat men andere dingen doet), blijft het begripsmatig schatplichtig aan werk als dat wat het niet is. Niet werken als er niet in slagen te werken.
Aldus lanterfantte N*A*O*,
‘Otium est pulvinar diaboli (II)’,
ISS, 19 december 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten