Marseille, 15 april 2011.
De profane verlichting
In tijden van (politiek) correct denken, waarin de “linkse kerk” – die een historische bijdrage leverde aan de ontvoogding van het volk - geen moeite meer doet en de aansluiting met het volk verliest en van langsom meer paternalistisch en zelfs stalinistisch wordt – vraag ik me argwanend af of het nieuwe fascisme inderdaad uit het antifascisme zal ontstaan.
De overal doorgedrongen hetze tegen drugs is een uiting van het “burgerlijk realisme”, dat eerder in de geschiedenis zowel de ideologie van de communisten, als van de nazi’s kenmerkte.
Met een zekere regelmaat reis ik tegenwoordig naar Marseille om me daar in de voetsporen van de Duitse filosoof Walter Benjamin over te leveren aan de hasjroes.
Want ofschoon Walter Benjamin een marxist was, was hij enorm geïnteresseerd in de roes, die volgens hem een mogelijkheid bood om het kapitalistische ‘zelf’ te bevrijden van zijn inhumane, rationele en conventionele masker en om zo de oeroude energieën van de kosmische roes veilig te stellen voor het proletariaat.
In navolging van Benjamin ga ik dus op zoek naar die fameuze “profane verlichting.”
Deze hasjexperimenten vallen geheel binnen de intellectuele dimensie. Ze zijn niet decadent. Ik ben geen Baudelaire-acoliet die een kunstmatig paradijs voor zichzelf wil scheppen en hoopt deelgenoot te worden van de geheime gemeenschap van wetenden.
De hasjtrips mag men evenmin beschouwen als dubieuze, zogezegd “heroïsche” wetenschappelijke proefnemingen.
En ze zijn zeker geen vorm van escapisme, dat juist een burgerlijke pervertering van de krachten van de roes is. Escapistisch druggebruik werpt de mens helemaal op zichzelf terug en is niet meer dan de zelfvervreemding die onze consumptiemaatschappij zo sterk maakt.
Ik experimenteer in Marseille niet om overspoeld te worden door mijn verbeelding. Ik ben niet geïnteresseerd in bewustzijnsverruiming, of hoe heet die fatale stereotypie van de ik-loosheid? Ik heb geen affiniteit met de psychotechnische manipulaties van de menselijke geest.
Bewustzijnsverruiming is immers geen doel op zich, maar een middel om de culturele dwang, die de overgang van zintuiglijke waarneming naar intellectualiteit versteend heeft, ongedaan te maken. De dankzij hasjiesj opgewekte verbeelding moet een zuiver gefiltreerde intellectuele neerslag weer mogelijk maken.
De essentie van de roeservaring is uiteindelijk dezelfde inhoud, die men ervaart als men nuchter is. Het gewone denken is daarom evengoed een drug. En de verschrikkelijkste drug van allemaal is het zogezegd nuchtere en vastomlijnde ego, dat ook weer dezelfde zaken ervaart.
Maar het voordeel van de roes is dat de indringende scherpte waarmee hij de zaken ervaart, ook sporen nalaat in de daaropvolgende alledaagse ervaringen in nuchtere toestand.
De narcotische roes kan onze pijn verlichten en de filosofie laat ons toe om te ontsnappen uit een pijnlijk wereldbeeld: daarom zijn roes en speculatief denken aan elkaar verwant.
En op dezelfde wijze als de filosofie materialistische kritiek kan worden, kan ook de roes kritisch worden, namelijk als “profane verlichting,” door tijdens de tripervaringen hecht contact te maken met de materie en zo de sluimerende potenties van de profane materie bloot te leggen.
Als men stoned Marseille doorkruist dan treedt men die stad gevoelig, hoffelijk en teder tegemoet. Men is niet meer onverschillig; de weerzin verdwijnt en de stad begint te spreken.
De enorme sensibiliteit die hasj oproept laat ons de stoffelijke wereld ondergaan, zodat wij er middenin staan en begrip krijgen voor de krachten van oproer, die schuilen onder de burgerlijke deformatie van de werkelijkheid.
De “profaan verlichte” druggebruiker is een natuurmens, die de natuur wil humaniseren.
Het is het bepaald soort artiest, die zonder aarzelen voorwaarts stapt in het labyrint van de wereld en zo de duizelingwekkende gangen ontdekt en plezier beleeft aan het afwikkelen van het toch knap gewikkelde kluwen. Een artiest, die niet zoals Daedalus en Icarus, droomt van een idealistische ontsnapping. In plaats van te proberen het labyrint te bekijken vanuit de hoogte, brengt hij bescheiden en met de voeten in het gras het onuitsprekelijke en het gedeformeerde tot uitdrukking.
Dit verzinken in de stoffelijke wereld is geen cultus van het lichamelijke, maar juist het zich ontdoen van de betovering daarvan!
Omdat de “profane verlichting” van de hasjroes een denken is, dat zich weliswaar tegen de zaak aandrukt, alsof het zich wil veranderen in tasten, ruiken en proeven.
Het hasjdenken dringt door in de verborgen en gewoonlijk hoogst ontoegankelijke oppervlakte wereld van de materie. Alleen zo komt men iets te weten over de kern van de dingen.
De roes maakt me er inderdaad van bewust dat wij vervreemd raakten van de dingen. Karl Marx analyseerde deze vervreemding als het “koopwarenfetisjisme”: onze werkelijke burgerlijke verhouding tot de wereld en de potentiële revolte die daaronder sluimert, wordt verplaatst naar de consumptiegoederen. De kapitalistische belofte van overvloed en luxe vervangt de sociale revolutie.
Welnu, van al deze geheimen kan de “profaan verlichte” druggebruiker zich bewust worden. Walter Benjamin: “De opiumschuiver of hasjiesjroker ervaart de kracht van de blik, die honderd plaatsen uit één plek kan opzuigen.”
Alleen in de roes ben ik in staat te zien welk onnatuurlijk fetisjkarakter alle voorwerpen opgedrongen wordt. Ik zie dat de dingen eigenlijk onbepaald zijn en veel meer mogelijkheden in zich dragen dan de niet-druggebruiker zich kan voorstellen.
Het is dus de niet-druggebruiker die zich in de roes van de nuchterheid bevindt en die de waarheid over de materie kwijt speelde.
Ik ben een perspectivist, waarmee ik niet bedoel dat ik ieders subjectieve willekeur erken, maar wel dat ik een methode aanhang om het objectieve veelvoud van zijden, inhouden en betekenissen, dat in de dingen besloten ligt, te doorgronden.
Het flaneren
“Zoals een weekdier in zijn schelp huist, zo huisde ik in de negen-tiende eeuw, die nu hol als een lege schelp voor mij ligt. Ik houd haar aan mijn oor.” – Walter Benjamin
Walter Benjamin herbegon in 1934 aan “Das Passagen-Werk”, zijn grote studie van de wortels van de twintigste eeuwse cultuur in het Parijs van de negentiende eeuw. Daarvoor flaneerde hij natuurlijk langs de vele Parijse passages.
Van iemand die in een roes verkeert zegt men dat hij een “trip” neemt.
De gemoedstoestand van de “profaan verlichte” roes is effectief vergelijkbaar met die van de flaneur, die in de stad rondloopt zonder duidelijk doel, en die daarom open staat voor de veelheid van gebeurtenissen die er plaats vinden.
Volgens Walter Benjamin is de fundamentele ervaring van de flaneur het “ruimtelijk colportagefenomeen” (hetgeen ik de popmontage noem), waarin alles wat op een bepaalde plaats mogelijk gebeurde tegelijkertijd ervaren wordt.
Zulke doordruk- of overlappingervaringen zijn heel gewoon in de hasjroes.
De plek knipoogt naar de flaneur: “Wat denk je dat hier allemaal plaats gevonden heeft?”
Odilon Redon stelt dat het gevoel van mysterie, het geheim dat Leonardo da Vinci ons leerde, ontstaat uit het altijd dubbelzinnig blijven, in twee- en drievoudige perspectieven, in verdachte perspectieven (beelden in beelden): vormen die tot stand komen in overeenstemming met de geestestoestand van de toeschouwer.
De flaneur is besluiteloos, zoals “de aarzelende vleugel van de vlinder” in een van Schillers elegieën.
Ook in de hasjiesjroes worden gevoelens van twijfel geassocieerd met verrukking!
Iedereen heeft wel eens angst dat een deur niet zal sluiten in een droom, of beter dat een deur die gesloten lijkt dat toch niet is.
Dat gevoel had Walter Benjamin wanneer hij doorheen de Parijse galerijen flaneerde: een spookwandeling doorheen opengaande deuren en betekenisloze muren.
Charles Baudelaire was ook een flaneur. Hij beschouwde zich dan als een spiegel die zo groot was als de massa of als een caleidoscoop met bewustzijn, die met elke beweging die hij maakt de veelvuldigheid van het leven weerspiegelt, en de levendige gratie van alle elementen ervan.
Nochtans doet de massa, zoals Edgar Allan Poe die beschrijft, met zijn snelle en spastische bewegingen eerder denken aan een machine.
Daarom probeert de flaneur in onze gestandaardiseerde wereld onmiddellijk en ter plaatse door te dringen tot de diepte van de oppervlakte. Vervreemding, verrassing en het meest boeiende exotisme zijn namelijk vlakbij!
Kijk daarom naar het prachtige filmpje van Graham Parkes: “Flânerie.”
Zodra een filmkijker een scène vat, is ze al veranderd. Ze kan niet bedwongen worden.
Ons associatieproces tijdens het film kijken wordt telkens onderbroken door de voortdurende verandering. Dat vormt het shockeffect van de film, dat we, zoals alle shocks, toch in ons kunnen opnemen dankzij een verhoogde bewustzijnstoestand…
* * *
N*A*O*’s Hasjtrips in Marseille:
VIII – De gesluierde (14 april 2011 ; origineel verslag): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2011/04/hasjiesj-in-marseille-viii.html
VII – De gesluierde (14 april 2011): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2011/04/hasjiesj-in-marseille-vii.html
VI – Knipogen uit Nirwana (2 november 2010): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/11/hasjiesj-in-marseille-vi.html
V – In Kims kamer (8 oktober 2010): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/10/hasjiesj-in-marseille-v.html
IV – Hoogstraten-Sheba-Marseille ; stoned met aandelen spelen (16 september 2010): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/09/hasjiesj-in-marseille-iv.html
III – Hasjiesj tegen het burgerlijk realisme (6 september 2010): http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/09/hasjiesj-in-marseille-iii.html
II – Kim & N*A*O* in Marseille: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/09/nao-kim-in-marseille-ii.html
I – High in Marseille: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/09/hasjiesj-in-marseille-i.html