2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zondag 3 oktober 2010

N*A*O*'s Autobiografie - deel I


Wat voor mafkees is  N*A*O*  eigenlijk ?

Ik heb me nooit voorgenomen om een excentriekeling te zijn.
Het waren altijd andere mensen die mij excentriek noemden.
Frank Zappa (Baltimore Sun, 12 X 1986)

Misschien moet eerst een verzinsel uit de weg geruimd worden. Daarvan bestaan verschillende versies :
(1)  Tijdens een speech drolde N*A*O* op het podium en zwierde het uitwerpsel in het publiek ;
(2)  N*A*O* legde een drol op het bureau van een directeur ;
(3)  N*A*O* at stront op het podium.
Welnu, hiervan is in het geheel niets aan !

Het is wel zo dat N*A*O*’s moeder bevestigt dat zij hem als kleine baby betrapte terwijl hij in zijn box met zijn excrementen zat te spelen. Een dergelijke daad, die meer voorkomt in de anale fase, kan men de Naamloze moeilijk ten kwade duiden.

Méér dan een verband tussen dit voorval en enige scatologische neigingen van N*A*O* mag men niet leggen.
N*A*O*’s ideeën over Kakanië (zie : European spirit) zijn tenslotte een vorm van sublimering of vergeestelijking en dat is nu juist het omgekeerde van elke onmiddellijke ontlastingsbehoeftebevrediging of ‘acting out’.

De enige andere keer dat N*A*O* iets dat op diarree leek dronk, was toen zijn moeder hem verplichtte het sap van gekookte spinazie te drinken.
Voor de rest herinnert N*A*O* zich geen eten van zijn moeder waarvan hij een afkeer had.

Tijdens zijn lagere schooltijd haalde N*A*O* wel eens kattekwaad uit en zo trakteerden hij en zijn vrienden de overbuurvrouw, tegen wie hij weliswaar niets had, een keer op een groenig, stinkend brouwsel. Maar er bevonden zich geen uitwerpselen in het soepje.
Schep regelmaat en orde in je leven, zodat je
in je werk agressief en verrassend kunt zijn.
Gustave Flaubert

Het eerste deel van dit motto is in elk geval typerend voor N*A*O*’s leven. (Het tweede moet nog blijken.)

N*A*O* werd op 5 oktober 1960 geboren in het Antwerpse uit West-Vlaamse ouders. Zijn vader is van Kuurne bij Kortrijk. Zijn vader’s ouders hadden zowat de eerste naoorlogse huishoudelectro-zaak in het dorp. Aangezien er geen decadentie in de familie te bespeuren valt, interpreteerden N*A*O*’s grootouders, en meer bepaald zijn grootmoeder, die de winkel runde, het electrotechnisch geamerikaniseerd dorpssucces hoogstwaarschijnlijk als pure goddelijkheid.

Zoals God de natuur schiep, zette N*A*O*’s oma haar familienaam, ’t is te zeggen haar ‘meisjesnaam’ om in een transgenerationele interesse voor vogelen.
Zij bouwde in het grootouderlijk huis een grote volière, die N*A*O*’s vader later op zijn beurt in zijn tuin plaatste. De Naamloze zelf hield lang geleden een lichtblauwe parkiet, maar sublimeert aktueel deze drift in pop-analyses van vogel- en vliegliedjes, waarvoor The Beatles’ ‘Norwegian Wood’ (zie verder) exemplarisch is.

Achter de Kuurnse vogelenkooi was grootvader’s atelier. Voorlopig lijkt niemand echt te weten wat Octaaf (want zo heette ie) in zijn schild voerde of wat eigenlijk zijn beroep was, maar ook hij hield zich bezig met op en neer gaan en bouwde daarvoor electromechanische liften. Hij deed dat zelfs vrijwillig voor de lokale spuitgasten.

Diezelfde opa bood N*A*O* herhaaldelijk een “wegwerpertje” aan. Telkens weer keek de jonge Naamloze blij geïnteresseerd naar opa’s gesloten hand die zich plots opende en het verborgen geschenk wegwierp zodat het wegvloog en in het niets oploste.

Opa leerde N*A*O* ook “mannetje zot” te tekenen.
Omdat N*A*O*’s jongste nonkel een nakomertje was, kon zich toch enige wereldsheid in de familie laten gelden. Hij richtte een soort jeugdclub op waar pop en rock gedraaid werd en die hij ‘Den Ezel’ doopte.
Ondertussen had N*A*O*’s vader, die altijd al moeilijkheden ondervonden had om een eigen kledingstijl te vinden, een officierskostuum aangetrokken en daarmee zijn toekomstige vrouw versierd.
N*A*O*’s moeder wilde prinses worden en droomde van de ridder op het witte paard, maar stelde zich tevreden met een groene kikker met een stalinorgel.
Wellicht om zijn schoonvader te imponeren was N*A*O*’s vader uit een boom gevallen, zodat hij zonder daarvoor een kogelregen te moeten ondergaan evengoed vol lood zat en half bionisch werd.

Toen N*A*O* thuis een tweeloops jachtgeweer ontdekte, luidde dit een periode in van grote voorliefde voor vuur en wapens. De jongen N*A*O* bezat vele speelgoedgeweren, sprong graag door het vuur (waarbij hij zonder het te weten al vooruitliep op zijn toekomstige goddelijke status omdat hij daarbij riep : “Engeltjes in de wolken !”) en richtte een rokersclub op, die zijn eigen sigaren fabriceerde van eikenbladeren.
Vogelen waren er toen nog niet bij. Er waren alleen kippen, die N*A*O* met bommetjes bestookte in de hoop ze te doen vliegen.

Op wie N*A*O* trachtte indruk te maken is niet duidelijk, maar net als zijn vader stortte hij van een hoogte neer (deze keer door een glazen dak), waaraan hij vermoedelijk zijn hernia overhield.

Zoals men zegt dat hoogtevrees enkel bestaat zolang er nog een connectie is met moeder Aarde, zo zou men kunnen stellen dat N*A*O*’s leven zeer ordelijk en regelmatig een familiegeschiedenis voortzette van vogelen en liften, die men kan vatten met de begrippen PROJECTIE en PROJECTIELEN.
Het gaat namelijk over gekooid vogelen en over van op afstand bestuurd opstijgen, die zich juist kenmerken door hoogtevrees én vliegangst. Het gaat namelijk enkel over PROJECTIES zonder échte agressie en verrassingen !

[ In een artikel over Panamarenko rekent N*A*O* hier nog eens mee af. Net als N*A*O*’s vader is Panamarenko technisch aangelegd en kwam hij niet los van zijn moeder, zodat hij evenmin los kwam van de Aarde en nooit echt vloog. ]

This bird has flown.
The Beatles (Norwegian Wood)

Als N*A*O* al een collector’s item bezit, dan is het wel de langspeelplaat ‘Jet-Propelled Photographs’ van Soft Machine, die hij van zijn jongste nonkel ten geschenke kreeg. Soft Machine werd aangevoerd door Robert Wyatt, die later van een balkon wilde vliegen en in een roll-stoel belandde.
Dankzij deze elpee, en vooral vanwege het nummer ‘Save Yourself’ besloot N*A*O* aan het échte vliegwerk te beginnen en werd deejee.
Hij zette het raam open en alle leuke meisjes uit de buurt dansten voor hem. Om hem te danken plukten ze alle bloemetjes af en mamaatje die zou kijven…

Kort daarna werd N*A*O* voor het eerst geconfronteerd met een werkelijk vernietigende vrouwenblik. Het was zijn moeder die hem terug uit de lucht haalde.
“If looks could kill (..),” herinnerde de Naamloze zich veel later tijdens zijn pop-analyse van Peter Gabriel’s “Games without Frontiers”.

Sindsdien werd N*A*O* geteisterd door een terugkerende nachtmerrie, waarin hij aangetrokken werd door zacht vloeren pastelkleurige geometrische vormen, die echter dichter en dichter naderden en dus reusachtig groot werden zodat ze N*A*O* eizona verpletterden.
N*A*O* pop-analyseerde deze droom als geometrische fataliteit van de moederborst.

Als deejee was N*A*O* hiermee al zwaar gehavend, zodat hij op zoek ging naar andere vliegvormen.

Om hierover te reflecteren en tegelijk het vliegen toch al enigszins te benaderen trok de jonge N*A*O* zich regelmatig terug in de top van een populier, waar men hem hoog verheven, lichtjes wiegend in de wind, aan de rand van een weide in de Mollei had kunnen zien zitten.
Wanneer N*A*O* weer eens in zijn boomtop zat, begon hij neuriënd aan de pop-analyse van The Beatles’ ‘Norwegian Wood’.
De song gaat over vogelen. Het betreft meer bepaald een geval van wat Jean-Paul Sartre  ‘kwade trouw’  zou noemen : het typisch geval van een vrouw die toelaat dat ze versierd wordt, maar die doet alsof ze niet merkt dat de man haar aan het versieren is. John Lennon gaat hier echter niet op in en kruipt in de badkuip om te slapen !

De Stones zouden hier eens goed mee lachen, maar The Beatles stellen juist aan de kaak hoe mensen tegen zichzelf liegen, terwijl ze het goed weten, maar verdergaan in het zelfbedrog zodat ze op den duur écht niet meer weten dat ze zichzelf beliegen.

Terwijl de Naamloze deze bewonderende pop-analyse maakte, vloog er een trekvogel langs hem heen. N*A*O* vroeg zich af over welke vogel The Beatles het eigenlijk hadden ? Which bird has flown from Norwegian Wood ?
N*A*O* kende drie vogelen die ’s winters Scandinavië verruilen voor het hete India. Ze volgen alledrie een iets verschillende koers, ze vliegen in andere formaties, maar daarover verneemt men niets in de song.

Het innerlijk ritme van het lied is tamelijk rustig, een nadruk is verzekerd, maar lichtvoetig : en laat een eenvoudig gevariëerde melodie toe.
Het lijkt niet zozeer op de kalme vleugelslag van de ooievaar, omdat deze heel eentonige, onverstoorbare, zelfs verstarde melodielijnen kiest.
Het ritme van de kleine koekoek laat dan weer alles toe : snel en té nadrukkelijk, élke afleiding onderweg heeft invloed op de melodie. Dat is het ook niet.
‘Norwegian Wood’ bedoelt hoogstwaarschijnlijk de Noorse boszanger : geen gehaaste vogel, zelfs traag-dromerig, welke toch enigszins een speels karakter heeft. Nochtans blijft het een serieuze vogel.
De ooievaar is te serieus en daarom belachelijk. In N*A*O*’s ogen kan de ooievaar verbonden worden met bijvoorbeeld de wapenindustrie. Productie van onnodige bommen, maar wel zeer reëel, zelfs hyperreëel. De ooievaar vervult een dergelijke (verborgen) machtsfunctie ten opzichte van kinderen, dacht N*A*O*. Zij vragen hun ouders waar zij vandaan komen. Die voelen hun onvermogen het met vogelen uit te leggen en roepen de ooievaar in. De ooievaar is zeker van zijn nut, maar denkt daarover niet verder na. Hij materialiseert een ideologie en wordt een apparaat. Cynisch genoeg kiest hij als kinderstock het overbevolkte India. Productie om de productie. Absurd kalm. De eigen verdeeldheid onderdrukkend. De levenbrengende vogel is een levend lijk.
De koekoek is in zekere zin het omgekeerde. De fladderende sukkel. Drama en opschudding bewerkstelligend. De koekoek heeft nergens voor gekozen en werd veel leed aangedaan. Een smeerlap heeft weer een kind verwekt bij haar. Dat moet zij nu kwijt. Daarvoor zal zij het nest van de meer begoeden uitkiezen. Kwelende kwakkel : belachelijk en toch op een andere manier machtig, ’t is te zeggen wreed. Nog cynischer, want de aanstellerij gaat voort in het demografisch explosieve India. De vraag is of zij ginder ook eieren legt. Het verminkte ritme versnippert de melodie, die echter om de zoveel tellen weer redelijk wordt : koekoek ! Een slimme grap… Freud in Wenen : Oostenrijk hangt vol plots openbarstende koekoeksklokken. Dit parasitair gevogelte is wel zeer inventief. Zelfs artistiek : Iedere kunstenaar moet net doen als de vogelmoeder, die zich niet meer om haar jongen bekommert, zodra ze vliegen kunnen.
Neen, de Noorse boszanger is de meest logische keuze. De naam alleen al. Maar wat ook  opvalt is de dromerigheid. Hij is niet koud, maar de boszanger vraagt ook niet om de aandacht van elke luchtgebruiker ; en toch wil hij iets uitleggen. Hij doet het niet voor de lol. Er is een probleem. Een zekere treurigheid. Waar de melodie, de vluchtcontrole reacties zijn op omstandigheden, lijkt het bij deze vogel op resultanten van innerlijke situaties. ‘Norwegian Wood’ bevat een psychische evolutie. De boszanger is een denker.
N*A*O* werd geraakt door de Beatles-suggestie om weer zoals in de oudheid vogelingewanden te lezen en mantiek te bedrijven.
‘Norwegian Wood’ bevat geen duidelijk gezongen refrein, dat drie keer instrumentaal terugkeert. (Dat er evenmin ingewikkelde solo’s zijn zoals bij zigeunerjazz is logisch. Zigeuners zijn ook trekvogels, maar halen hun gitaren pas boven wanneer ze ergens neergestreken zijn : dan kan de acrobatie beginnen. De Norwegian Woodzanger zingt tijdens de trek eigenlijk over de trek zelf.) Het refrein brengt vooral sfeer mee : een oosterse sfeer. En omdat er dan niet gezongen wordt en het eerder objectiverend gebeurt (ook met oosterse instrumenten) gaat er een bepaalde dreiging van uit : het hete India ! Terwijl de strofes gevoelig zijn, is het refrein onverstoorbaar. Warme zon, koud land. Het refrein IS daar. De zon blijft onverbiddelijk schroeien. Zonne-tragiek.

Dit alles verontrustte N*A*O* : is het de mens dan toch niet gegund te vliegen ? Zullen wij in het vlieg-tijdperk neertuimelen in India ? O Hippie ! O India ! De Noorse boszanger bewijst haar verre aanwezigheid achter de einder.

Plots schoot N*A*O* de parabel van de trekvogel te binnen.

Er was eens een trekvogel die in de herfst besloot dat hij niet naar het Zuiden zou vliegen. Maar toen de dagen korter werden, besloot hij toch maar te vertrekken. Terwijl hij vloog, begon het te sneeuwen en te hagelen. Ijs zette zich vast op zijn vleugels en hij viel neer in een ondergesneeuwde wei. Er kwam ook nog een koe voorbij die precies op zijn kop kakte. Dit is het einde, dacht de trekvogel, maar tot zijn verbazing deed de warme kak het ijs smelten, en spoedig was hij helemaal ontdooid. Van pure vreugde begon hij te fluiten. Een kat die voorbijkwam hoorde dit, groef door de sneeuw en de kak, en at de trekvogel helemaal op.
Welke lessen kunnen wij hieruit nu trekken ?
(1)  Wie op uw kop kakt, is niet noodzakelijk uw vijand.
(2)  Wie u uit de stront haalt, is niet noodzakelijk uw vriend.
(3)  Als gij warm en gelukkig zijt in een hoop stront, zwijg dan.

Vanuit de hoogte keek N*A*O* naar beneden naar zijn ouderlijk huis en tuin. ‘Is dat stront wat ik daar zie ?’  vroeg de Naamloze zich af.
En onverwacht kon N*A*O* zijn banale biotoop aan de Mollei als een kunstwerk zien en schoot hem de filosofie van de mol te binnen.
De gestorte rommel in de tuin, takken en stronken, het kippenhok, het alaam, de spatten, .., hoezeer we het ook hebben willen ontvluchten, het heeft ons ondergronds verlangen gestroomlijnd en het stuurt onze blinde mol. Maar aangezien wij wel kunnen zien, kunnen we met dat alles iets maken.

(Deze openbaring inspireerde in de jaren tachtig de Duitse schilder Michael Buthe tot de volgende installatie.)

N*A*O* begreep dat ieder van ons in majeur wil zingen en uit de stront wil raken. India lonkt maar we vergeten dat het vol koeiederrie ligt. We zingen echter ook steeds in mineur : dat is het onverstoorbare ondergrondse lied van de mol. Laat ons ons ware verlangen niet uit het oog verliezen. Het gaat toch zijn gang, zelfs al steekt het ons (tegen).

N*A*O* dacht : ‘Waarom zouden we de grootsheid van het ondergronds Kakanië en zijn onverstoorbare kakafonie nog willen ontvluchten ?’

Niet veel later nam de Naamloze deel aan een turnfeest dat zijn lagere schoolloopbaan afsloot. Op een foto van zichzelf tijdens die happening zag hij duidelijk zijn witter dan wit aura en werd hij zich voor het eerst bewust van zijn goddelijkheid.
Hierdoor kon N*A*O* met gemak het advies aangaande zijn verdere studiekeuze, dat hij rond diezelfde tijd kreeg van het PMS-centrum, dat zich toen nog onder het mom van ‘deskundigheid’ aan de school onderwierp, aan zijn laars lappen.


Wordt vervolgd.


Aldus  N*A*O*,
‘De autobiografie van iedereen !’
Merksem, 1 juli 2008

Geen opmerkingen:

Een reactie posten