2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

vrijdag 13 maart 2009

On n’est demandeur de rien

N*A*O*, de naamloze achter ons, heeft gezegd :

Zojuist zijn een man en een vrouw heengegaan. Voor de Naamloze blijven ze een rol spelen.

Jaap Kruithof verloor een pak vrienden – die men pas kent wanneer men zich als regionalist uit – wanneer hij onder andere op basis van het argument dat alle westerse staatsgrenzen ondemocratisch tot stand kwamen, aan die grenzen wenste te tornen en een zelfstandig Vlaanderen als een toekomstige zekerheid bestempelde.

Van Patricia De Martelaere las N*A*O* het laatst “Wittgenstein en Derrida : taalspel en deconstructie” in het lentenummer van ‘De Brakke Hond’ van 2006. Haar laatste zin is : “Spraken ze maar elkanders taal.”

I.

Ter aandenken aan Patricia deconstrueert de Naamloze nog eens een artikel : deze keer Luc Huyses bespreking van Sanctorums ‘De Vlaamse Republiek : van utopie tot project’ in De Morgen van 31 januari 2009.

Huyse vangt aan met de opmerking dat Vlaamse separatisten hun liefde voor Vlaanderen uiten in een dichte mist, waarin men geen oplossingen vindt voor Brussel, noch zicht krijgt op de kosten en baten van een scheiding, noch op de internationale verdragsrechterlijke gevolgen.

Een andere vraag blijft het voor Huyse welk soort Vlaanderen wij onafhankelijk willen zien worden. Het feit dat men in Sanctorums boek daar geen antwoord op wíl geven, lijkt Huyse een pleidooi voor een kat in een zak. Het zou wel eens kunnen, zegt hij, dat wanneer de separatistische mist wegtrekt de ‘donkere kant’ ervan aan het licht komt.

Dan pas bekijkt Huyse het hoofdargument van het besproken boek : de Belgische constructie is democratievervuiling. Deze frustratie gaat terug op de politieke desillusie van de Vlaamse beweging. Omdat Vlaanderen in de toekomst toch demografisch dominant zou zijn, remden pragmatische Vlaamse politici de volledige zelfstandigheid af. Maar ze lieten zich inpakken, zodat die Vlaamse dominantie door drie ingrepen geneutraliseerd werd. Ten eerste door de pariteit van de federale regering. Ten tweede de alarmbelprocedure waarmee een taalgroep in het parlement de behandeling van een ontwerp of voorstel kan stilleggen. En tenslotte de noodzakelijke bijzondere meerderheden voor wetten die raken aan het samenleven van beide taalgroepen.

Huyse zegt dat deze frustratie ontstaat uit het valse geloof dat in een democratie de meerderheid regeert.

Dat is zo geeft Huyse toe, maar alleen wanneer meerderheid en minderheid veranderlijk zijn ten gevolge van verkiezingen. Wanneer ze onveranderlijk zijn op demografische of etnische gronden, dan geldt de meerderheidsregel niet en ontstaan blokkeringmogelijkheden voor minderheden.

Huyse sluit af met de vraag of de separatisten zélf wel de meerderheidsregel accepteren ? Het lijkt er immers op dat de meerderheid der Vlamingen geen scheiding wil !

(Huyse twijfelt hieraan aangezien bepaalde Vlaamse kringen jarenlang de Zuid-Afrikaanse apartheid verdedigden…)

II.

De deconstructie van Huyses tekst begint natuurlijk bij zijn laatste schimpscheut, dat een soort argumentum ad hominem is of misschien een lapsus : separatisten vindt men in elitaire racistische kringen.

En achter deze drogredenering schuilt nog een andere : de te snelle veralgemening van het ‘post hoc, ergo propter hoc’ ofte de valse oorzaak. Sommige separatisten zijn racistisch, racisme is de oorzaak van separatisme. En dit is ernstiger.

Deze valse redenering merkte N*A*O* trouwens al eerder in de tekst. Wanneer hij het donkere maatschappijbeeld van de separatisten oproept, doet Huyse dat door een idee van Sanctorum zelf uit zijn context te rukken. Terwijl deze laatste Lijst Dedecker, NVA en Vlaams Belang als geuzen ten opzichte van het establishment identificeert en daarmee niet meer doet dan constateren dat zij dichter bij de Vlaamse burgers staan, betonneert Huyse de idee. Wat een uitgangspunt zou kunnen zijn, wordt een eindpunt. Aangezien Sanctorum én bij uitbreiding het Vlaamse volk van geuzen houdt, zijn het allemaal zwarten.

Het feit dat Huyse zo’n drogredeneringen – die hij weliswaar eerder zijdelings oppert – nodig heeft, terwijl hij ervoor toch ernstige vragen stelt, wijst op zijn beklemming en zijn zelftwijfel ten aanzien van de materie.

Uiteindelijk associeert hij Vlaming zijn met zwart en achterlijk zijn. Zijn keuze voor een voorbeeld uit zwart Afrika betekent geenszins dat hij Walen en zwarten associeert, integendeel, het betekent : wat denken jullie wel separatisten, jullie zijn zélf negers !

Onbewust verbindt hij Franstaligheid met verlichting en rede : de kosten-batenanalyse, het progressief maatschappelijk project, de subtiele ingewikkelde democratieregels…

En daarmee wordt Huyse natuurlijk zelf determinist en racist : Vlaanderen is van nature rechts, franstaligen zijn verlicht.

Huyses angst openbaart zich in een zin tussen haakjes waarin hij met begrip, maar ook met horreur vaststelt dat toen de Vlaamse beweging nog een underdog positie innam, zij met de nazi’s dweepte.

Uit grote schrik voor zijn eigen Vlaamse debiliteit, vlucht hij naar de Latijnse cultuur, niet ziend dat dit culturalisme een nieuwe vorm van racisme is.

Tot zover de deconstructie van de impliciete essentie van Huyses recensie.

III.

De twijfel van de auteur kan men afleiden van de analyse van zijn expliciete stellingen.

Op zijn vraag naar een kosten-batenanalyse van de splitsing van België, antwoordt de Naamloze driewerf.

Dergelijke boekhoudkundige analyses bestaan ten eerste al. Herman De Croos boek ‘België barst ?’ komt met 12 jaar vertraging : in 1996 schreef de Coudenberggroep ‘Cost of non-Belgium : de meerwaarde van het federale België’. Maar wat zijn we ermee ?

Ten tweede kan het behoud van het goedkopere België evenmin verbergen dat het een verlieslatend bedrijf is, zodat er een moment komt waarop de splitsing toch goedkoper zou geweest zijn. Er moet dus nu iets gebeuren. En elk goedkoper alternatief moet bovendien de garantie bieden dat de eis voor autonomie definitief opgelost wordt.

N*A*O* herinnert zich ten derde toch niet dat men een kosten-batenanalyse voorstelde voor de afschaffing van de slavernij ? Jamaar, hoort hij nu al roepen, de Vlamingen hebben het toch niet zó erg. Jamaar, antwoordt hij dan, de ‘houseniggers’ toch ook niet.

Huyse vindt dat men geen kat in een zak moet kopen en daarom op voorhand duidelijkheid moet hebben over het door de separatisten voorgestane samenlevingsproject.

Eigenlijk is dat een waanzinnig angstige eis.

Staan de toekomst en de progressieve maatschappijvisie van het federale België dan vast ? Reynders noemde de overwinning van zijn liberale partij MR op de socialisten bij de vorige verkiezingen een staatshervorming op zich. Gelooft Huyse dan echt dat onze federale staat iets vermag tegen de neo-liberale globalisering ?

De Naamloze begrijpt wel dat Vlaamse belgicisten eigenlijk jaloers zijn op het Franse secularisme met zijn twee grote partijen, de liberalen en de socialisten. Weg katholieken.

Maar wat zij niet zien – en zich evenmin herinneren van de geschiedenis – is dat Franstalig België nooit moeite deed om dit naar Vlaanderen te exporteren. Integendeel, het makke katholieke Vlaanderen kwam hen altijd goed uit.

(Bovendien houdt Huyse er geen rekening mee dat ook omgekeerd in het unitaire België Vlaanderen wel eens ‘negatieve’ invloed zou kunnen hebben op Wallonië. Ondertussen zijn de Walen koningsgezinder dan de Vlamingen. Ook het christelijke CDH van madame Non wint stemmen…)

Dus, zegt N*A*O*, si la Flandre veut-être républicaine, il lui faut encore un effort… de soi-même ! Als Vlaanderen vrij wil worden, in de breedste zin, niet alleen staatkundig, maar en zelfs vooral op moreel vlak, dan zal het dat zélf moeten doen.

Het antwoord op Huyses tweede vraag is dus simpel : het onafhankelijk Vlaanderen moet democratischer zijn.

Niet iemand anders moet beslissen dat Vlaanderen linkser moet zijn dan zijn eigen bevolking kiest. Eigenlijk zegt Huyse het zelf : hij vreest de Vlaamse meerderheid en is dus geen democraat.

De afschaffing van de apartheid werd toch ook niet geremd door de vraag welk Zuid-Afrika eigenlijk nagestreefd werd ?

Zo komt de Naamloze tot Huyses laatste stelling : “Waar de verhoudingen onwrikbaar zijn omdat ze op demografische of etnische gronden rusten, is de meerderheidsregel onbruikbaar. Dat is de situatie in België.” Hij vervolgt dat om in zo’n situatie geweld door de meerderheid op de minderheid te vermijden blokkeringsmogelijkheden uitgevonden worden voor de minderheid.

Samengevat zijn er in de Belgische situatie dus drie mogelijkheden. Ofwel geweldpleging door Vlamingen op Walen, ofwel blokkering van de Vlamingen door de Walen, ofwel splitsing.

Huyse beweert dat dergelijke blokkeringsmechanismes ook elders voorkomen. Dat is juist.

Wat hij er niet bijzegt is dat in die landen de facto ‘gedwongen’ consensusbesluitvorming ontstaat en aan vertegenwoordigers van de deelgebieden vetoposities verleend worden, hetgeen leidt tot een gebrek aan daadkracht, tenzij er correcties uitgevoerd worden.

Mogelijke correcties zijn federale belangengroepen, referenda of een hervorming van de senaat voor territoriale belangen (met unitaire kieskring en zonder pariteit). Ter compensatie van het verlies aan invloed op federaal niveau krijgen de deelstaten meestal een grotere fiscale en wetgevende autonomie.

In België is van zo’n correcties en compensaties geen sprake.

Huyse zegt er ook niet bij dat het ontbreken van deze correcties per saldo leidt tot een versterking van de uitvoerende macht, de regering.

Het ingewikkelde systeem van vertegenwoordiging van de deelgebieden in België stimuleert de vorming van coalities die groter zijn dan strikt noodzakelijk is in een meerderheidsstelsel.

Binnen die coalities wordt met consensus gewerkt, hetgeen niet alleen een disproportionele invloed geeft aan minderheden met veto-posities, maar ook grote druk zet op vertegenwoordigers die tot een meerderheid behoren. Wanneer immers één partij het vertrouwen in een regering opzegt, betekent dit meer dan een louter conflict tussen partijen. Meteen wordt de samenwerking tussen de deelgebieden opgezegd. De prijs om de regering niet te steunen wordt dan te groot.

Omdat de regering afhankelijk is van het vertrouwen van het parlement wordt in dit systeem de partijtucht zeer groot én de scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht zeer klein.

Welnu, N*A*O* beschouwt dergelijke blokkeringsmechanismen als democratievervuiling en meer bepaald als een apartheidssysteem, waarbij een minderheid een meerderheid overheerst.

Democratie betreft inderdaad niet alleen de meerderheid, maar geeft in het bijzonder een plaats aan de minderheid. Democratie zonder oppositie is puur populisme.

Doch de democratie heft zichzelf op zodra zij de minderheid als minderheid de beslissingsmacht geeft.

Zo blijkt dat Huyses impliciete discours van meet af aan het duidelijkst was omtrent zijn drijfveren.

Als unionist staat hij voor een verlichte apartheid waarin de ‘francophonie’ – een zeer veel gebruikt woord in de Waalse pers - ondanks haar minderheidspositie voorbestemd is te regeren over de Vlaamse zwarten.

IV.

Onder één punt komt de Naamloze echter niet uit.

Voorlopig kiest de Vlaamse meerderheid niet voor de splitsing.

Gevolg : het zij zo !

Misschien is dat trouwens de beste strategie.

Wanneer Vlamingen in dit land iets vragen, krijgen ze steeds nul op het rekest, vanwege hun ingeboren minderwaardigheidsgevoel.

Voor Freud valt het eerste ‘nee !’ van een kind samen met het onderscheid tussen binnen en buiten, dus met de vorming van zijn ik en zijn persoon ten opzichte van de buitenwereld.

Het Vlaamse zelfbewustzijn moet nog groeien. In plaats van eisen te stellen moet Vlaanderen eerst ‘nee !’ leren zeggen.

Dit kan het best door de franstaligen te laten komen met vragen.

Het is niet moeilijk. Kijk maar.

Vraag : Extra federale middelen voor Brussel ? – Antwoord : ‘Nee !’

Vraag : Bijkomende inspanningen van de deelstaten om de begroting in evenwicht te houden ? – Antwoord : ‘Nee !’

Vraag : Herfinanciering van het franstalig onderwijs ?

 – Antwoord : ‘Nee !’

Vraag : Een onderhandelde oplossing voor BHV ? – Antwoord : ‘Nee !’

Frank Vandenbroucke – de enige binnen de Spa die aandacht vroeg voor de staatshervorming – is het als eerste aan het leren. Hij zegt ‘nee !’ (tegen de federale afschaffing van de lastenverlaging voor 50-plussers) door zélf gebruik te maken van de fameuze alarmbelprocedure, plots tot groot ongenoegen van de franstaligen.

Aldus sprak N*A*O*,

‘On n’est demandeur de rien’,

Merksem, 11 maart 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten