2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

vrijdag 8 oktober 2010

Hasjiesj in Marseille - V



Marseille, 8 oktober 2010.

Ik lig in Kims kamer op bed te lezen en te roken. Tegenover me, achter het raam, ligt diep beneden een van die zwarte smalle straten van het havenkwartier, die als een kerf van een mes in het lijf van de stad zitten. Zo geniet ik dus de onvoorwaardelijke zekerheid dat ik in deze stad van honderdduizenden inwoners waar nog geen vijf mensen me kennen, ongestoord geheel in mijn dromerijen geborgen kan blijven.
Stilaan begint het spul te werken.


1 Geesten zweven (als vignetten) achter mijn rechter­schouder. Gevoel van kilte in die schouder. In dit ver­band: 'Ik heb het gevoel dat er behalve mij nog vier men­sen in de kamer zijn.' (Omzeiling van de noodzaak zich ergens over uit te laten.)

2 Toelichting op de Potemkin-anekdote uit Poesjkins “Anecdoten” door de verkla­ring: een suggestie zou zijn om iemand het masker (van zijn eigen gezicht, i.e. van de Naamloze Achter Ons) voor te houden.

3 Verminkte uitlating over ethermasker, dat (vanzelf­sprekend) ook mond, neus, enzovoort had.

4 De twee coördinaten door de woning: kelder – vloer/horizontale. Grote horizontale uitdijing van de woning. Zich aaneenrijgende kamers, waaruit muziek komt. Maar misschien ook verschrikking van de gang.

5 Onbegrensde welwillendheid. Wegvallen van dwang­neurotische angstcomplexen. Het mooie ‘karakter’ komt aan bod. Alle aanwezigen iriseren in het komische. Tege­lijk laat je je met hun aura volstromen.

6 Het komische wordt niet alleen uit gezichten, maar ook uit voorvallen geput. je zoekt een aanleiding om te la­chen. Misschien komt ook alleen maar daarom zoveel op je af als ‘gearrangeerd’, als ‘gezocht’: opdat je erom kunt lachen.

7 Dichterlijke evidentie in de wereld van de klank: ik doe op een bepaald ogenblik de uitspraak dat ik zo juist in het antwoord op een vraag het woord lange tijd alleen maar had gebruikt door (om zo te zeggen) de waarneming over een lange tijd in de klankinhoud van die twee woorden. Naar mijn gevoel is dit dichterlijke evidentie.

8 Samenhang; onderscheid. Je voelt wanneer je glim­lacht een klein vleugeltje uit je groeien. Glimlachen en fladderen verwant. Je hebt een gevoel van gedistingeerd­heid onder andere omdat je van je zelf de indruk hebt, dat je je in de grond van de zaak nergens diep mee inlaat: dat je je, hoe diep je ook doordringt, steeds op een drempel beweegt. Een soort spitz-dans van het verstand.

9 Het valt je zeer op dat je in zulke lange zinnen spreekt. Ook dit heeft te maken met horizontale uitdijing en (wel­licht) met lachen. Het passagefenomeen is eveneens een lange horizontale uitbreiding, misschien gecombineerd met het verloop van zich in de verte verliezende, nietige perspectieven. In die nietigheid zou misschien het ver­band te zoeken zijn van het beeld van de passage met het lachen. (Vgl. Benjamins treurspelboek: verkleinende macht der re­flectie.)

10 Heel vluchtig duikt op een bepaald moment het in zich zelf gekeerd zijn zo'n beetje op als de neiging om je zelf, je lichaam [enige woorden onleesbaar] te stileren.

11 Onwil informatie te geven. Rudimenten van een toestand van vervoering. Grote gevoeligheid voor open deu­ren, luid gepraat, muziek.

12 Gevoel Poe nu veel beter te begrijpen. De toegangs­poorten tot de wereld van het groteske lijken open te gaan. Ik wilde alleen niet naar binnen.

13 Oven van kachel wordt kat. Bij het woord gember staat er in plaats van het bureau plotseling een fruitstalle­tje, waarin [ik] dadelijk daarop weer het bureau herken. Het deed me denken aan 1001 nacht.

14 Tegenzin, moeite om andermans gedachten te volgen.

15 Je hebt de plaats die je in de kamer inneemt niet zo vast bezet als anders. Zo kan het plotseling lijken – mij overkwam dit heel even – alsof de hele kamer vol men­sen zit.

16 De mensen met wie je te maken hebt (in het bijzonder Krzystyna en Kim) hebben sterk de neiging zich een klein beetje te veranderen, niet vreemd te worden zou ik willen zeggen, ook niet vertrouwd te blijven, maar een beetje op vreemden te gaan lijken.

17 Ik leek een uitgesproken tegenzin te hebben om me over dingen uit het praktische
leven, de toekomst, feiten, politiek druk te maken. Je bent op de intellectuele sfeer gericht zoals fanatici dat soms op de seksuele sfeer zijn, je wordt er door aangezogen.

18 Na afloop met Kim naar het café. Klein afscheid van de geestenwereld. Knipogen.

19 Het wantrouwen tegenover eten. Een bijzonder en zeer uitgesproken geval van het gevoel dat je bij veel din­gen hebt: 'dat meen je toch niet om er zo uit te zien!'

20 Kims schrijftafel verandert als zij het over 'gem­ber' heeft een seconde lang in een stalletje met fruit.

21 Ik breng het buitengewone heen en weer slingeren van meningen in verband met het lachen. Nauwkeuriger gezegd hangt het onder andere samen met de grotere af­standelijkheid. Verder is die onzekerheid, die mogelijker­wijs tot aan gekunsteldheid toe kan gaan, in zekere zin een projectie naar buiten van het kriebelige gevoel van binnen.

22 Opvallend is dat je de oorzaken van remmingen die in bijgeloof enzovoort gelegen zijn en die je anders niet gemakkelijk een naam geeft, tamelijk impulsief en zonder sterke weerstanden uitspreekt.

In een elegie van Schiller staat er: “Des vlinders twijfelen­de vleugels.” Dit wat betreft de samenhang van het heb­ben van vleugels en het gevoel van twijfel.

23 Je bewandelt dezelfde paden van het denken als altijd. Alleen lijken ze nu met rozen te zijn bestrooid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten