2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 30 april 2011

N*A*O* komt TE LAAT!


N*A*O*, de naamloze achter ons, heeft gezegd : ’t is TE LAAT!

-1-            PASEN: De Verrijzenis van links? (1)

TE LAAT! Heel de Vlaamse sociaaldemocratie zat te wachten op het vertrek van Caroline Gennez, maar het is Erik De Bruyn die S.P.a verlaat, om tegen 2014 een nieuwe, grote linkse partij in Vlaanderen op te richten.

De Bruyn: “Omdat S.P.a geen boodschap heeft en intern geen kritiek duldt. Voorzitter Caroline Gennez beloofde in 2007 een linkser profiel en meer intern debat en democratie. Daar kwam niks van.” (De Standaard, 24 april 2011)

De laatste opiniepeilingen gaven aan dat de S.P.a bijna twee procent achteruitgaat ten opzichte van de vorige verkiezingen, en zelfs drie procent ten opzichte van de vorige peiling. Dat is het slechtste resultaat van alle traditionele partijen en van de verschillende Europese socialistische partijen.
De verdwenen stemmen gaan in hoofdzaak naar de N-VA, ondanks het feit dat de S.P.a intern een anti-N-VA campagne voerde…

Iedereen is het er ondertussen over eens dat het partijvoorzitterschap van de studentikoze Gennez een complete ramp is, maar “da wijf” en haar entourage van carrièristen willen niet opstappen en hopen via Caroline’s onderwerping aan Di Rupo alsnog op haar ministerschap met bijhorend kabinet.

Terwijl in Vlaanderen de S.P.a meer en meer wordt beschouwd als een “elitepartij” die geen voeling meer heeft met het gewone volk, ontstaat er ook intern dissidentie.
In Gent bijvoorbeeld zegt nu ook Luc Vandenbossche’s dochter Freya dat: “de SP te laat heeft beseft dat een Vlaamse, regionalistische reflex zinvol is.” (Het Laatste Nieuws, 2 april 2011)
Hijzelf zei op Radio 1: “Ik ben altijd goed overeengekomen met de Vlaams-nationale vleugel in het parlement. (..) De PS blijft grotendeels een partij die oude vormen en gedaanten aankleeft en heel bang is van fundamentele veranderingen waarbij machtspositie moet worden geherdefinieerd. (..) De SP.a heeft een soort complex. (..) Ze zijn zwaar de bal verkeerd aan het slaan.” (De Ochtend, 4 april 2011)
In Antwerpen broeit het verzet al langer. Recent verliet het ouvriëristisch S.P.a-gemeenteraadslid Frank Hosteaux de partij. En meerdere leden van de Antwerpse afdeling liepen al over naar de ex-maoïstische PVDA+, dat nu ook Erik De Bruyn een verkiesbare plaats op zijn lijst aanbiedt. Dat de PVDA+ in 2012 één of zelfs twee gemeenteraadzetels inpikt van de S.P.a lijkt trouwens zeer realistisch. (Gazet van Antwerpen, 22 januari 2011)

Indien er dit najaar vervroegde federale verkiezingen zouden komen – hetgeen met de dag realistischer wordt – ziet het er voor de S.P.a niet goed uit..
Want naast de interne dissidentie en naast haar ontbrekend Vlaams profiel en haar stemmenverlies aan N-VA, zal de partij ook moeten afrekenen met het Vlaams Belang, dat opnieuw van de moslimimmigratie zijn hoofdthema maakt, waarover de S.P.a jammer genoeg ook geen ideeën heeft.

De Naamloze Achter Ons is van oordeel dat het nieuwe “grote verhaal” waaraan het de sociaaldemocratie ontbreekt en dat de aangehaalde dissidentiethema’s samenbrengt het socialistische antwoord op de mondialisering moet zijn. N*A*O* wacht al geruime tijd op het socialistisch anti-globalisme, waarin een zuiver links nationalistische reactie op de door het wereldwijde kapitalisme geproduceerde ongelijkheid centraal zal staan.

Arie van der Zwan bespreekt het door “links” vermaledijde boek van de Duitse SPD-dissident Thilo Sarrazin in “Dadelijk heft ook Nederland zich op”: “Die overwegingen – het economisch draagvlak, de spankracht van de beroepsbevolking en haar intellectuele toerusting – kunnen ons los van het oordeel over Sarrazin en zijn boek niet onberoerd laten. Dat geldt al helemaal voor socialisten die zich bij ongewijzigde ontwikkeling kunnen opmaken voor een maatschappij waarin de ongelijkheid heel scherpe vormen zal gaan aannemen.” (Socialisme & Democratie, maart 2011)

Erik De Bruyns dissidentie komt echter tweemaal TE LAAT.
Zijn vertrek verhindert niet alleen de interne verzoening, maar ook de externe verbrokkeling van “links” en de marginalisering van de sociaaldemocratie wordt er geen halt mee toegeroepen.
Erik De Bruyn mag immers beweren dat hij zijn oor te luisteren legt bij de gewone man, maar dan bedoelt hij wel het gewone partijlid en zeker niet de gewone Vlaming, want die stemt ondertussen voor N-VA en misschien binnenkort voor VB…

TE LAAT! De Bruyns aversie tegen de “linkse” elite drijft hem in de armen van de “linkse” folklore van het oude marxisme-leninisme. Was hij te lang lid van de S.P.a, zodat hij het Vlaamse volk uit het oog verloor en niet meer in staat is om de moeite te doen en daarvoor een écht nieuw links verhaal te schrijven?

-2-            PASEN: de Verrijzenis van het marxisme?

Eind december publiceerde Rood! – dat toen nog SP.a-Rood was – een door Erik De Bruyn geschreven en ondertussen geamendeerde ontwerptekst (2) over de Belgische communautaire kwestie. Deze tekst en de reacties erop vormen basis voor een toekomstige visietekst.

Hierna volgen N*A*O*’s reacties. Jammer genoeg komen die ook weer TE LAAT!

SP.a-Rood acht de discussie over de staatshervorming belangrijk. Het is niet omdat deze vandaag de solidariteit bedreigt of omdat de N-VA het federale België wil uithollen dat wij als socialisten een louter defensieve houding moeten ontwikkelen.

Rood! stelt zich niet defensief op en wil een eigen visie uitwerken, maar uit de rest van de tekst blijkt dat het allemaal wel rond N-VA draait.
Op dezelfde wijze reageerde de VOKA-voorzitter op het charmeoffensief van Di Rupo’s franstalig Front: is hier sprake van N-VA-fobie?

In heel de wereld wordt het politieke spanningsveld beheerst door de financiële en economische crisis. Het begin van een verhaal van Asterix en Obelix parafraserend  zouden we kunnen zeggen: in héél de wereld? Neen. Er is één land waar het anders is: België. In België, wereldmarktleider van het surrealisme en van het stripverhaal, kan het aanpakken van de financiële en economische crisis wachten tot de kieskring van Brussel-Halle-Vilvoorde  gesplitst is. Een land van melk en honing inderdaad.

N*A*O*’s eerste reactie is om deze stelling om te draaien. “Links” is namelijk meestal fier dat België zo’n melk-en-honing-uitzondering is.
Fier over onze zogenaamde “consensusdemocratie”: de enige democratie ter wereld waar niet de meerderheid beslist. Fier erover dat ondanks haar ondervertegen-woordiging die meerderheid toch proportioneel meer solidair is dan in andere federale staten. Fier over het feit dat in ons land de taal van de meerderheid niet de landstaal is. Fier over het feit dat onze belastingtarieven bij de hoogste van Europa horen, terwijl onze sociale zekerheid tot de armste behoort. Fier dat onze vakbonden als enige ter wereld als halve staatsinstellingen hun sociale vooruitziendheid kwijtspeelden en enkel nog “verworven rechten” verdedigen. Fier over ons honingshuis. Fier over de Belgische chaos en sjoemelarij. Enzovoort.
N*A*O*’s tweede reactie: wees blij dat in België nog niet gehakt wordt in de sociale zekerheid, zoals in Griekenland of Ierland, maar dat men in ons land eerst de band met de burger wil vernauwen door middel van een staatshervorming, om later een zo breed mogelijk draagvlak voor de noodzakelijke saneringen te hebben.

Deze vaudeville-achtige façade van de Belgische politieke crisis maskeert echter de bittere ernst ervan. Achter de retoriek van ‘responsabilisering’ gaat een doctrine van disciplinering en budgettaire soberheid schuil. Men mag zich immers niet vergissen. De elites in België hanteren dezelfde agenda als in de rest van de wereld: het falen van de neoliberale doctrine van deregulering compenseren door een vlucht vooruit: nog méér deregulering, nog méér afbouw van staten, overheden en sociale bescherming.
Bart De Wever heeft het Vlaamse nationalisme ideologisch vernieuwd: weg van de romantiek naar een sociaal-economisch discours dat naadloos aansluit op de behoeften van het (Vlaamse) patronaat.

Deze stelling getuigt van een eerder simplistisch marxisme, dat wellicht het enthousiaste onthaal van Rood! door PVDA+ verklaart.
Marx zou nooit toestaan dat men de bourgeoisie voorstelt als een monolithisch blok, hetgeen in het citaat wel degelijk gebeurt.
Het patronaat vormt geenszins een eenheid. VBO-topman Thomas Leysen beschouwt België duidelijk als het beste instrument en coördinatieniveau voor de kapitalistische belangen, zoals ook vertegenwoordigers van het traditionele grootkapitaal doen, zoals Frère, Davignon en Lippens.
Maar zelfs VOKA-topman Luc de Bruyckere kantte zich tegen de regionalisering van de RVA.
Toen de Naamloze A*O* nog studeerde was hij zeer gecharmeerd door de weliswaar saaie, maar in elk geval zeer nauwgezette klassenanalyses van de Frans-Griekse Nicos Poulantzas, ondermeer in zijn “Les classes sociales dans le capitalisme d’aujourd’hui”.
Misschien moeten we Poulantzas’ methode opnieuw toepassen op het Belgische patronaat.
Doet men dat dan blijkt dat de positie van het VBO een heel andere is dan die van VOKA, waarvan de wever Bart ooit zei dat het zijn “baas” was. Het VBO vertegenwoordigt de volwaardige, klassieke en staatsdragende burgerij, uit de neokoloniale tijd tot vlak voor de mondialisering, terwijl VOKA enerzijds de managersintelligentia en anderzijds de KMO-burgerij verzamelt. De eerste groep van de managers behoort zelfs niet tot de bourgeoisie; de tweede groep is juist schatplichtig aan de mondiale open (transit)economie.
In België hield de klassieke burgerij de staatsstructuur in handen, ondanks de mondialisering, haar integratie in multinationale groepen en de overdracht van sociaal-economische bevoegdheden naar het supranationaal vlak.
Het is dus zeer kortzichtig om zich vooral tegen de Vlaamse plattelandsburgerij te richten, terwijl men tegelijkertijd de Belgische constructie, die traditioneel burgerlijk is (hoe geniaal sociaal gecamoufleerd ook), nagenoeg kritiekloos aanvaardt.

Bart De Wever heeft het Vlaamse nationalisme ideologisch vernieuwd: weg van de romantiek naar een sociaal-economisch discours dat naadloos aansluit op de behoeften van het (Vlaamse) patronaat. Deze nieuwe alliantie heeft het Vlaamse nationalisme zowel sterker als bedreigender gemaakt. Het heeft veel méér in petto dan het breken van de solidariteit tussen het noorden en het zuiden. Het heeft het breken van de solidariteit tout court op de agenda staan, ook binnen de regio’s.

Het klopt dat de wever Bart geen romanticus is. De economische benadering van de Vlaamse emancipatie is echter zeker niet zijn originaliteit. Honderd jaar geleden zei Lodewijk De Raet al: “Taalbelang is stoffelijk belang.”
Welnu, de economische benadering van het Vlaams-nationalisme kan liberaal ingevuld worden, maar evengoed socialistisch.
De Naamloze A*O* staat zeker achter Antoon Roosens’ marxistische invulling van het Vlaams-nationalisme.
Bovendien vindt N*A*O* dat het laatste wat de sociaal flaminganten mogen doen het stopzetten van de solidariteit is. Alleen moet in dit verband de perverse Belgische constructie van de “derde betaler”, die de federale overheid is in ons systeem van “verticale solidariteit” vervangen worden door een zeer transparante “horizontale solidariteit”, waarbij Vlaanderen rechtstreeks Wallonië steunt. Roosens ontwierp daarvoor een “Vlaams Marshallplan voor Wallonië”.

Volgens de N-VA is België een onbestuurbaar gedrocht geworden omdat er een soort dubbel-democratie bestaat. We zouden in een land met twee democratieën leven: de ene is een Vlaamse en de andere is Franstalig. Dit zou een onoverzichtelijk institutioneel kluwen veroorzaken dat uiteindelijk niet functioneert. De politieke conclusie die de N-VA bepleit lijkt vanzelfsprekend: zachte boedelscheiding of separatisme. Elk volk bouwt zijn eigen staat. Dit is misleidend. Er bestaan in België misschien twee openbare ruimtes, twee media-landschappen, maar deze haken ook in op elkaar.

Dit is een bizar argument, omdat geen enkele gemeenschap niet inhaakt op een andere, tenzij men een “splendid isolation” zou verkiezen.
Maar daarom mag men toch de relatieve gescheidenheid van gemeenschappen nog niet gaan ontkennen?
Daarom kan men toch het zelfbeschikkingsrecht niet negeren?
Daarom moet men toch niet de politieke constructie die beide gemeenschappen omvat verdedigen?
Zijn dan alle linkse bewegingen die de nationale soevereiniteit verdedigen verkeerd bezig?
Zijn de Venezolaanse en Boliviaanse pogingen om autonome instellingen op te richten, los van Amerikaanse invloed, dan fout?

Bovenaan, bij de federale regering, in het koninklijk paleis en in de hoofdkwartieren van de financiële wereld heeft men wel degelijk een overzicht van wat onderaan gebeurt… En nog daarboven, op Europees vlak, beslissen regeringen zelfs zonder de wetgevende macht (parlementen) te raad plegen, laat staan de volkeren. België is geen “dubbeldemocratie” maar eerder een halve democratie, want de echte economische en politieke machtssferen worden ontrokken aan elke volkssoevereiniteit. Naar boven toe is er de Europese Unie waarvan het Europees Parlement geen wettelijk initiatief kan nemen en enkel mag meepraten en beslissingen afremmen. Daarnaast is er een Europese Centrale Bank die los staat van elke politieke (democratische controle) en is er een Europese Commissie die via de diplomatie compromissen maakt met de regeringen van grote lidstaten zoals Duitsland en Frankrijk. Ook dit is niet echt een toonbeeld van democratie. Los van en naast de politieke instellingen bestaan er bovendien economische machten (multinationals, financiële instellingen en patronale organisaties) die achter de schermen lobbyen. Deze economische machten bepalen de sociaal-economische agenda los van de politieke vertegenwoordiging. De muur van het geld bestaat nog steeds en de financiële markten gijzelen probleemloos regeringen met de dreiging van speculatie. Over deze aanvallen op de volkssoevereiniteit zwijgt De Wever in alle talen en met reden. Zijn agenda sluit naadloos aan bij die van het VOKA.

Deze kritiek op de wever Bart en N-VA is correct.
Het is duidelijk dat de analyse die de partij maakt van België, niet toegepast wordt op Europa. Nochtans is Europa nog ondemocratischer dan België.
Terwijl velen, waaronder ook de Franstalige filosoof Philippe Van Parijs, het federale België verdedigen als model voor de Europese Unie, verdedigt N*A*O* het toekomstige confederale België als het model voor het toekomstige Europa.
Maar ondanks deze kritiek, hoort de soevereiniteit bij het Vlaamse volk te liggen, en niet bij het Belgische, noch het Europese, noch het multinationale establishment.

Het argument van de dubbeldemocratie suggereert bovendien dat er maar een democratische besluitvorming mogelijk is binnen één natie. Wat met staten die verschillende naties of taalgemeenschappen omvatten? Wat met grotere constructies? Zijn deze noodzakelijkerwijs ondemocratisch? Wanneer De Wever een symmetrie tussen staat en natie, of één staat met één taalgemeenschap nastreeft, dan geeft hij blijk van negentiende eeuwse romantiek. Een romantiek die minder onschuldig is dan hij lijkt, en in vele gevallen leidde tot een drang naar ‘zuiverheid’ (de échte Vlamingen, wie zijn dat?), burgeroorlog en nog veel erger.

Is er een democratische besluitvorming mogelijk in een staat, die verschillende naties of taalgemeenschappen omvat? Of in een nog grotere constructie?
De Naamloze meent van niet.
Federale staten als de Verenigde Staten, Duitsland, of Zwitserland, worden wel degelijk bijeengehouden door het natieconcept, waarop het kapitalisme, maar ook zijn communistische tegenpool, steunen: de bevolking moet zich immers kunnen identificeren met de belangen van het patronaat of van het proletariaat.
Bij zijn welwillende, maar tevergeefse pogingen om België te redden haalde N*A*O* deze federaties ook aan als voorbeelden voor een Belgische staatshervorming.
In België is echter geen democratische besluitvorming meer mogelijk omdat in de Belgische staat de natieconstructie teveel ondermijnd werd en nooit tot wasdom kwam.

Het is natuurlijk niet ondenkbaar dat de natiestaten zullen verdwijnen. Misschien ligt de mondialisering aan de oorsprong daarvan. Maar voorlopig is het nog niet zover en blijven Marx’ inzichten relevant: de leidende klasse moet de staat veroveren.
De natiestaat is voorlopig ook de enige scène waarop echte democratie mogelijk is.
Zelfs verzet tegen of verandering van de mondialisering zullen steeds geterritorialiseerd zijn en in natiestaten hun basis vinden.

Natieconcept en taalgemeenschap vallen echter niet samen, zoals Rood! suggereert. Zwitserland is daar een voorbeeld van: meerdere taalgemeenschappen worden er door één natieconcept gebonden.
In een autonoom Vlaanderen kunnen daarom anderstalige Vlamingen opgenomen worden.
De Naamloze Achter Ons was lange tijd zo naïef te geloven dat men de historische evolutie, die in België geleid heeft tot het ontstaan van twee naties, die ondergeschikt zijn aan één kapitalistische staat, zou kunnen omkeren, zodat beide gemeenschappen tot één tweetalige of tot één eentalig Nederlandse natie zouden samensmelten. Ondertussen ziet hij in dat dit zeer langdurig proces een oneindige energieverspilling met zich meebrengt, die veel beter aan sociaaleconomische actie besteed kan worden.
N*A*O* is er overigens van overtuigd dat de dwang om België te behouden juist ten dienste staat van de kapitalistische elite, die de Belgische institutionele crises als bliksemafleider voor de sociale strijd gebruikt.

Wanneer links nu de bevrijdende afbraak van het asociale België geheel overlaat aan rechts, loopt Vlaanderen het gevaar gedomineerd te worden door neoliberale nationalisten…

Socialisten word dikwijls verweten dat ze onverschillig waren voor de Vlaamse strijd. De vraag kan echter ook worden omgekeerd: waarom is de Vlaamse beweging onverschillig gebleven voor de sociale strijd? Na de eerste wereldoorlog hebben vele linksradikalen en socialisten de taalstrijd au sérieux genomen. Maar de Vlaamse beweging had reeds gekozen voor een enggeestig nationalisme waarbij het volk in feite de drager moest zijn van een autoritaire natiestaat waarin arbeid en kapitaal hand in hand zouden samenwerken. In de tweede helft van de twintigste eeuw is het nationaliteitenvraagstuk omgebogen tot een communautaire kwestie met de taalgrens als inzet.

In feite bedrijft Rood! hier gewoon een rechts-flamingante geschiedschrijving, die de Vlaamse Beweging op kleinburgerlijke wijze als één subject beschouwt, hetgeen in werkelijkheid niet zo is.
Net zomin als men de Vlaamse Beweging mag reduceren tot enkelingen die zich verzetten tegen het algemeen stemrecht, mag men Vlaamsgezinde socialisten ervan uitsluiten.
Bovendien is de historische dominantie van de christelijke rechterzijde binnen de Vlaamse Beweging geen argument tegen de legitieme Vlaamse eisen. Tenzij men wil dat rechts deze zaak helemaal overneemt.

Maar ook op dit vlak is de zaak in feite beslecht, hoewel er zeker nog verbeteringen mogelijk zijn voor nederlandstaligen in Brussel en franstaligen in de rand.

De Naamloze A*O* wees er al vaak op dat zonder Brussel België al lang gesplitst was. Hij vergeeft het Rood! dat het complexe probleem van onze hoofdstad slechts in één zinnetje aangeraakt wordt.
Maar als men “verbeteringen” wil voor de inwoners van Brussel en de rand, zal men toch het verband moeten leggen met de oprichting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Door Brussel een zekere autonomie te geven werd Vlaanderen losgekoppeld van zijn hoofdstad en werd tegelijk ongevraagd een band gecreëerd tussen de Franstalige Brusselse elite en Wallonië, met alle problemen van dien: de tweetaligheid van de hoofdstad werd een farce; de Franstalige elite wordt steeds gedekt door Wallonië; het van zijn hinterland afgesneden Brussel kampt met een structureel financieringstekort; en de stadsvlucht (van de begoede Franstaligen) en de verfransing van de rand nemen toe.
De enige oplossing bestaat erin om Brussel weer te laten zijn wat het is: een (hoofd)stad… in Vlaanderen. Geen financieringstekort, noch stadsvlucht meer. En Vlaanderen garandeert door middel van de tweetaligheid van Brussel en bepaalde gemeenten in de rand de bescherming van een taalminderheid.
Dit is begrijpelijk onmogelijk binnen de Belgische constructie.

In België liggen de politieke krachtsverhoudingen sinds enige tijd sterk uit elkaar . In het zuiden domineert één van de sterkste sociaal-democratieën van Europa, terwijl in Vlaanderen de  sociaal-democratie zo klein is geworden dat ze enkel de rode lantaarndrager van de Ierse Labour Party achter zich laat. Een deel van het overheidsapparaat is ondertussen in handen van de gewesten en de gemeenschappen (én de lokale besturen) met hun zeer uiteenlopende politieke machtsverhoudingen. Indien de rechterzijde de Belgische sociaal-economische agenda daadwerkelijk wil bepalen en alle neuzen in dezelfde richting wil krijgen, dan moet ze greep krijgen op de geldstromen tussen de verschillende overheidsniveaus. Zij moet een hefboom in handen krijgen om Brussel en Wallonië financieel te disciplineren en in het neoliberale budgettaire keurslijf te krijgen. Wallonië slaagde erin om zich het afgelopen decennium op economisch vlak wat te herpakken dankzij overheidsinvesteringen met federaal en Europees geld. Zoiets staat haaks op de doctrine van de rechterzijde die een reductie van het overheidsbeslag op de economie nastreeft.
Daarom nam De Wever tijdens de regeringsonderhandelingen de financieringswet in het vizier. Het federaal houden van de belangrijkste sociaal-economische hefbomen zal immers steeds opnieuw een onderhandeld compromis met de PS vereisen. De droom van het buitenspel zetten van de PS wordt niet alleen gedeeld door de Vlaamse rechterzijde, maar ook door de MR, die geen kans onbenut laat om zich gretig aan te bieden als wisseloplossing in de regeringsonderhandelingen. Als het er werkelijk op aankomt breekt de links-rechts tegenstelling dus steeds weer door de Vlaams-Waalse tegenstellingen heen.

In plaats van zich af te vragen waarom in Vlaanderen de socialisten slecht scoren, lijkt Rood! zich neer te leggen bij die verrechtsing en zoekt het zijn heil bij het zogezegd linksere Wallonië.
Erik De Bruyn die met zijn afsplitsing van de S.P.a hoopt de vakbondsvleugel mee te krijgen, heeft in elk geval niet geluisterd naar wat de voorzitter van de Vlaamse socialistische metaalcentrale, Herwig Jorissen, te zeggen heeft.

Het gevaar is groot dat we ons met ons allen gaan verschansen achter de bredere rug van het Waals socialisme en een idem dito koers gaan varen.
Een groter fout kunnen we als Vlaamse progressieven en Vlaamse syndicalisten niet maken. We lopen in dat geval immers het reële gevaar om echt te worden gemarginaliseerd. ABVV-Metaal heeft al lang geleden gezegd dat regionalisering geen taboe mag zijn, ook niet voor een vakbond. Want, zo schreven we vlak voor deze verkiezingen ‘wie de organisatie van de staat overlaat aan rechts, moet niet verbaasd zijn als hij vervolgens in een asociaal land ontwaakt.’ (..) Wat we nodig hebben, is een progressief beleid dat borg staat voor de pensioenen en de sociale zekerheid, de financiële sector reguleert, zorgt voor een kwaliteitsvol en democratisch onderwijs, werk maakt van één statuut voor arbeiders en bedienden en vecht voor elke job. Wie echter naar zo’n progressief beleid streeft in Vlaanderen, zal dat niet realiseren via Wallonië, maar moet ervoor zorgen dat ook Vlaanderen beschikt over een progressieve meerderheid.
(De Nieuwe Werker, 25 juni 2010)

De hoofdreden waarom de sociaaldemocraten electoraal achteruit gaan in Vlaanderen, en in heel Europa, is omdat ze geen eigen links antwoord boden op de mondialisering en de bijhorende crises. In ruil voor de vrijwaring van een steeds kleiner en steeds armoediger wordend aantal “verworven sociale rechten”, surften ze mee met de paarse droom van het “internationalisme” en verwierpen alle regressieve en zelfbeschermende tendensen van het volk (zoals de vereniging van Duitsland, het verzet tegen immigratie, en de vraag om identiteit) om ethische redenen.
Niet alleen deden ze dus geen moeite om een nieuw groot verhaal te schrijven, ze dweepten ook met België en duwden zo meer en meer Vlamingen in de handen van rechtse partijen.

TE LAAT! dus.

-3-            PASEN: De Verrijzenis van de democratie?

Charles Bricman: “Het echte probleem van België is de democratie. De 19e eeuw heeft twee democratische bewegingen voortgebracht: de socialistische beweging en de Vlaamse Beweging. Het socialisme werd na de Eerste Wereldoorlog opgenomen in het politiek bestel, maar de Vlaamse Beweging wordt nog altijd in de ban gedaan.” (Knack, 6 april 2011)

Dit onbegrip voor de tweede sociale beweging in België, namelijk de Vlaamse Beweging, geeft zelfs een notoir socialist als Johan Vande Lanotte, den Baard, toe: “Er is geen andere keuze dan meer autonomie: de regio’s zijn zowel in politieke oriëntatie als in concreet beleid uit elkaar gegroeid.” (Elsevier, 2 april 2011)
In gidsland Nederland, waar de sociaaldemocraten ook met zichzelf in de knoop lagen, vond een dergelijk socialistisch volksverraad natuurlijk geen plaats, zodat daar het sociaaldemocratisch verlies gedeeltelijk opgevangen kon worden door de linkse concurrentie van D66, GroenLinks en SP. Deze nieuwe partijen maakten ondertussen zelf een ‘sociaaldemocratisering’ door en namen afscheid van de linkse folklore van pacifisme, communisme, maoïsme en antiparlementair radicalisme.

Volkskrantjournalist Hans Wansink schrijft: “Het resultaat is enerzijds dat democratisch links blijvend uit verscheidene partijen bestaat, maar dat anderzijds de progressieve partijen programmatisch naar elkaar zijn toegegroeid.” (Socialisme & Democratie, maart 2011)

In Vlaanderen lijkt het hiervoor TE LAAT. Hier dreigt de sociaaldemocratie weggeveegd te worden en blijft het wachten op het ogenblik dat “links” inziet dat het wat meer moeite moet doen om het volk te vertegenwoordigen.
Menno Hurenkamp: “Om mensen het gevoel terug te geven dat ze bij die grote gebeurtenissen niet alleen staan, moeten politici en bestuurders hun nek uitsteken, hun baan wagen, hun dagelijkse leven opofferen. Het volstaat niet om te hopen dat binnenkort de PVV haar ware gezicht zal laten zien, en toch zal instemmen met harde ingrepen in de sociale zekerheid. Want waarom zouden de mensen die zich dan in de steek gelaten voelen, terugkeren tot de rode moederschoot?” (Socialisme & Democratie, maart 2011)

Ondertussen moet in België en in Vlaanderen zoveel moeite gedaan worden, dat de “permanente  diplomatieke conferentie”, die de Belgische politiek volgens Karel De Gucht is, alleen maar contraproductief werkt.
Enkel binnen grenzen van het Nederlandstalige Vlaanderen kan men nog hopen om de neuzen in dezelfde anti-globalistische richting te krijgen.
Men zal “klein” (in Vlaanderen) moeten beginnen om zoiets moeilijk als de vernieuwing van het socialisme te realiseren.
Om al iets van de moeilijkheidsgraad te laten doorschemeren, accepteert de Naamloze A*O* de noodzaak van de lectuur van Thilo Sarrazins boek en vraagt zich met Arie van der Zwan af: ”Wat is socialer, mensen met harde hand aanpakken om ze met kans op succes tot ontwikkeling en ontplooiing te brengen, of de bestaande aanpak te continueren en er dan vanuit te moeten gaan dat ze over enige, niet eens zo lange tijd ten prooi vallen aan de wetten van de mondiale arbeidsconcurrentie waardoor hun uitsluiting niet meer te stuiten zal zijn?”

Folkloristisch “links” Vlaanderen weigert deze moeite te doen. Erik De Bruyns compagnon Frank Hosteaux verliet juist de Antwerpse S.P.a vanwege burgemeester Patricks te harde aanpak van de wijk 2060 Antwerpen-Noord.

Zelfverklaard “Europajournalist” Paul Goossens juicht te vroeg bij de overwinning van de groenen op CDU in Baden-Württemberg.
Potentieel Bondspresident Joschka Fischer van de groenen over de door rood-groen gestemde “Agenda 2010”: “Er moest iets gebeuren. De staat vergaat het toch zoals elke onderneming: saneringen zijn pijnlijk, maar vaak nodig.” Fischer verkettert het rigiede socialisme van Lafontaine en verdedigt door Europa bekritiseerde Duitse nationalistische maatregelen, zoals bijvoorbeeld: “Maar het ‘Riester-pensioen’ is een historische hervorming!” (Knack, 17 oktober 2007)
In de hoop dat het toch nog niet TE LAAT is, doet Naamloze A*O* hier alvast een oproep tot de oprichting van de Nationaal Socialistische Dietse Amateurs Partij (NSDAP)!

-4-            PASEN: de Verrijzenis van het sociaal flamingantisme?

Begin januari gaf Jef Turf een uiteenzetting tijdens een nieuw­jaarsreceptie van VVB-Grimbergen. Deze tekst kan doorgaan als een résumé van het sociaal-flamingantisme.

Het voortbestaan van België legt een zware hypotheek op de toekomst

door Jef Turf

Ik zou mijn uiteenzetting willen begin­nen met het voorlezen van een korte tekst, geplukt uit het Handvest van de Verenigde Naties (1946), art.73:
Leden van de Verenigde Naties die ver­antwoordelijkheid dragen of aanvaar­den voor het bestuur van gebieden waarvan de bevolking nog geen volle­dig zelfbestuur heeft verworven, erken­nen het beginsel dat de belangen van de inwoners van deze gebieden op de eerste plaats komen, en aanvaarden, als heilige opdracht, de verplichting binnen het in dit Handvest vastgelegde stelsel van internationale vrede en vei­ligheid, het welzijn van de inwoners van deze gebieden naar beste krachten te bevorderen en, te dien einde ( ... ), zelfbestuur te ontwikkelen, terdege re­kening te houden met de politieke aspi­raties van de volken en hen bij te staan bij de progressieve ontwikkeling van hun vrije politieke instellingen, over­eenkomstig de bijzondere omstandig­heden van elk gebied en zijn bevolking en hun verschillende stadia van ont­wikkeling.

Me dunkt dat deze tekst compleet van toepassing is voor België:

België is lid van de V.N. Vlaanderen is een gebied waarvan de bevolking nog geen zelfbestuur heeft verworven, in elk geval ver van volledig zelfbestuur; België moet dus terdege rekening houden met de politieke aspi­raties van Vlaanderen, en moet Vlaan­deren behulpzaam zijn bij zijn vrije po­litieke instellingen, en daarbij rekening houden met de bijzondere omstandig­heden van dit land.
Die tekst van de V.N. kan niet anders dan universeel geldig te zijn. Maar tot mijn verwondering schijnt geen enkele Vlaamse politieke partij hierop te steu­nen.

Weliswaar was het niet de bedoeling van de V.N. met behulp van dit handvest de rechtvaardige strijd voor onaf­hankelijkheid van Vlaanderen, van Ca­talonië, Baskenland of Schotland te steunen. Deze tekst was bedoeld om de dekolonisering te bevorderen. Hij wordt trouwens expliciet in dit verband aange­haald in het recente boek van David Reybroeck over de geschiedenis van Kongo.
Wat bepleit werd als recht voor de zwartjes van Kongo, is blijkbaar niet van toepassing voor de witjes van Vlaanderen.
Terloops wens ik op te merken dat in deze tekst het principe van de territorialiteit wordt voorop gesteld.

Met deze inleiding heb ik alvast te ver­staan gegeven: voor mij is de toekomst van Vlaanderen een zelfstandig Vlaan­deren, en ik voeg daaraan toe: een Vlaanderen dat democratisch , sociaal en vredelievend gericht is. Ik heb lang gedacht dat die zelfstandigheid kon waar gemaakt worden binnen een co­federale staat (d.w.z dat alle bevoegd­heden aan de deelstaten worden toege­kend, behalve de bevoegdheden die in onderling akkoord worden overgelaten aan de confederale autoriteit), maar na de ervaring van de laatste jaren heb ik daar mijn grootste twijfels over. Ik kom daar later op terug.

Vooreerst wens ik enkele misverstanden op te ruimen, die het debat bemoeilij­ken.

Men stelt het meestal voor alsof het zou gaan om een louter communautair debat, van Vlamingen tegen Walen. Dit is slechts een klein stukje van de waar­heid. In feite gaat het tussen de Belgi­sche Staat en zijn aanhangers enerzijds, en Vlaanderen anderzijds. Uiteraard be­staat er in de Waalse politieke middens een grote aanhang voor België: zonder België zou hun gemiddelde levensstan­daard beduidend zakken. Ik wil hier niet uitweiden over de exacte cijfers van de transfers Vlaanderen-Wallonië, maar iedereen weet dat die aanzienlijk zijn. Het is een rechtmatig verlangen van de Walen om hun welvaart niet te zien slinken, en in Vlaanderen moet daar­mee rekening gehouden worden. Bij­voorbeeld door in de toekomstplannen een geleidelijke afbouw van de transfers te organiseren, ze te spreiden over een voldoende aantal jaren om het effect ervan te milderen.
Evenzeer hebben de Vlamingen recht op de vruchten van hun werk. Er is nog veel nood in Vlaanderen, zowel in de schoot van vele gezinnen en alleen­staanden, als in de openbare infrastruc­tuur, zoals de wegen, scholenbouw, so­ciale woningen, kinderopvang, gezondheidszorg, enz. Vlaanderen heeft het recht autonoom te beslissen en voorrang te geven aan de eigen noden, zonder daar­bij de solidariteit met Wallonië, de noodlijdende Europese landen en de derde Wereld landen te vergeten. De basisredenering van dergelijke solidari­teit is dat het eigen welzijn ook afhanke­lijk is van het welzijn van de buren en van de rest van de wereld.
De organisatie van de solidariteit is een zaak van het Vlaamse volk, dat daarover democratisch moet kunnen beslissen. Solidariteit kan echter nooit een een­richtingsverkeer zijn. Materiële solidari­teit is noodzakelijk verbonden met politieke solidariteit. Politieke solida­riteit betekent onder meer (Gravensteen manifest) dat politici van het ene lands­deel niet moedwillig handelen tegen het belang van de andere deelstaat in.

Een illustratie van dit laatste was het optreden van het Waalse Gewest in het dossier van de `IJzeren Rijn'. De Vlaamse regering heeft jarenlang moeizaam onderhandeld met Neder­land over de aansluiting van de Ant­werpse haven op het Duitse Ruhrgebied via het spoor. Het traject liep niet over Waals grondgebied en kwam niet ten laste van de Waalse begroting. Toch vond de toenmalige minister-president van het Waalse Gewest, Elio di Rupo, in een advies aan het provinciebestuur van Maastricht dat het hele project ‘weggegooid geld’ was.
Wie de politieke solidariteit niet res­pecteert, ondermijnt zelf het samenle­ven in de federale staat.
Er kunnen zo vele voorbeelden gegeven worden. Onder meer de steeds terugke­rende Waalse campagnes in internatio­nale organen, zoals de Raad van Euro­pa, om Vlaanderen in een slecht daglicht te stellen, en voor te stellen als ondemocratisch.

Maar het zijn niet alleen de Walen, die zich om welbegrepen eigenbelang verzetten tegen het streven naar zelf­standigheid in Vlaanderen. Minder evident is de tweedracht binnen Vlaanderen, die ons belet eendrachtig de be­langen van het Vlaamse volk te beharti­gen, die ons belet het door de Verenigde Naties gewenste zelfbestuur te verwe­zenlijken.
Ik wil het hier niet hebben over het ver­tederend royalisme van brave mensen die in de glitter van het koningdom een zekere compensatie vinden voor hun eigen miserie. Ik wil het wel hebben over dat deel van onze Vlaamse elite dat van uit de eigen luxueuze eigengereid­heid elk contact met het Vlaamse volk heeft verloren, zichzelf heeft uitge­roepen tot heraut van het Belgisch nationalisme, en alleen overleeft in de slipstream van zijn Belgicistische broodheren.
Het ergste daarbij zijn nog niet die schrijvers en artiesten die regelmatig hun ergernis ventileren tegen de actieve Vlaamse middens, maar wel in de eerste plaats de vakbonden.
Ik ben een vakbondsmens. Ik ben vijftig jaar actief lid geweest van de vakbond, en heb daarvoor tijdens de grote staking van ‘60-‘61 in het gevang gezeten. Ik weet dat zonder de vakbond de sociale toestand van onze mensen veel zorg­wekkender zou zijn. Maar ik heb mijn ontslag moeten geven, wanneer ik vast­stelde dat mijn vakbond vergat de be­langen van het eigen volk te behartigen, en in naam van een eenzijdige solidari­teit verkoos samen te werken met de reactionaire Belgicistische en royalisti­sche middens. Binnen het ACV ging men zelfs zo ver om op te roepen te stemmen voor de klasse vijand, uit haat tegen de flaminganten van het N-VA.
De vakbonden hebben wellicht ook hun welbegrepen eigenbelangen om een derge­lijke volksvijandige keuze te maken. Maar in de keuze tussen voorgewend eigenbelang als organisatie, en dienst­baarheid aan het eigen volk, hebben zij het laten afweten, en hebben zij als vak­bond gefaald.

Een tweede misverstand heeft betrek­king op de democratie. Ooit heb ik een Amerikaans president horen beweren (het moet na de val van de Berlijnse muur geweest zijn), dat democratie er in bestaat zijn stem te kunnen uitbren­gen tijdens verkiezingen. Mijn definitie van democratie is iets anders, namelijk dat het volk een beslissende rol kan spe­len bij de definitie van het beleid. In België schijnt echter nog een andere definitie van democratie gangbaar te zijn: democratie is het maken van com­promissen, die dan meestal nog eer­baar, evenwichtig en ingewikkeld moe­ten zijn, zodat iedereen er de schijn van zijn gelijk in weervindt.
Wanneer zal men eens de conclusie trekken uit onze decenniumlange er­varing met dergelijke rotte compromis­sen? Ze hebben een ongeziene hoeveel­heid van parlementen gecreëerd, ze hebben de meerderheid tot een geridi­culiseerde minderheid omgetoverd, zij hebben het land opgezadeld met een systeem van alarmbellen, grendels, veto's en bevoegdheidsconflicten, spe­ciale meerderheden, die elk parlemen­tair initiatief blokkeren. Ze hebben het land herverdeeld in drie gewesten, waarbij nogmaals de meerderheid tot minderheid wordt veroordeeld. En niet één probleem hebben ze opgelost, integendeel, het wordt steeds moeilijker dit land op de rails te houden.
Dit is het werk van een paar generaties van Franstalige en Vlaamse staatslui, die van compromis tot compromis elke democratische besluitvorming onmoge­lijk hebben gemaakt.
En weer zien we voor onze ogen po­gingen om dit spelletje verder te zetten: nog ingewikkelder, nog minder ver­staanbaar, nog ongeschikter voor een doorzichtig, democratisch beleid. Compromissen, in tegenstelling tot wat men hier de goegemeente tracht wijs te maken, zijn niet noodzakelijk een toetssteen voor democratie. Meerderheidsbeslissingen kunnen dat even goed zijn.
BHV moet beslist worden door de meer­derheid, maar dat kan niet omdat voor­gaande compromissen het systeem heb­ben gebetonneerd. Vandaar de nuttelo­ze zoektocht naar een "eerbaar compro­mis", waarbij de franstaligen territoriale eisen stellen, of alvast hun weigering tot integratie in Vlaanderen hard maken.

De laatste tijd heeft de idee van confe­deralisme veel belangstelling gekregen: alle bevoegdheden aan de gemeenschappen, behalve de bevoegdheden die bij wet toebedeeld worden aan de confe­derale overheid. Zo zou de Belgische staatsstructuur kunnen herleid worden tot een minimale structuur, met proto­colaire en vertegenwoordigende rol. Grondwettelijk is dit in principe nu reeds mogelijk, omwille van het artikel 35 van de Belgische Grondwet.
Het probleem is echter niet erg verschil­lend van de huidige onderhandelingen, alleen zou de inzet van de onderhan­delingen nog veel ingrijpender zijn en de belangen nog veel fundamenteler. Vandaar dat ik zeer wantrouwig ben over dergelijke onderhandelde staats­hervorming, die moet uitlopen op een confederale staatsstructuur. Meer haal­baar dan een confederale staatsstruc­tuur lijkt mij een soort statenbond, een samenwerkingsverband van twee onaf­hankelijke staten.
Hoe de zaken verder zullen verlopen, kan voor het ogenblik niemand zeggen. Wat wel erg waarschijnlijk is, is dat bij verdere blokkering van de staatshervor­ming, de splitsing van het land onver­mijdelijk wordt, en dat het Vlaams par­lement daarbij een doorslaggevende rol zal spelen.

Er wordt deze tijd veel gerekend: hoe­veel moeten de V-partijen (V-NA, Vl.Blok en Dedecker) samen nog groeien vooraleer een meerderheid te bereiken in het Vlaams parlement? Bart Maddens heeft hierover onlangs een interessant artikel gepubliceerd, met gedetailleerde electorale bereke­ningen, waarin een reële ‘Vlaamse’ meerderheid in het vooruitzicht gesteld wordt, die dan tot zelfstandigheid zou kunnen beslissen.
Naar mijn mening zou dit een catastrofe zijn: een zelfstandig Vlaanderen dat uit­sluitend steunt op de V-partijen, zou een zo slecht mogelijke start zijn voor een nieuw Vlaanderen. Het zou in de nationale en internationale opinie voedsel zijn voor de opvatting, ten on­rechte, dat Vlaanderen gedomineerd wordt door extreem rechts.

Vandaar de absolute noodzaak om bin­nen Vlaanderen de dialoog te versterken tussen de verschillende partijen, om duidelijk te maken dat een zelfstandig Vlaanderen een stap vooruit kan bete­kenen voor de democratie, op voor­waarde dat ‘links’ niet langs de zijlijn blijft staan. Ik ben er van overtuigd dat er in de verschillende ‘linkse’ partijen wel krachten aanwezig zijn die uitein­delijk de balans kunnen doen overslaan. De grens tussen ‘links’ en ‘rechts’ gaat niet zozeer tussen de partijen, dan wel doorheen elke partij. Zo ook de evolutie naar een zelfstandig Vlaanderen.

De manier waarop we naar een zelf­standig Vlaanderen gaan, zal bepalen hoe de toekomst van Vlaanderen er zal uitzien. Ik heb wel voortvarend als thema voor deze toespraak de toekomst van Vlaanderen te nemen, maar er is niemand die over een glazen bol be­schikt om die toekomst te voorspellen. Die toekomst zal in grote mate afhangen van de wijze waarop die zelfstandigheid wordt bereikt. De belgicistische auteur Tom Lanoye, die geen enkele gelegen­heid laat voorbij gaan om zijn volk te beledigen, heeft onlangs smalend ge­zegd dat een zelfstandig Vlaanderen niet zou verschillen van België, waaruit uiteraard de conclusie volgt dat splitsen niet de moeite waard is.
Wanneer men zulk een minachtende houding aanneemt tegenover het eigen volk, is het normaal dat men tot de overtuiging komt dat er niets ten gronde kan gewijzigd worden in het politieke gebeuren.
Ik deel zijn mening niet. Ik geloof wer­kelijk dat er voldoende levende krach­ten zijn, in de verschillende geledingen van onze Vlaamse samenleving, om corruptie, vriendjespolitiek en zelfbe­diening doelmatig te bestrijden, en om de democratie te herstellen.
Wanneer de communautaire hypotheek zal gelicht zijn, is de kans groot dat Vlaanderen de samenlevingsproblemen veel efficienter kan aanpakken. Maar dat zal afhangen van de Vlamingen, van hun initiatieven, hun democratische wil.
Dit gezegd zijnde wil ik toch mijn belof­te nakomen en zeggen welke, volgens mij, mogelijke kenmerken moeten zijn van een toekomstig democratisch, so­ciaal en vredelievend Vlaanderen. Want een autoritair, asociaal en oorlogszuch­tig Vlaanderen zou in strijd zijn met de diepste verzuchtingen van ons volk, en zou bijgevolg moeten bestreden worden. Maar Vlaanderen is geen eiland: het is afhankelijk van een wereld die in crisis is. Economisch, sociaal, cultureel, ethisch beleven wij een enorme transitie terwijl onze productie- en levenswijze de biosfeer zelve in gevaar brengt en ons bestaan bedreigt.
Eén zaak staat voor mij als een paal bo­ven water: het huidige model van mate­loze groei, verspilling en wegwerpeco­nomie heeft zijn beste tijd gehad. Onze biologische footprint is te groot voor de beperkte hulpbronnen van deze wereld. Zoals Tom Lanoye denkt men nog veel in termen die identiek zijn aan die van het huidige België, mits enkele margi­nale correcties, te weten: gewillige on­derdanigheid aan de oekazen van het kapitalistisch Europa, onderwerping en medeplichtigheid aan het imperiaal streven van de USA, en aan 'creatieve vernietiging' door globaliseren, deregu­leren en privatiseren.
Wie denkt dat een zelfstandig Vlaande­ren de maatschappelijke problemen als bij toverslag, zonder strijd, zal kunnen oplossen, staat een grote teleurstelling te wachten. Zonder fundamentele om­mekeer van het beleid zullen de vijftien procent armen nog altijd arm zijn en zal de kloof tussen arm en rijk blijven toe­nemen; massa's immigranten zullen nog altijd aan de deur blijven kloppen, het leefmilieu zal verder afgetakeld wor­den, de koopkracht nog altijd bedreigd, het verkeer nog altijd dodend en het aantal zelfmoorden onwaarschijnlijk hoog. Het wetenschappelijk onderzoek zal nog altijd gebeuren in functie van privé belangen, evenals het gezond­heidsbeleid. Justitie zal nog altijd in dienst staan van de rijken en onveilig­heid zal de zwakken blijven bedreigen. De kernlobby zal nog steeds de sluiting van de kerncentrales willen terug­schroeven. De ‘motherfucking culture’ zal ons nog steeds opgedrongen wor­den. Europa zal ons nog steeds opslui­ten in een neoliberale dwangbuis van kunstmatige privatiseringen, dienstver­lening aan het globalizerend kapitaal en onderwerping aan de hyperkinetische verspillingsmarkt. Zelfstandig Vlaande­ren zal van start gaan met de erfenis van een ondemocratisch België. Beursavon­turiers zullen zich nog steeds in de plaats stellen van democratisch verko­zen vertegenwoordigers.

Toch zal er in een zelfstandig Vlaande­ren iets grondig veranderd zijn, te weten de (tenminste gedeeltelijke) verant­woordelijkheid voor Vlaanderen voor het eigen beleid. Men zal de schuld van de mistoestanden niet meer bij ‘de an­deren’ kunnen leggen. Geen stupied en kostelijk wafelijzerbeleid meer, wel de verplichting om zelf voor oplossingen te zorgen. "Wat we zelf doen, doen we beter" zal metterdaad moeten bewezen worden.
Een belangrijk motief voor de grond­stroom naar zelfstandigheid van Vlaan­deren is de eis voor aanpassing van het beleid aan de eigen Vlaamse opvattin­gen, tradities en voorkeuren. Dit moet nu programmatisch ingevuld worden. Ik suggereer hier enkele beleidslijnen, als bijdrage tot dit debat. Ik waag mij aan de denkoefening: hoe kan men, vanuit een progressief, democratisch en republikeins standpunt, Vlaamse toet­sen naar de toekomst toe geven. Welk soort programma kan de inzet worden van een ruime volksbeweging voor een ander Vlaanderen dat democratisch, verdraagzaam, vredelievend, inventief en solidair is, milieubewust en verant­woordelijk? Dergelijke denkoefening kan niet meer zijn dan een eerste aan­zet, die moet gevolgd worden door cor­recties, aanvullingen en uitdiepingen, om uiteindelijk een programma te worden met meerderheidsambities.

1. Vlaanderen maakt onvervreemdbaar deel uit van Europa. Dit betekent echter niet dat we gewoon alle bevelen van DIT a-sociaal en ondemocratisch Europa moeten opvolgen, een Europa dat bij grondwet elk perspectief voor een niet­-kapitalistische toekomst uitsluit. Telkens wanneer een volk geraadpleegd wordt, zoals via de volksraadplegingen in Nederland en Ierland, wordt dit on­democratisch Europa radicaal afgewe­zen. Met een onvoorstelbare arrogantie worden deze volksuitspraken terzijde geschoven. Elders, zoals in België, wordt zelfs de raadpleging van het volk over zaken die de toekomst hypothe­keren, brutaal geweigerd. Dit soort Europa is onaanvaardbaar. Vanuit Vlaanderen moeten initiatieven ge­nomen worden voor een ander, een sociaal Europa. Dit vereist uiteraard eerst en vooral de erkenning van de Vlaamse natie door de EU. Eventuele weigering daartoe, tegen een gebeur­lijke beslissing van Vlaanderen, zou het gewicht hebben van een oorlogsverkla­ring.
Het basisprincipe van een democratisch Europa moet het subsidiariteitsbeginsel zijn: laat elk volk zijn oplossingen aan­brengen, met eigen accenten, rekening houdend met de eigen geschiedenis en volksaard.

2. Vrije verkiezingen vormen de structu­rele grondslag van een democratisch be­stel. Ze openen in principe de poort voor een beleid dat overeenstemt met de wensen en de verlangens van de meerderheid van de bevolking. Dat is de theorie. De praktijk is vaak anders, zo­als blijkt nit de erg verschillende moda­liteiten in de kieswetgevingen van de ‘democratische’ landen. Er zijn meerde­re invullingen mogelijk van het begrip ‘democratie’, en er bestaan zeer veel praktijken om de meerderheidskeuze van het volk te omzeilen: rechtstreekse fraude, gemonopoliseerde inzet van propagandamiddelen, het corrumperen van verkozenen, of de reële bevoegdhe­den van het verkozen parlement inper­ken ten gunste van de uitvoerende of zelfs de gerechtelijke macht, of zelfs het brutaal negeren van de kiesbeloften waarmee men de kiezer heeft verleid, enz.
Zoals reeds gezegd werd in ons land het democratisch principe van de meer be­slissende meerderheid afgeschaft en vervangen door de macht van de min­derheid. Wanneer de macht van de min­derheid systematisch tot principe wordt verheven, loopt er iets grondig mis met de democratie.
In het toekomstig Vlaanderen moet ver­hinderd worden dat dit Belgisch gebruik niet wordt verder gezet. Dat betekent dat geen enkele minderheid, ook geen sociaal-economische, ook geen ethische, ook geen culturele, recht heeft op het monopolie.

In verband met verkiezingen heb ik nog twee opmerkingen. Een eerste is de vaststelling van de toenemende vrees voor verkiezingen. Er werd werkelijk een offensief gevoerd om Vlaamse, Bel­gische en Europese verkiezingen te laten samenvallen. Als motief wordt gegeven dat bij veelvuldig electoraal opbod de meerderheden geen tijd krijgen om tot een rustig en weloverwogen beleid te geraken. Anders gezegd: die lastige kie­zer belet ons onze goesting te doen. Nu is de betekenis van verkiezingen precies de wil van het volk tot uiting te brengen, zodat de verkozenen des volks er reke­ning mee kunnen houden! Je moet het bijvoorbeeld als socialist maar meema­ken dat je, bijna een eeuw na het moei­zaam afdwingen van het (mannelijk) al­gemeen stemrecht, in De Morgen een redactioneel pleidooi leest waarin der­gelijke vrees voor de kiezer wordt uitge­drukt.
Maar er is meer aan gang in verband met ‘democratische’ verkiezingen. Zo men het kiesvolk niet voldoende onder controle kan brengen, dan kan men het toch doen met de verkozenen. Corruptie heeft vele gezichten. Men zal het in ons land niet (of zelden) wagen een ambte­naar of mandataris brutaal een pak bankbiljetten in de hand te stoppen. Daarvoor zijn wij veel te beschaafd, veel te geraffineerd. Wij beschikken over veel betere methodes.
In onze moderne cultuur worden ver­kozenen gelijmd met wedden die het meervoud zijn van het inkomen van hun kiezers. Hoe kunnen zij nog de noden en wensen van die kiezers begrijpen? Wanneer politici hun mandaat verlie­zen, wat betekent dat zij afgewezen wor­den door hun kiezers, krijgen zij als be­loning een mooie afscheidspremie. Een politieke carrière wordt bovendien vaak bekroond door allerhande zwaar betaal­de bestuursposten. Het prototype is Dehaene, groot geworden op de rug van het ACW en kampioen graaier in de bestuurspot, zodat hij miljardair kon worden! Verdedig maar de belangen van de sukkelaars die het moeten stel­len met een leefloon!

De lucratieve perspectieven van trouwe partijmandatarissen hebben tot gevolg dat we geconfronteerd worden met brave parlementen, waar partijbonzen de plak zwaaien. Wie de bevelen niet volgt, vliegt buiten en ziet zijn zekere toekomst verzwinden. Niet meer de belangen van de kiezer komen voorop, wel de enge partijbelangen. Omwille van de smeer likt de kat de kandeleer.
In plaats van een democratie, komen we terecht in een particratie.
Voeg daarbij dat de wetgevende en con­trolerende rol van het parlement (van de parlementen) wordt uitgehold. Be­slissingen worden genomen door een handvol partijleiders, of door ministers die hen schatplichtig zijn, mits grote minachting voor het parlement. Zelfs het aanwenden van oorlogsgeweld tegen een soeverein land wordt niet aan het parlement voorgelegd. Zo kon de regering op een mooie zomerdag zomaar be­slissen het land te betrekken bij een agressieve oorlog. De haviken in Wa­shington hebben meer invloed op de Belgische regering dan de verkozenen van het volk. Een zelfstandig Vlaande­ren betekent niet alleen zelfstandigheid ten opzichte van de franstaligen, maar eveneens ten opzichte van andere na­ties. Wat baat het zelfstandig te worden als onze zelfbeschikking onbestaande is, en wij de bevelen van de EU of van Wa­shington moeten volgen?

Als we in een zelfstandig Vlaanderen daar geen halt aan stellen, gaan we inderdaad dezelfde weg op als het verfoeide België. Verkozenen mogen geen armoeleiders zijn, maar ze mogen evenmin rijker zijn dan de gemiddelde kiezer.

Nu ik het heb over corruptie op z'n Bel­gisch, kan ik niet nalaten even uit te wij­ken naar het tafereel van justitie. Ik heb een tiental jaren als gerechtelijk verslag­gever voor Belga gewerkt. Uitgenodigd om mijn ervaringen door te geven aan advocaten-stagiaires aan de rechtbank van Gent heb ik mijn voordracht als volgt begonnen: “Vroeger, tijdens mijn partijpolitieke loopbaan in de K.P., dacht ik dat er in ons land een klassegerecht bestond. NU WEET IK HET.”

Wat er de laatste tijd in dit land gebeurt met justitie, heeft niets meer te zien met rechtvaardigheid, wel met corruptie. Grote misdadigers, zowel van gemeen­recht als white collar misdadigers, ken­nen tegenwoordig het klappen van de zweep: mits medeplichtigheid van een top-advocaat en onderzoekers kan er gezorgd worden – uiteraard tegen be­taling – dat van bij de aanvang van het onderzoek fouten worden ingelast in het onderzoek. De rechter nadien, die zich strikt houdt aan het formele karakter van de rechtspraak, kan niet anders dan vaststellen dat de rechtsgang niet geldig is. De grote criminelen gaan vrijuit. Hebt u al ooit gehoord dat de gerechte­lijke ambtenaar, verantwoordelijk voor de initiele fout, gesanctioneerd wordt? In een zelfstandig Vlaanderen moet komaf gemaakt worden met dat soort corruptie, en moet de rechtvaardigheid terug ingevoerd worden in de recht­spraak.

Verkiezingen zijn wel een noodzakelij­ke, maar stellig geen voldoende voor­waarde om te kunnen spreken van de­mocratie. De lakmoesproef voor demo­cratie is de mate waarin het volk effec­tief kan wegen op het beleid. Dit kan niet herleid worden tot een periodieke globale uitspraak bij de verkiezing, maar moet gebeuren doorheen de dag­dagelijkse maatschappelijke werking. Vlaanderen is rijk aan organisaties in het middenveld: vakbonden, culturele organisaties, vrouwenorganisaties, mi­lieuwatchers, vredesorganisaties, ver­bruikers-, jongeren- en seniorenvere­nigingen, vrijwilligers en allerhande ngo's. Ze moeten betrokken worden bij het dagdagelijks beleid, zowel in de wij­ken als in de steden, en op alle niveaus van het beleid. Hun bevoegdheid kan niet uitsluitend raadgevend zijn, maar ook uitvoerend, tenminste op enkele vastgelegde terreinen van het beleid. In plaats van de kiezer te ontwijken, of zijn kiesrecht te beperken tot periodieke globale uitspraken, moet hij de kans krijgen om in belangrijke zaken mee te beslissen via referenda.

Als laatste deel wil ik het hebben over twee belangrijke onderwerpen die van­daag de politieke actualiteit beheersen: de immigratie en Brussel.

De immigratie is een fenomeen dat de toekomst van Vlaanderen ten zeerste aanbelangt. Wij zijn een gastvrij volk, en in het verleden hebben wij ten volle bewezen dat wij solidair kunnen zijn met de slachtoffers van oorlog en ver­volging. Mag ik herinneren aan de wijze waarop duizenden Vlaamse gezinnen de Spaanse kinderen hebben ontvangen, slachtoffers van het Franco-fascisme? Kent men ook nog de beroemdste al­lochtonen die in dit land asiel vonden, zoals Karl Marx en Albert Einstein? Vandaag is de toestand nochtans totaal verschillend. Het gaat in de eerste niet meer om politieke vluchtelingen, om vluchtelingen voor oorlogsgeweld. Daarover kan er volgens mij geen enkel misverstand bestaan: zij zijn welkom hier. Het gaat echter vooral om de mas­sale toevlucht van economische migran­ten. In plaats van de strijd te voeren in eigen land tegen de interne en externe uitbuiters, vluchten zij naar landen waarvan zij verwachten te kunnen deel hebben aan de rijkdom, ontstaan door de eeuwenlange strijd van de autochto­nen voor recht en waardig leven. Zolang dit fenomeen marginaal blijft kan onze samenleving dit probleemloos opvan­gen. Anders wordt dit wanneer de im­migratie een groot percentage van de bevolking wordt, laat ons zeggen zowat 10%. Dit cijfer wordt bereikt in onze grote steden. Ik geloof dat onze beleids­mensen geen gedacht hebben van wat er leeft onder de Vlaamse bevolking, die zich geleidelijk gediscrimineerd voelt. Ik herhaal: de Vlaamse bevolking wordt in talrijke gevallen gediscrimineerd. De allochtonen schijnen over meer rechten en voordelen, te beschikken dan de autochtonen. Dit alles gebeurt boven­dien ten overstaan van een Vlaamse bevolking die zelf in grote nood is, die moet rond komen met een levensmini­mum, teveel om te sterven en te weinig om te leven. De recente regeringsmaat­regelen ter regularisatie van de ille­galen, weer onder Franstalige druk, hebben dit fenomeen nog versterkt. Ik pleit hier niet voor een hermetisch af­grendelen van onze grenzen voor migranten, wel voor een strikte beper­king van het aantal toegelaten alloch­tonen, die bovendien bereid moeten zijn zich te integreren in onze samenleving, wat het beheersen van onze taal omvat. De essentie van de bestrijding van de migratie ligt in het oplossen van de pro­blemen in de landen vanwaar de alloch­tonen afkomstig zijn. Dit is mede de taak van een Vlaams internationaal be­leid binnen Europa, waar men de ge­personaliseerde of geïnteresseerde fi­lantropie moet vervangen door een beleid van verantwoordelijke zelf­ontwikkeling.


Ik denk dat het voldoende duidelijk is geworden dat de mythe van het multi­culturalisme tot een fiasco heeft geleid. Ik ben geen bange blanks man, maar ik wens niet, nu dat de katholieke kerk het grootste deel van zijn hegemonie in Vlaanderen heeft ingeboet, die te ver­vangen door een verdraagzaamheid te­genover een andere, wellicht nog meer achterlijke hegemonie. Vandaar dat in het toekomstig Vlaanderen scheiding tussen Kerk en Staat essentieel is: gods­dienstbelijdenis moet vrij zijn, een recht van elk individu. Maar het is niet de taak van de gemeenschap de persoonlij­ke godsdienstbelijdenis te financieren. Kirchensteuer en Moskeeënsteuer moe­ten de huidige toestand van openbare financiering vervangen.

Tot slot het fenomeen Brussel, dat overal wordt opgeworpen als de grote hin­derpaal voor een zelfstandig Vlaande­ren. Dit concept wordt trouwens met veel ijver verspreid door een aantal (belgicistische) Vlamingen uit Brussel. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen. Ze ligt midden in een intensief geïndus­trialiseerd Vlaams gebied. Ze moet bij­gevolg die hoofdstad blijven, ook al is de overheersende taal niet meer de taal van de oorspronkelijke bevolking, maar wel van de inwijkelingen. Vlaanderen mag niet buigen voor de territoriale eisen van de Franstalige politici. Brussel, als hoofdstad, moet bestuurd worden door een Brussels (liefst eengemaakt) stadbestuur, bijgestaan door een Vlaamse en een Franstalige voogdij­-overheid. Ook Brusselse Vlamingen schreeuwen moord en brand bij de ge­dachte dat Brussel in zekere mate onder voogdij zou geplaatst worden. Maar dat is loos geschreeuw, typisch voor een zekere arrogantie: staat Brussel vandaag soms niet onder voogdij? Juist zoals al onze steden momenteel onder voogdij staan van de provincie en van de gewestregering!

Ik ben mij er sterk van bewust dat ik in dit korte bestek slechts enkele aspecten van het toekomstige Vlaanderen heb aangeraakt. De plaats van Vlaanderen in de snel veranderende technologische wereld, de levensbedreigende ecologi­sche evolutie, de acute problemen van werkloosheid, pensioenen, begroting, en kernenergie, zijn evenveel vragen die een antwoord moeten krijgen.

Hoe dan ook: het voortbestaan van Bel­gië zoals het thans bestaat, legt een zware hypotheek op die toekomst.

Daarom is het van het allergrootste belang dat we zelf, als volk, democra­tische inspraak krijgen in alle maatre­gelen die onze toekomst voorbereiden.


’t Is TE LAAT!
Volgens de Naamloze Achter Ons zijn het dit jaar vijgen na Pasen en is er van enige Verrijzenis geen sprake.

Aldus sprak N*A*O*,
‘Hij noemt het trouw aan zijn partij,
maar het is enkel luiheid;
hij wil zijn bed niet uitkomen’,
Merksem, 24 april 2011


(1) Herlees hierover ook het debat tussen N*A*O* en zijn Waalse broeder NEO: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/12/naos-debat-met-neo.html .