Vorig weekend pakten De Standaard en Le Soir uit met een extra katern waarin vijftig Belgische “intellectuelen” zich uitspreken over de staat van ons land.
De Naamloze Achter Ons las deze opinies niet, maar uit Marc Reynebeau’s analyse ervan in de erop volgende maandagkrant, onder de titel "Weg met het vingertje", blijkt dat er weinig Vlaamse passie van uitging.
Daarom vroeg de Standaard-redactie hem de kloof tussen de “intellectuelen” en de toch meer door Vlaanderen gepassioneerde burgers te verklaren.
Reynebeau gebruikt natuurlijk het grootste stuk van zijn kopij om zijn antiflamingantisme de vrije loop te laten en komt pas naar het einde toe ter zake.
Hij komt tot de conclusie dat intellectuelen onafhankelijk moeten zijn en dus eigenlijk geen achterban kunnen hebben.
En vervolgens ook dat het volk zich emancipeerde en daarom omgekeerd geen behoefte heeft aan een voorhoede.
Op het eerste zicht gaat N*A*O* wel akkoord met beide stellingen, maar bij nader inzien kloppen ze niet.
Een intellectueel is per definitie onafhankelijk of hij is er geen. Dat de mening van de “intellectuelen” in De Standaard afwijkt van de Vlaamse opinie, betekent echter niet dat ze onafhankelijk zijn.
En inderdaad, ze zijn afhankelijk van iets anders, zodat het effectief geen echte intellectuelen zijn, op een uitzondering als Etienne Vermeersch na.
Reynebeau heeft het over “een intellectueel besef van complexiteit” en doelt daarmee ongetwijfeld op de ingewikkelde modi vivendi die de opeenvolgende Belgische pakten en staatshervormingen steeds zijn. Daarom moet een Belgisch politicus noodgedwongen een technocraat zijn.
En daarom noemt de Naamloze A*O* de meeste opiniemakers uit de weekendbijlage graag “staatsintellectuelen”. Deze postmoderne “intellectuelen” zijn niet autonoom, maar professionele experten, promotoren en uitleggers van de ingewikkelde Belgische constructie.
Als “staatsintellectuelen” spelen ze nog wel een rol in onze complexe samenleving, namelijk die van specialisten (bijvoorbeeld van columnist in de cultuurindustrie), maar zeker niet meer de rol van zingever of moreel wetgever.
Het zijn dus geen zuivere intellectuelen, maar juist “tolken”, zij het niet van de Vlaamse, wel van de Belgische zaak.
In feite bevestigt Reynebeau’s tweede stelling N*A*O*’s interpretatie dat er gewoon geen intellectuelen meer zijn.
De Vlamingen hebben inderdaad geen behoefte aan dit soort “intellectuelen”.
Aan echte, autonome intellectuelen heeft men trouwens geen behoefte : men “verlangt” ernaar.
Er is dus geen kloof tussen intellectuelen en burgers, om de simpele reden dat er geen intellectuelen meer zijn.
Reynebeau’s retorisch trucje om belgicisme en intellectualisme te vereenzelvigen door middel van de bekende “universele waarden” doet daar niets aan af.
Het Belgisch gedweep met “solidariteit” is slechts populistische retoriek, die de spontane volkscultuur minacht en om pragmatische en technocratische redenen tracht te vormen en te standaardiseren, om van bovenuit de Belgische modus vivendi mogelijk te maken.
Ergens voelt Reynebeau zelf aan dat de intellectuelen plaats ruimden voor de experten, namelijk wanneer hij spreekt over hun “koudwatervrees” en “voorzichtigheid”.
Natuurlijk hadden de echte intellectuelen van de moderniteit het vaak lastig, zodat hun postmoderne opvolgers, ontgoocheld in de Verlichting en aan het relativeren geslagen, waar voor hun geld kozen en hunkerden naar institutionele bevestiging en erkenning. Zo werden zij afhankelijke “staatsintellectuelen”.
Maar dat dit tot “politieke verlamming” leidt, neemt Reynebeau er blijkbaar met gemak bij.
Deze pragmatische, technocratische, conformistische en belgicistische ontzieling van de Vlaamse (en eventueel Waalse) politieke passies getuigt van een “modern dedain”, volgens Désanne van Brederode. “Belgavox” is daar exemplarisch voor.
De echte intellectueel is per definitie een ongezellig mens, die vervelende vragen stelt en zeker geen instellingen verdedigt.
“In een gezelschap van overwegend rechtse lieden zal hij de zelfgenoegzame zekerheden trachten te ondermijnen door linkse argumenten te hanteren. Te midden van linkse types zal hij wijzen op de gevaren van hun grootse ambities en abstracte idealen.” (Rob Hartmans, “Vaarwel dan!”)
Aldus sprak N*A*O*,
"Waar zijn de intellectuelen ?"
Waregem, 3 juni 2010
Geen opmerkingen:
Een reactie posten