2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

woensdag 24 augustus 2011

N*A*O* in Armorica (VIII) & N*A*O*'s Questions aux belgicistes (XXXX)

-8-        Derde blik op België vanuit Armorica
            &
            N*A*O*’s Questions aux belgicistes (XXXX)
De Naamloze reis (A*O*) doorheen Armorica leerde ons niet alleen de mythische én de Verlichtingsbronnen kennen waaraan de stichters en de aanhangers van België zich laafden en waarnaar hun Belgische mascotte verwijst, de schaamteloos zijn roede vastgrijpende en rond zich heen spuitende dwergbaviaan “Manneken Pis”: de hondskopaap als schriftgeleerde in de Oudheid en de hondskopaap als “missing link” in de moderniteit. (1)

Een aantal archeologische vondsten, gaande van het megalythenpaar Babouin en Babouine, over enkele baviaanbeeldjes, tot Franstalige teksten als “Pauvre Belgique” en “Chez les singes”, toonden ons echter ook de extreem zielige en vooral snobistische achterkant van het belgicisme. (2)

Vorige week ontmoette de Naamloze Achter Ons in het Armoricaanse Sant Brieg de eeuwig drieënzestig jaar oude en dolkomische doctor Faustroll, die ontsproot aan het brein van de in het lyceum van Roazhon schoollopende dadaïst Alfred Jarry.
Deze ontmoeting maakte een derde Naamloze blik op het Belgische apen-land mogelijk.

De lectuur van de alhier in Noord-Armorica blijkbaar enig vindbaar Belgische krant - een oud nummer van de racistische en Vlamingen hatende “Le Soir” - veroorzaakte bovendien bij de Naamloze A*O* de kriebels om nog enkele bijkomende vragen te stellen aan de belgicisten.

            -8.1-            Belgische Robinsonade

Doctor Faustroll deed niet liever dan herinneringen ophalen aan zijn boottocht over land, zijn “Robinsonade” zoals hij het noemde, van Parijs naar Parijs, die hij maakte in zijn twaalf meter lange kopergazen bed.
Hij tolereerde tijdens zijn reis nog twee andere personen naast zichzelf in bed, ofschoon dat bed eigenlijk maar een één-persoonsskiff was.
En hier werd het interessant, niet omdat hij deurwaarder Panmuphle meenam, die beslag was komen leggen op nagenoeg al zijn spullen, maar omdat zijn derde reisgenoot Bosse-de-Nage was, die hij meermaals in het Gallo aanduidde als “singe Papion” of als “Papion Cynocéphale”… als Belg dus. Bosse-de-Nage was de scheepsjongen, die op de voorplecht op de uitkijk zat en het vaartuig aan land trok. Het beest was tweetalig, want zijn voornaamste uitlating tijdens de reis zijn de woorden “ha ha” (al is het niet uit te sluiten dat het om één woord ging).

Blijkbaar deelde Doctor Faustroll de mening van de onderzoekers Gideon en Wilkins dat de Odyssee in feite de terugkeer van Odysseus van Engeland naar België verhaalt (zie “N*A*O*’s Eerste blik op België” (3)), want hij maakte de omweg via België tijdens zijn landvaart van Parijs naar Parijs om de reactie te onderzoeken van Bosse-de-Nage bij het eventuele naderen van zijn bakermat.
Het toenemend enthousiasme van Bosse-de-Nage bij het naderen van de Belgische kust vatte hij dan ook op als de gelukzaligheid van de baviaan bij het ruiken van zijn soortgenoten.
Faustroll wist trouwens te vertellen dat Bosse-de-Nage’s directe familie afstamde van het Griekse eiland Kefalonia; en hij legde meteen ook het akoestisch verband tussen Kefalonia en Wallonia.

Faustroll maakte duidelijk dat in de eerste plaats Wallonië en zeker niet Vlaanderen een apen-land is. Het ultieme bewijs daarvoor vond Faustroll in zijn door Du Cange samengesteld woordenboek van middeleeuws Latijn.
Daarin staat een citaat van Guillaume Guiart, die soldaat was in het Franse leger in Vlaanderen in de tijd van de Guldensporenslag, waaruit blijkt dat de graaf van Vlaanderen juist niet op een baviaan lijkt: “Li quens (= graaf) de Flandres Bauouin; ne semble mie babouin, ne bec jaune, ne foux naïs, au departir de son païs.”
In middeleeuwse manuscripten duiken regelmatig babuins op: het zijn groteske, vreemde wezens in de marge. Ze staan tussen de letters, spelen ermee, zitten achter andere babuins aan, en copuleren of pissen op de open plekken tussen de tekst.
Het Franse woord “baboue” betekent “grimas” en het Engelse “baboon” verwijst naar een sullig persoon, maar ook naar het babbelen van een aap.
In Franse kazernes trof men vaak een muurschildering van een grotesk figuur – de sul of de “babouin”: soldaten die de interne code hadden doorbroken werden verplicht de baviaan te kussen. En inderdaad Walen kussen elkaar opmerkelijk veel.

De N*A*F* (de Naamloze Achter Faustroll) bracht het fameuze argument voor de gedachte van de hondskopaap als “ontbrekende schakel” in de evolutietheorie ter sprake.
Faustroll wist meteen dat N*A*F* alludeerde aan de brief van René Descartes aan Hector Chanut (1 november 1646), waarin de filosoof beweerde dat bavianen oorspronkelijk spraken, maar besloten te zwijgen om niet tot werken gedwongen te worden (zie “N*A*O*’s Eerste blik op België – vervolg” (4)).
“Dat vond je in Jorge Luis Borges’ “Boek van denkbeeldige wezens” bij de beschrijving van de Hochigan,” merkte hij meesterlijk en correct op.
“Dat klopt,” antwoordde N*A*F*, “maar wat vind je er van? Kon Bosse-de-Nage spreken? En is dat de reden dat de actuele Belgische oorlog er een is tussen Vlamingen en Franstalige Brusselaars, terwijl de Walen weinig van zich laten horen? Zouden de Walen echt lui zijn?”

Faustroll zei dat Bosse-de-Nage nooit veel zei, althans in het Frans. Al zijn moeite om de baviaan Franse woorden aan te leren, had niets opgeleverd. Maar de aap sprak wel Belgisch. Jammer genoeg kon niemand van de opvarenden dat taaltje noteren.
Tenzij dan de voortdurend door Bosse-de-Nage als tussenvoegsel gebruikte uitroep “ha ha”.
“Het was een tussenvoegsel, geen lach hoor. Hij reageerde zo voor het eerst wanneer ik het volgend stukje voorlas uit het mee op reis genomen “Pantagruel” van Rabelais.”
Faustroll toverde “Pantagruel” tevoorschijn en sloeg het open bij hoofdstuk 26: “Panurge antwoordde: ‘(..) maar ik zit nog met één probleem.’ ‘En wat mag dat wel wezen?’ zei Pantagruel. ‘Dat is,’ zei Panurge, ‘de vraag hoe ik het klaarspeel om vanmiddag nog al die meisjes van plezier die daar zijn op de lat te schuiven, zodat er niet één vandoor kan gaan zonder dat ik haar op de gebruikelijke wijze op de stoffer heb genomen.’ “
Wat Bosse-de-Nage met “ha ha” bedoelde werd nooit echt duidelijk. Volgens Faustroll kon de uitroep zowel verwijzen naar het zeil van een schip, naar een geul in het landschap, naar een Berber, naar een geldstuk, enzovoort. In het Frans als “a a” misschien zelfs naar een rivier in Holland.
Doctor Faustroll: “Toen we onderweg kapitein Kidd tegenkwamen tatoeëerde deze op het voorhoofd van mijn zwijgzame scheepsmaat in het blauw met een inkt van buskruit en gin ‘BOSSE-DE-NAGE Cynocéphale papion’. Hiermee stigmatiseerde hij de Belgisch sprekende baviaan, want een “bosse de nage” is in feite het houten uitsteeksel of dol waaraan de boot aan land kan worden getrokken, of waarin de riem past. Eerst dachten we nog dat “Bosse-de-Nage” afstamde van het van het Nederlandse “bootsman” afgeleide “bosseman”, hetgeen toch nog altijd een onderofficier was. Maar zodra op zijn Belgische kop “papion” stond, wisten we hoe laat het was. In het Zweeds en in het Duits bedoelt men met “papion” een scheepsknecht die uitkijkt dat er geen voorwerpen tegen de boot aandrijven. In het woordenboek van de gebroeders Grimm las ik: ‘Een grote baviaan, eerder gekroond met een waterhoofd dan met een hondskop, en vandaar ook minder intelligent.’ “

Het tot hier in Armorica doorgedrongen nieuws van de ramp op de eerste dag van het Sukkelpopfestival en de emo-journalistiek en het politiek theater (5) de dag erna, herinneren de Naamloze Achter Ons aan het in 1788 door doctor Schasz gepubliceerde “Imaginaire Reize door het Aapenland”.
Op de webpagina van de NOS gewagen Nederlandse festivalgangers van een “typische Belgische” chaos: “Het was een ongeorganiseerde puinhoop. Mensen liepen van hot naar her, bijna als kippen zonder kop. De communicatie vanuit de organisatie was slecht (met GSM’s in plaats van een eigen draadloos systeem) en ambulances reden af en aan.” Er zou ook heel wat gestolen zijn.
Het boek vertelt de geschiedenis van een heer, die nadat hij met zijn vrouw, zijn kamermeisje, zijn paard en zijn hond te water is geraakt, niet weet wie hij moet redden. Ze sterven alle vier, waarna hij zijn dorp verlaat, achtervolgd door een woedende Hollandse meute. Hij rent en komt uiteindelijk pas bij zijn zuiderburen in het Aapenland tot stilstand. Hier aangekomen wordt hij ingewijd in de riten en de cultus van de Belgische apen door baviaan nummer 17. De bavianen hebben het plan opgevat om mens te worden. Er zijn echter twee fracties die een verschillende methode voorstaan om dit doel te bereiken. De noordelijke groep meent dat door onderwijs de apengroep zich kan ontwikkelen tot een hoger niveau. De zuidelijke groep heeft een eenvoudigere oplossing: door de staart af te snijden lijkt men snel op de mens. De twee facties treffen elkaar in een parlementaire vergadering, waar na veel discussie over de aard van de staart, en over de problematiek van de mannelijke apen die twee van dergelijke uitstulpsels hebben, wordt besloten om de staart af te snijden. Om te voorkomen dat enkele apen halverwege door angst worden overmand en weigeren hun staart te laten afsnijden, heeft men een oplossing gevonden. De apen gaan in een grote kring zitten, en op een afgesproken signaal hakt elke aap de staart van de voor hem zittende soortgenoot af. Jammer genoeg overlijdt een groot deel van de apen door bloedverlies.

Met betrekking tot de Belgische intelligentie, brengt het in de meer dan twee weken oude “Le Soir” gevonden interview van historicus François Perin ons tot de kern van de zaak: “La fameuse “révolution” de 1830, qu’en est-il? Elle éclate sur une scène d’opéra, où l’on jouait La Muette de Portici. Avez-vous déjà vu la masse populaire se presser à l’opéra? À cette époque en tous cas, seuls les bourgeois pouvaient aller à l’opéra. Ce sont eux qui se sont enflammés.” (7 augustus 2011)
“Het is ook niet toevallig dat in 1830 de cancan voor het eerst werd gedanst in de music-halls van Montparnasse in Parijs,” voegde doctor Faustroll hier aan toe, “de stichting van België ging gepaard met het ontstaan van een Europese rage, die zelfs tot in Armorica doordrong, om apen op toneel te brengen. Vaak droegen zij trouwens de naam “Jocko”, zoals de aap van Buffon. Terwijl de Belgen zelf meelijwekkende snobs waren, vervulden zij op de internationale scène een belangrijke amusementsrol. In de cancan zitten elementen van de galop, een dans in quick 2/4-tijd die de laatste passen van de quadrille zijn: de benen de lucht in en zwaaien met de armen. Hoewel tegenwoordig vooral gedanst door dames in de Moulin Rouge op Montmartre, was het de befaamde Charles Mazurier die met zijn acrobatische gestalte naast de aap, ook de grand écart en de jump splits populair maakte.”
“Behalve de apen op het toneel waren er meer attracties, zoals de aapman en de vrouwaap op kermissen. Vanaf de stichting van België reisde bijvoorbeeld de uit Mexico afkomstige gorillavrouw Julia Pastrana als de “lelijkste vrouw ter wereld” door Europa en Armorica. Een veertien jaar oud meisje met onderontwikkelde hersenen werd in die tijd in Frankrijk tentoon gesteld als Vrouw-aap en als “Darwin’s missing link”.
Het lijkt er sterk op dat België niet alleen op amusementsvlak een internationale rol vervulde, maar ook op “wetenschappelijk” vlak.
In een brochure “Waarheid. Proefondervindelijke onderzoekingen omtrent de afstamming van den mensch” stelde de Nederlandse wetenschapper Herman Moens voor om te experimenteren met de kruising van apen en mensen om op deze wijze de missing link te herscheppen. Omdat Moens beweerde dat dit onderzoek ook een middel kon opleveren voor de bestrijding van syfilis, werd hij gesteund door honingin Wilhelmina. Hij verzamelde echter onvoldoende fondsen om zijn onderzoek te financieren. Nochtans beweren sommigen dat hij op een Franse kermis zou hebben gestaan met het “wetenschappelijke bewijs” van de eerste aap-vrouw.
In Frankrijk kon men niet lachen met deze experimenten, die men afdeed als bestiale verkrachting, bijvoorbeeld in het boekje “L’Anencéphale à type “simiesque” de la maternité de l’hôpital civil de Vichy”. Sindsdien staat België bekend als natie van pedofilie en bestialiteit.

            -8.2-            Belgisch geknoei

Tegen zijn stomverbaasde interviewer van “Le Soir” zegt de vermaarde François Perin dus dat België, dat geboren werd in de benevelde geesten van een handvol Brusselse liefhebbers van een slechte opera, niet meer was dan een Engels protectoraat, en dat het daarom tijd wordt dat Vlaanderen zijn onafhankelijkheid uitroept en Wallonië, dat niet op eigen benen kan staan, naar Frankrijk trekt, waarbij Brussel maar zijn plan moet trekken.

Het is natuurlijk zo dat artiesten, zeker surrealisten, en vooral theatermakers het theatrale België niet zomaar zullen laten varen.
Omdat het ondenkbaar is dat de cynocefale Di Rupo, of Onkelinx, of Milquet in Frankrijk minister zouden kunnen worden, houden ze natuurlijk vast aan baviaanland. Perin: “C’est que cela fournit un grand nombre d’emplois de ministres et de cabinets ministériels.” (Le Soir, 7 augustus 2011)

De belgicisten gaan het nu zelfs hard spelen en een regering vormen met alleen nog Vlaams-nationalisten in de oppositie, zodat de kloof met Vlaanderen op korte tijd extreem groot dreigt te worden en het einde van België zeer nabij komt.
Hoe dom kunnen apen zijn?

De spijtig genoeg juist gepensioneerde Jean-Pierre Rondas geeft daar twee schitterende voorbeelden van. (De Morgen, 22 augustus 2011)
Hij legt uit hoe de naïeve informateur Vande Lanotte (S.P.a) na zijn mislukking zijn studenten vertelt dat ze “zich een gedacht moeten maken over Brussel.” Hieruit blijkt dat hij zich door een aap als Di Rupo heeft laten rollen. De Oostendse Vande Lanotte is niet in staat het “ha ha” van Di Rupo te vertalen als “vergeet het!”
De nog naïevere Wouter Beke (CD&V) liet zich nog stommer inpakken. Hij verwarde de intentioneel aangebrachte ballast van een schip met de last van een kruiwagen, zodat hij had “aangevoeld dat Di Rupo aangaf” met zijn “ha ha” dat het Franstalig Front ermee akkoord zou gaan dat de (door hen bewust toegevoegde) ballast weer van de kruiwagen gehaald zou worden.

* * *

Het was zeer leerrijk om de Franstalige en de Nederlandstalige 21 juli-televisietoespraken van honing Albert II te vergelijken.
In zijn moeizaam gesproken Nederlands speelt hij veel opgewondener te zijn
Het moet duidelijk zijn dat Albert zich ergert aan het feit dat bijna de helft van de Vlamingen het belang niet meer inziet van de Franse taal en van het instituut van de monarchie.
Hij heeft alleen niet door hoe vernederend een niet snobistische Vlaming dit gekakel ervaart en hoe lelijk hij zelf overkomt.
Alleen al het volgen van deze zeer verschillende regieaanwijzingen bewijst dat de honinklijke familie - met inbegrip van al haar raadgevers - enkel geworteld is in Franstalige kringen, zodat zij niet alleen zeer treurig omgaan met de Nederlandse taal, maar vooral in het geheel niet aanvoelen wat er in Vlaanderen leeft (6) , en met andere woorden van Vlaanderen vervreemd zijn.

Hoe is het ook mogelijk dat een in Italië belastingsgeld verbrassende grootkapitalist als Albert II een private telefoonlijn onderhoudt met een opnieuw Italiaanse, zogezegd socialistische kindervriend als Di Rupo, waarmee fatsoenlijke Vlamingen liever niet gezien willen worden?
“De Standaard”: “Het Paleis kiest voluit voor de visie van Franstalige socialisten.” (7 oktober 2010)
François Perin (over Di Rupo): “C’est un Italien naturalisé, né en Belgique… Les Italiens ont un attachement spécial au pays qui les a accueillis, donné un emploi…” (Le Soir, 7 augustus 2011)

En ook hier komt de aap weer uit de mouw. De Saxen-Coburgs zijn inderdaad niet van de slimsten.
François Perin: “Le congrès national Belge désigne un roi: un collatéral des Bourbons, un prince français. Les Anglais disent “non”. Ils récusent notre candidat. En désarroi, notre ministre des Affaires étrangères se rend à Londres: “Que faire?” Les Anglais lui disent: “Ah! Mais c’est simple… Nous avons un prince disponible… Un certain Léopold de Saxe-Cobourg.” Un personnage que personne ne connaissait chez nous. Qui avait refusé, avant cela, d’être propulsé roi des Grecs.” (Le Soir, 7 augustus 2011)

Een dag nadat de honing met overslaande stem zei dat er dringend een regering moest komen onder leiding van Di Rupo, vertrokken alle onderhandelaars, maar ook Albert II zelf, voor vier weken op verlof!
Jan Segers: “De eerste onderhandelaar die straks nog het woord hoogdringendheid in de mond neemt, verdient hoongelach.” (Het Laatste Nieuws, 8 augustus 2011)

* * *

Het nieuws dat de lieflijke Inge Vervotte de minder lieflijke (CD&V? of ACV? -) politiek verlaat zindert vandaag door tot in Armorica.
Wat is de reden hiervoor?
Toch niet de pro-Belgische bocht van CD&V? Onmogelijk, als ACV-er leeft zij van de zogenaamde “solidariteit”.
Toch niet de confrontatie met de typische – ondertussen door homo’s als Lanoye bewonderde – tsjeven-hypocrisie? Onmogelijk, want de erotiek die Inge uitstraalde, was de pure macht die haar medelijden met de zwakken haar gaf, zoals de Grote Roerganger Friedrich Nietzsche ons leerde, maar waarvan Inge zelf niets wist.

Het moet iets met de NMBS te maken hebben, met het Belgisch geknoei!
Inderdaad, zoals u wellicht al vernomen hebt, stopt de treinverbinding Brussel-Maastricht zonder overstap in Luik aan het eind van dit kalenderjaar.
De door de NMBS opgegeven reden is natuurlijk puur bedrog. Het heeft niks met overbezetting van de lijn te maken.

De echte reden is dat de Nederlanders alleen al om veiligheidsredenen niet aanvaarden dat treinpersoneel op Nederlands grondgebied onvoldoende Nederlands spreekt, laat staan het niet wil spreken! De Nederlandse spoorinspectie noteerde meerdere keren de onkunde van de Nederlandse taal van Belgische treinbestuurders, ondermeer na klachten over hun eentaligheid.
Ofschoon de Nederlanders nog aanboden de Belgische apen les te geven, besloot de socialistische NMBS-top om de lijn af te schaffen.

De onder haar strakke pakje zwoel ogende Inge, die als politica toch al geconfronteerd werd met de typisch Belgische treinramp van Buizingen, en die deze in haar nachtmerries wel eens verwarde met die van Pécrot, waarbij het niet beheersen van de edele Nederlandse taal effectief een rol speelde, kiest duidelijk eieren voor haar held: de Naamloze Achter Inge Vervotte (N*A*I*V*)…

            -8.3-            Échte omwenteling


Van deelstaatlogica naar republikeins project: de échte omwenteling

IJzerwake-toespraak 21 augustus 2011
door Johan Sanctorum

1. Neen aan de Pax Belgica

Beste vrienden, strijdmakkers, volksgenoten,

Slechts een boogscheut hier vandaan, in Roeselare, brak in 1875 een studentenopstand uit, die de geschiedenis is in gegaan als “De Grote Stooringhe”,  met als aanstichter een zekere Albrecht Rodenbach. Voor de grote massa enkel een biermerk,- maar de ingewijden van de Vlaamse beweging weten dat we hier, wellicht voor de eerste keer in de vaderlandse geschiedenis, te maken hebben met een rebelse grondstroom, gericht tegen de natie die ons vaderland niet is. Een studentenopstand die zich wilde verbreden tot burgerverzet en volksopstand, tegen het franco-Belgisch establishment en zijn pijpendansers,- een verzet dat zou blijven doorklinken tot in Leuven 1968.

Alleen die blauwvoet, het nieuwe symbool dat Rodenbach in zijn revolte dropte, was een beetje vreemd. Hij had natuurlijk wel Hendrik Conscience gelezen en diens roman over de blauwvoeten alias de “kerels”, een zootje rebellen uit het Veurne van de 12de eeuw. Maar er is aan de Vlaamse kust –die foutief meestal de “Belgische kust” wordt genoemd-, geen blauwvoet te bekennen. Ook al verwijzen sommigen naar de Jan-van-Gent, alias de Morus bassanus, een beest met… grijze poten. Dit in tegenstelling tot zijn neef, de echte Blauwvoet, die zijn stek… op de Galapagos-eilanden heeft. Waarom wou onze rebel uit Roeselare dan persé die vreemde vogel op ons loslaten? Wat is hier aan de hand, of beter aan de voet?

Ik heb hieromtrent een gewaagde hypothese: ik verdenk Rodenbach ervan, gedreven dichter maar gebuisd voor biologie, de blauwvoet als nuttig fabeldier ten tonele te hebben gevoerd. Dit om af te rekenen  met een ander soort gevogelte, dat de Vlamingen vanuit de Belgische volière werd opgedrongen,- namelijk de vredesduif, het castraatsymbool van de pacificatie, het compromis, de halfslachtigheid. “Vliegt den blauwvoet, storm op zee” betekent dan gewoon: weg met de valse vrede, geef ons maar de open confrontatie, de “storm”.

De blauwvoet is dus een wakker geschoten Vlaamse kleiduif. Een dichterlijke metamorfose met belangrijke politieke gevolgen. En inderdaad, beste vrienden:  “nooit meer oorlog”, pax, de godsvrede,- het zijn motto’s die in het IJzertestament verankerd zijn. Diep in onszelf willen wij allemaal die grote vrede. Maar ondertussen wordt ons wel een schijnvrede aangeboden, de grote pacificatie, la pacification, die niet veraf staat van een capitulatie. De Romeinen gebruikten het woord “vrede” al als een eufemisme voor onderwerping, de fameuze “Pax Romana”. Is dat dezelfde “Pax” die op de poort van de oude, gedynamiteerde IJzertoren prijkt? Hebben de gebroeders van Raemdonck hun leven geofferd voor de Pax Belgica? Ik dacht het niet. Hoeveel is de vrede ons waard, alvorens ze onwaardig wordt, en vernederend? Dat is de vraag die wij ons sinds 1830 moesten stellen, steeds weer.

1830, een vervloekt jaar. Het jaar waarin een fluttige opera een dompige frituurnatie opleverde. Voor de Vlaamse beweging is de geschiedenis echter geen voldongen feit, maar iets dat moet rechtgezet worden. Het diplomatieke knip-en-plakwerk waaruit de 19de eeuwse natiestaten ontstonden, heeft een restgebied van een ondraaglijke lichtheid opgeleverd, dat België moest heten. Het land van het surrealisme, de “institutionele creativiteit”, de vrolijke onzin.

Eerst dacht men er nog aan om het nieuwe vaderland gewoon te verlatiniseren (“La Belgique sera latine ou ne sera pas”), maar uitgerekend slechte karakters zoals Rodenbach hebben die cultuurgenocide afgeblokt. Daarna heeft de francofone strategie zich het discours van de pacificatie toegeëigend, de “verzoening”, wat sommige Vlamingen helemaal in de war bracht. Omdat ze niet beseften dat het om diplomatie ging, als de kunst om de oorlog met vredelievende middelen voort te zetten. Men ging dan een beroep doen op onze “goede trouw”, zoals Wim De Wit het daarnet verwoordde. Waardoor we in 1970 zelfs ons democratisch meerderheidsrecht verkwanselden.

De heropvoeding van de Vlaming,- per definitie een racist, een xenofoob en een fascist,- is sinds de tweede helft van vorige eeuw de morele missie van francofoon België. Het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding is een van de speerpunten in deze kruisvaart. In het Belgische heropvoedingsinstituut worden wij gepacificeerd, ge-Europeaniseerd, gehumaniseerd, verkosmopolitiseerd,… wat ongeveer allemaal hetzelfde betekent, namelijk de uitvlakking van een culturele identiteit, die ook de reductio ad absurdum betekent van al onze ambities inzake politieke en staatkundige zelfbeschikking.

Manifestaties zoals deze IJzerwake echter stellen jaarlijks de onopvoedbaarheid vast van die Vlaamse Geus, de blauwvoet, de boche. Een manifestatie die elk jaar meer volk trekt: wij worden de nachtmerrie van onze heropvoeders. Ik hoor nu al de panische commentaar in het RTBf-nieuws van vanavond: “Plus de 6000 fascistes et néo-nazis à l’IJzerwake!”.  Men zou hier zowaar het woord “fascist” als een geuzentitel gaan aannemen.

Geen pax dus voor de blauwvoet. Er is, beste vrienden, wel degelijk een oorlog gaande. En ik heb het dan niet over het pak slaag dat de voorzitter van het Vlaamse Parlement ooit in Wallonië kreeg. Het is een subtielere oorlog,- een oorlog met woorden, manoeuvers, tactische constructies, schijnbewegingen, intriges. Met de Wetstraat als plaats van actie, en het Koninklijk Paleis en het PS-hoofdkwartier als strategische cenakels.

Dit is een uitzonderlijke situatie, die om een uitzonderlijke respons vraagt. België is tegelijk onze administratieve natie én onze vijand,- het is dus een bezettingsmacht. Dat kan niet anders dan tot een Grote Storinge leiden, een radicale breuk met het status-quo, en een opstand vanuit de Vlaamse onderbuik. Want zonder zelfbeschikking, géén godsvrede.

De onderhandelingstafel heeft ons niets te bieden, omdat het zogenaamde vredesproces zelf in de vijandelijke strategie kadert. De duiven die boven de tafel fladderen, en kirrend het Grote Compromis aankondigen, behoren tot de enscenering van de tegenspeler. In zo’n geval is er maar één uitweg: de pacten opzeggen en de onderhandelingstafel verlaten. Met gebalde vuist.

 2. Oproep tot eenheid

Het is dus goed dat er iemand als Olivier Maingain is, de vooruitgestuurde havik van de Belgische duivenbond, om ons eraan te herinneren dat we in een feitelijke toestand van oorlog verkeren. Misschien moeten we dan ook eens de betere handboeken inzake krijgskunde ter hand nemen, van Machiavelli tot Clausewitz.

Maar de vijand heeft die strategische handboeken blijkbaar al lang uit, we hebben een leesachterstand: de Belgische francofonie hanteert bijvoorbeeld het principe van “verdeel en heers” meesterlijk. En zo komt het dat wij, uit lafheid en tactische zwakte, vooral oorlogjes voeren onder onszelf. De interne paranoia heerst, het idee dat de vijand onder de gelederen schuilt, waardoor we er nooit in slagen om die gelederen te sluiten. “Verraad” is er het eeuwige sleutelwoord. Wantrouwen de stereotiepe houding. Roddel en achterklap de vaste nerveuze tics. Het schisma en de afscheuring de onvermijdelijke consequenties. Zodanig dat onze échte tegenstrever, het Belgische establishment, zijn plezier haast niet op kan.

Dat, beste vrienden, is de vloek van de Vlaamse beweging, die wij van ons af moeten schudden. De oude, kleinstedelijke rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde, Gent en Antwerpen, Steenstrate en Kaaskerke, en wie weet welke heiligdommen we nog allemaal zullen oprichten: Alveringem, Westrozebeke, Jabbeke en Zevekote, het Madouplein en de Koningsstraat,- allemaal dorpskerktorens waaronder het kleine grote gelijk gecelebreerd wordt.

Het fameuze “cordon sanitaire”, ons in 1989 opgedrongen om het radicale Vlaams-nationalisme een halt toe te roepen, zogezegd in naam van de democratie, heeft het schisma als het ware een institutioneel karakter gegeven: ongezien in het democratische Europa. De kiezer die vanaf toen nog stemde voor die onafhankelijkheidspartij, was niet alleen een slechte Belg, maar ook een verdorven Vlaming, één die niet meer meetelde in de resultaten en de statistieken. Een paria, een buiten-de-wet-gestelde, een mestkever.

De partij die nu de fakkel heeft overgenomen, moet zich echter geen illusies maken: ook zij zal in een cordon terecht komen, al is het misschien een fluwelen cordon, namelijk dat van de “politieke irrelevantie”. Ook voor deze partij is er geen goede kant aan het Belgisch verhaal. Springt ze mee in het federale bad, dan is het om gepacificeerd te worden. Gaat ze aan de zijlijn staan, dan bewijst ze haar gebrek aan burgerzin. Het Wetstraattheater loopt hoe-dan-ook gewoon verder, op hoogdringende aanbeveling van de ratingbureaus, en onder het motto: “Liever een Belgische komedie dan een Griekse tragedie”.

De enige uitweg uit dit dilemma, is op zoek te gaan naar een meerderheid die de Vlaamse onafhankelijkheid per volksraadpleging zal afdwingen. Daarom zeg ik nu tot alle Vlaamsgezinde krachten: stop het gekrakeel! Stop de stammentwisten en de clanoorlogen! Wij kunnen de twijfelaars niet overtuigen, als we zelf onderling verdeeld zijn. Het Vlaams-nationalisme zal pas een democratische meerderheid verwerven, wanneer de Vlaams-nationale gelederen gesloten worden. We kunnen de 51ste Vlaming maar overtuigen, als de 49 overtuigden uit één mond, met één stem spreken.

De twee partijen, die onze onafhankelijkheid als hoofdpunt in hun programma hebben, N-VA en Vlaams Belang, zijn het aan de Vlaamse beweging, aan ons, aan de kiezer, verplicht om elkaar te vinden en de hand te reiken. De broederstrijd moet stoppen, ze speelt alleen in het voordeel van de tegenstander. We mogen ons niet laten leiden door zijn strategie. We moeten een coherente Vlaams-radicale strategie op poten zetten die de partijbelangen, de kleine tactische spelletjes, overstijgt. Een fusie tussen die twee partijen is niet nodig en misschien zelfs niet wenselijk, want zij zullen mee de democratische diversiteit moeten bepalen in het post-Belgische tijdperk. Maar een Forza Flandria, in de vorm van een Vlaams-radikaal kartel dat zich bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 aan de kiezer presenteert, zou een echte bom betekenen onder de Belgische constructie.

Misschien moeten we voor één keer eens een Belgische spreuk tot de onze maken: “Eendracht maakt macht”. Ik nodig bij deze de twee republikeinse formaties uit om een gebaar te stellen dat het Ancien Régime in zware verlegenheid kan brengen: de strategische oprichting van een V-front.  De partij of de partijvoorzitter die dàn de uitgestoken hand weigert, draagt een zware historische verantwoordelijkheid. Het Belgische momentum is voorbij, maar het Vlaamse moet nog komen.

Een “Vlaams front”, anderzijds, in een light-versie, met de traditionele partijen die België gesticht hebben, plus het Groene aanhangsel, daar moet ik eens mee lachen. Er is geen Vlaams front verbroken, want er was er nooit een. De vadsige vredesduiven van de CD&V zullen, als het erop aankomt, altijd voor een Pax Belgica kiezen,- het zit in hun genen. De nieuwe lading mossel-noch-vis is gearriveerd: voor onze blauwvoet een oneetbare brei, maar voor de tandenloze oudjes in het Rustoord Ampersand blijkbaar ideale kost.

Laten we, beste vrienden, niet te veel moeite doen om de tsjeven te bekeren. Laten we hen zelf in een cordon plaatsen van de politieke betekenisloosheid. Laten we ons koelbloedig en vastberaden concentreren op de uitbouw van een Vlaams-radicale meerderheid,- een electoraal breekpunt dat door een alliantie van de twee republikeinse partijen moet geforceerd worden.

Zo zit de democratie in elkaar, zo werkt de geschiedenis, en zo zal het moeten gebeuren. Als we dat moment missen, haalt de Belgische monarchie moeiteloos de 22ste eeuw, met le très grand Bruxelles als draaischijf, waar achter Vlaanderen verschrompelt tot een villawijk die aan een blijvende verfransingsdruk wordt onderworpen.

3. “Deelstaat” neen, republiek ja!

Beste vrienden,  “Vlaanderen staat”, is het motto van deze 10de IJzerwake. Dat betekent dat wij nu een versnelling hoger moeten gaan, naar de republikeinse modus.

Tegenover de broeierige, verwarde soap van de Wetstraat moeten wij een helder en begeesterend project van de Vlaamse natievorming durven stellen. Het moet ons opnieuw goesting geven in een groot verhaal, in de toekomst,- iets wat we sinds 1830 helemaal verleerd hebben. Een verhaal, waarin cultureel zelfbewustzijn en collectieve identiteit ten volle mogen beleefd worden. Een verhaal van volksverbondenheid, de “Res Publica” in de ware zin van het woord, die ook groot genoeg is om sociale solidariteit tussen alle Vlamingen als iets vanzelfsprekend te zien.

Een verhaal waarin ook nauwgezet een evenwicht wordt afgewogen tussen economisch gewin en welzijn, gezondheid, milieu. Een verhaal waarin we het Belgische politieke bestel met zijn achterkamertjespolitiek en monarchieke coulissengeschuifel ver achter ons laten, ten voordele van een directe burgerdemocratie, met een rechtstreeks verkozen president, bindende referenda en een open maatschappelijk debat. En liefst met media die in staat zijn om dat open debat vrij en vrank in de verf te zetten.

Ja, natuurlijk zijn de transfers van Vlaanderen naar Wallonië een steen des aanstoots. Maar ook niet meer dan dat. Het centenflamingantisme en het groepsegoïsme zijn absoluut ontoereikend om een nieuwe natie op te grondvesten. Zoals de broedertwisten waar ik het daarnet over had, zijn ze slechts de echo’s van de Vlaamse kerktorenmentaliteit.  Er is een bredere stroom nodig, het grootse appèl van een stedelijke hoogcultuur die we wel in de middeleeuwen hadden, maar die we zijn kwijt gespeeld, waarbij de Val van Antwerpen in 1585 een donker keerpunt blijft. Laten we die mentale verkommering nu keren, en laten we terug groots leren denken, edelmoedig én vastberaden. Radicaal én open van geest.

En waar we België achterlaten om de Vlaamse republiek te vormen, laat daar duizend bloemen bloeien. In dat proces moeten we wél met elkaar in discussie durven gaan, als een volwassen volk, over de waarden en normen die deze republiek moeten schragen, en over de grondwet die we onze kinderen en kleinkinderen willen schenken.

Van deelstaatlogica naar republikeins project: dàt is de Copernicaanse omwenteling, die van mij gerust revolutie mag genoemd worden.  Laten we dan ook het kosmische woord “revolutie” onbeschaamd in de mond durven nemen, in plaats van op zijn Lamme Goedzaks te neuzelen over ”evolutie”, “participatie”, of –godbetert- “pacificatie”. We zijn allemaal rebellen,- anders zouden we hier vandaag niet zijn-, we delen dezelfde zaak, laten we geen schrik hebben van onze eigen schaduw. Onafhankelijkheid is geen geschenk, het is een oorlogsbuit. Deelstaat wordt men via een diplomatieke conferentie. De republiek dwingt men af, door te revolteren. Onze solidariteit moet hier uitgaan naar de andere volkeren die hun lot in eigen handen willen nemen: de Catalanen, de Koerden, Zuid-Soedan.

Ik ben het confederalistische gezemel over die Belgische deelstaten en de “Copernicaanse omwenteling” van Kris Peeters dan ook hartsgrondig beu. Het Vlaanderen van Peeters en C° is niet de zaak waarvoor wij vechten. De confederatie is de zoveelste versie “x” van het Belgische oplapwerk.  Het blijft institutionele bricolage. Ook indien we als deel-staat wat belastingen mogen heffen en kindergeld mogen uitbetalen,- we blijven Belgen. En ik wil geen Belg genoemd worden, zelfs geen Nederbelg. We zijn het aan onze voorouders die ervoor vochten, én aan onze nakomelingen die zullen erven, verplicht om tabula rasa te maken, van nul te beginnen, onze harde schijf vol Belgische virussen te wissen. Zoals de Nederlanden zich in 1581 van de Spaanse dwingeland hebben afgescheiden: je kunt er niet blijven over spreken, je moet het gewoon doén.

Ondertussen neuriet de Vlaamse cultuursector, die met Vlaams geld wordt betoelaagd, steeds maar weer dezelfde, tricolore ambiancemuziek. Een paar witte raven niet te na gesproken, gaat het hier om zelfverklaarde “progressieven”, die nog liever de monarchie en het Belgique à Papa omhelzen, dan een vooruitstrevend republikeins project te ondersteunen. Schrijvers die uit haat tegen Vlaanderen en de Vlamingen in Wallonië gaan wonen; kunstenaars die apetrots een koninklijk ereteken in ontvangst nemen en uit dankbaarheid het paleis decoreren; KVS-intellectuelen die, nu Vlaanderen de kaap van de 50% republikeinse stemmen nadert, opeens de democratie gaan in twijfel trekken. Ze prediken de solidariteit, maar in wezen zijn het bange kleinburgers, die schrik hebben voor verandering en zich vastklampen aan een Ancien Régime dat het surrealisme cultiveert om zijn anomalieën te verrechtvaardigen.

Wat moet een volk met zo’n “elite” aanvangen? Mijn antwoord is: negeren, de geschiedenis zal hen tot achterlijken bestempelen. Over hun gezwollen, immer taterende hoofdjes heen moeten wij, gewone Vlamingen, het debat over de nieuwe Res Publica en haar grondwet in gang zetten. Wij hebben de toekomst voor ons. Wij zijn, in de ware betekenis van het woord “progressief”, wij zijn de gangmakers van de verandering, tegen het status-quo.

En laten we ons niet teveel zorgen maken over Europa, zijn bureaucratie, zijn diplomatieke cenakels en zijn fora waarop de francofonie haar nummertjes opvoert. WIJ maken Europa, het nieuwe Europa. Europa zal maar zijn geloofwaardigheid terug winnen als het de jonge naties zoals Vlaanderen, Catalonië en Schotland als volwaardige politieke entiteiten in zijn schoot opneemt. Europa zal slechts zijn wedergeboorte beleven, als het de oude natiestaten loslaat, en zich herdenkt vanuit de nieuwe, regionale republieken. En Brussel zal, wil het overleven, aan die logica niet ontsnappen: als België uiteenvalt en het oude Europa afsterft, is deze stad zonder Vlaamse inbreng zelfs niet leefbaar.

Voor minder mogen we niet gaan. Het Vlaams-nationalisme zal, na 180 jaar overleven in de Belgische woestijn, het leven geven aan een Vlaamse republiek, zoals de vlinder uit de rups komt. Onweerstaanbaar, zoals de natuur zelf.  Aan ons om de droom in daad om te zetten.
Ik dank u.

Aldus reisde N*A*O*,
‘D’ar ouenn e tenn (III)’ (7) & ‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXXX)’,
Landreger, 24 augustus 2011


(5) De normaal altijd lachende Sukkelpoporganisator Chokri Mahassine behoort net als de Hasseltse burgemeester Hilde Claes (dochter van Willy) tot de Stevaertclan binnen de S.P.a.
(6) Tenzij bij de belgicistische Vlaamse snobs; maar het is juist de snob die zijn voorbeeld na-aapt, zodat hij niet eens aangevoeld hoeft te worden.
(7) Vert.: Hij lijkt op zijn ras.