N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, popanalyseert in “Bass Culture” de Belgische neergang en zingt daartoe mee met Linton Kwesi Johnson: “Now I’m standing in the rain in vain, Loraine. Hoping to see you again. Tears fall from me eyes like rain, Loraine. A terrible pain in the brain, Loraine. You’re driving me insane.”
-1- Who’ll stop the rain
-1- Who’ll stop the rain
De overvloedige regenval van de laatste dagen veroorzaakt niet alleen overstromingsgevaar, maar verhoogt dankzij de talrijke op straat levende aielzoekers ook de druk op Open VLD en CD&V om deel te nemen aan een door het Franstalig Front en de Vlaamse socialisten en groenen gewenste noodregering van “nationale eenheid” zonder communautair programma. Een coalitie van socialisten, liberalen en christendemocraten, zonder N-VA en dus zonder Vlaamse meerderheid in het parlement.
De bemiddeling door den baard, die in tegenstelling tot de wever Bart van honing Albert II geen ‘deadline’ opgelegd werd, is slechts een watergordijn om de ware bedoeling te verbergen, namelijk om de druk te verhogen en VLD en CD&V zover te krijgen, en – zo dit mislukt en er toch nieuwe verkiezingen komen – om minstens het Europees voorzitterschap van België zonder kleerscheuren tot een goed einde te brengen.
Luc van der Kelen: “De situatie doet bij mij onwillekeurig het vermoeden ontstaan dat Vande Lanotte in één moeite de partijen mag polsen naar de haalbaarheid van een regering zonder N-VA.” (Het Laatste Nieuws, 25 oktober 2010)
Parallel ontving de honing hiervoor de vice-premiers van de ontslagnemende regering, met wie hij de vorming van zo’n noodregering besprak. (De Tijd, 26 oktober 2010)
Als het tegen dan niet meer regent zal men wellicht iets meer risico moeten nemen en bijvoorbeeld de rente op de Belgische staatsleningen manipuleren om de toekomstige “staatdragende” partijen in paniek over stag te doen gaan.
Pierre Kroll, de cartoonist van Le Soir, die ondertussen trouwens asiel vroeg en kreeg in de Duitstalige Gemeenschap, verklapte twee weken geleden dat “gagner du temps” effectief de strategie van Di Rupo en het Franstalig Front is. (De Morgen, 30 oktober 2010) Men probeert de N-VA “uit te putten door eindeloos te blijven onderhandelen.” (De Tijd, 19 oktober 2010) Luc van der Kelen zegt dat men verwacht dat de N-VA zal “wegzinken in het politieke moeras, precies zoals gebeurde met Yves Leterme.” (Het Laatste Nieuws, 23 oktober 2010)
Wat zijn de “eerste akkoordjes” die den baard kon afsluiten en waarover De Standaard het had ? (12 november 2010) Het is puur tijdverlies.
De “modernisering” van ons parlementair stelsel, door al die vervelende verkiezingen te laten samenvallen ? Dat is geen modernisering, maar een regelrechte reductie van onze democratie.
En wat de de lof van den baard zingende Standaard er niet bij zegt is dat niet de regionale verkiezingen aan de federale gekoppeld worden, doch de federale aan de Europese, hetgeen impliceert dat de Kamer een legislatuurparlement wordt. Twee vliegen in één klap: geen onafhankelijke regionale verkiezingen meer, maar ook nooit meer vervroegde federale verkiezingen!
Ook de overige uitgelekte ideeën van den baard zijn typisch Belgische loodgieterhervormingen.
Als onze wever dat allemaal slikt, dan pleegt hij zelfmoord.
Hoort de Naamloze daar de wever Bart meezingen : “Long as I remember the rain been comin’ down. Clouds of myst’ry pourin’ confusion on the ground. Good men through the ages tryin’ to find the sun. And I wonder, still I wonder, who’ll stop the rain ?”
Is hij zo naïef te geloven dat het regenen zal ophouden ?
Zelfs al doet Bart toegevingen als Frans spreken tijdens de onderhandelingen, de hoogdringendheid van de BHV-stemming uitstellen of het overnemen van Di Rupo’s voorstellen met betrekking tot, en dus het versterken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, om zijn compromisbereidheid te etaleren in de zekerheid dat we naar nieuwe verkiezingen gaan, dan nog verzet hij daarmee bakens, waarop men tijdens de op de nieuwe verkiezingen volgende onderhandelingen moeilijk zal kunnen terugkomen.
Als hij echt consequent wil zijn, moet hij toch wat meer moed aan de dag leggen en zijn volk inlichten over de onmogelijkheid om met het Franstalig Front tot een eerbaar compromis te komen en de daaruit volgende noodzaak om ons voor te bereiden op “De ordelijke opdeling van België”, zoals de titel luidt van Gerolf Annemans studie over de praktijk van de Vlaamse onafhankelijkheid.
Behalve voorstellen met betrekking tot het splitsingsproces, moeten er ook perspectieven geboden worden voor het antwoord van de Vlaamse instellingen op de momenteel falende Belgische politiek op de meeste domeinen, die voorlopig nog federaal zijn.
In welke richting moet Vlaanderen evolueren, als Marc Buelens’ (Vlerick) oproep gevolgd wordt ? “We moeten in België vooruit met de entiteiten die zich dynamisch, toekomstgericht en onafhankelijk kunnen scharen achter projecten die de moeite waard zijn. De interdependentie, de onderlinge afhankelijkheid, moet radicaal worden verminderd. Niet elke beslissing over pensioenen, belastingen, activeren van werklozen, verkeersveiligheid mag nog worden worden genomen in een toestand van volkomen interdependentie, onder het motto ‘Ik mag maar vooruit, als jij opzij wil.’ Het moet stoppen…” (Doorbraak, november 2010)
Welke industriële en culturele projecten zullen Vlaanderen typeren ? Welke sociale zekerheid ? Welk belastingstelsel ? Welk urbanisatie- en mobiliteitsbeleid ? Welk asiel- en migratiebeleid ?
Johnny Nash: “I can see clearly now, the rain is gone. I can see all obstacles in my way. Gone are the dark clouds that had me blind. It’s gonna be a bright, bright Sun-Shiny day.”
Een van die nu zichtbare obstakels is dat een pak zichzelf “cultureel” noemende Vlamingen niet solidair is met het Vlaamse volk. Een tweehonderdtal van hen, die nochtans allemaal gesponsord worden met Vlaamse subsidies en dus als feitelijke Vlaamse ambtenaren eerder aanleunen bij het Belgisch establishment dan bij het volkse Vlaanderen, bewees dat nog maar eens met de ondertekening van het manifest “Het is de solidariteit die een cultuur groot maakt”.
Behalve dat die bende van cultureel grote namen als Paul Goossens, Geert van Istendael, Will Ferdy, Dimitri Verhulst, Andrea Croonenberghs, enzovoort, een eerder idiosyncratisch idee over grote cultuur heeft (aangezien alle grote culturen die N*A*O* kent – de Antieke Oudheid, de Italiaanse Renaissance, de Hollandse Gouden Eeuw, of het Britse Imperium – juist geen enkele solidariteit toonden, maar extreem cynisch en wreed waren), is ze sociologisch en politiek compleet onbeslagen.
De politieke oppervlakkigheid maakt van dit manifest een puur belgicistisch pamflet.
Kop van jut in het pamflet is Vlaams Parlementsvoorzitter Jan Peumans (N-VA), die volgens de ondertekenaars onze “meervoudige (..) maar niet exclusief Vlaamse” identiteit zou willen “opvullen met een Vlaams-nationalistisch concept”.
Terwijl de arme Jan, die zonder vrees - ook al kreeg hij eens van een razende Waal op zijn bakkes – zijn bezorgdheid geuit had over onze geknakte Vlaamse fierheid, integendeel gezegd had: “Vlaamse identiteit betekent natuurlijk niet dat over alles en nog wat in Vlaanderen op een uniforme wijze moet worden gedacht.”
De manifesterende cultuurdragers verzetten zich terecht tegen de beeldvorming van de Walen als profiteurs, maar negeren jammer genoeg de ontbrekende Franstalige solidariteit en de Franstalige nationalistische droom van “le très grand Bruxelles” en “la Belgique à nous”.
Ze blijken evenmin te weten dat de “bekrompen Vlaams-nationalisten” al meer dan tien jaar een cultureel verdrag voorstellen tussen de Vlaamse en de Franstalige gemeenschap, dat door deze laatste geweigerd wordt, omdat ze de in 1963 grondwettelijk overeengekomen taalgrenzen niet erkent.
Onze zelfvoldane cultuurbeesten zouden, zoals de Naamloze Vlaams-nationalist, wat meer naar radio “France Culture” moeten luisteren, dan hadden ze in Alain Finkielkrauts “Répliques” van de Franse filosoof Pierre Manent kunnen vernemen: “En waarom zou het een vergrijp zijn tegen deze of gene bevolking, als er een grens getrokken wordt tussen een bevolking en een andere ? De idee dat elkeen zijn boontjes dopt op zijn eigen manier, en het recht erkent van de andere, aan de overkant van de grens, om hetzelfde te doen, lijkt me net een van de grote verworvenheden van de beschaving.” (2 oktober 2010)
De tweehonderd degraderen het Vlaams-nationalisme tot een “economisch nationalisme” en miskennen dat de Vlaamse invraagstelling van de transfers, de blanco cheques en het “zakgeldfederalisme” juist de bedoeling heeft om de economische basis van de solidariteit te vrijwaren.
De troep heeft natuurlijk niet geheel ongelijk over het hoog VOKA (1)-gehalte van het N-VA-programma, maar verdringt zelf het hoog VBO (2)-gehalte van het PS-netwerk, dat op een schimmige manier ook het Honinklijk Hof insluit en een wel heel perverse vorm van “solidariteit” organiseert: de door Vlaanderen betaalde “solidariteit” is als (armoedige (3)) sociale zekerheid de levensverzekering van de “socialisten” en tegelijk als lastenverlaging die van de ondernemers, die op die manier wel degelijk minder vennootschapsbelasting moeten ophoesten.
De cultuurdragers lijken trouwens niet in staat te vatten dat niet transparante en gedwongen “solidariteit” de beste remedie tégen solidariteit is.
De uitval in het pamflet tegen het terecht asociaal genoemde Europa is vreemd, zeker met een ondertekenaar als Paul Goossens, die als journalist werkelijk leeft van Europa en het ondemocratische karakter ervan laatst nog verdedigde.
Ofschoon Goossens in een artikel met de cultureel hoogstaande titel “Een vluggertje, voor Angela” – waardoor hij zelf duidelijk tot het “grof volkje” behoort waarvan Marc Hooghe liever afstand neemt - nog schreef dat je “op termijn moet vrezen dat de primauteit van de Europese rechtsorde op de nationale, zowat het belangrijkste fundament van de Europese integratie, wordt aangetast,” ondertekent hij nu een manifest dat stipuleert: “Het verzet tegen die asociale agenda wordt in hoofdzaak gevoerd op een nationaal niveau (..) Het is precies op dat beleidsniveau dat de sociale ‘veroveringen’ zijn gerealiseerd en vooralsnog het best gevrijwaard kunnen worden.”
Deze contradictie is zelfs een dubbele. Want niet alleen bekritiseerden de ondertekenaars nooit het Verdrag van Maastricht, noch de Europese Grondwet, noch de invoering van de euro, noch het Verdrag van Lissabon, ze bekennen zich natuurlijk zelf als nationalisten, als zich ooit van de Nederlanden afscheidende Belgisch nationalisten, die zich vormelijk geheel willekeurig verzetten tegen verdere decentralisering en dit als “het terugplooien op steeds kleinere en strikt afgebakende ‘cultuurgemeenschappen’” verwerpen, en inhoudelijk het Vlaams-nationalistische doorprikken van de illusie van België als “lichtend voorbeeld van eenheid en solidariteit” als politiek incorrect bestrijden en als vals Calimerogedrag afdoen.
Ach wat, de Naamloze beschouwt dit pamflet als een van de laatste druppels van het onweer in het “Belgique à papa”, waarin stilaan zelfs de sossen Vlaamsgezind worden.
Herman Balthazar: “Het unionistische België komt nooit meer terug, en het federale België kan nog amper op zijn benen staan. Alleen een confederaal België maakt misschien een kans, maar dan moeten de Franstaligen zich wel fundamenteel anders gaan gedragen.” (Knack, 10 november 2010)(4)
Nu de cumulonimbus voorbijgetrokken is en de regenboog verschijnt, krijgen de Naamlozen gelijk: zij spiegelden zich als het ware aan hun vakbondsbazen, die als linkse belgicisten nog liever op de liberale Open VLD stemden, en kozen als linkse flaminganten voor N-VA.
De opstelling van mensen als Cortebeeck en De Leeuw getuigt van weinig vertrouwen in de kracht en macht van sociaal Vlaanderen, dat juist het beste beleidsniveau is om te proberen de globalisering in te dammen.
Sociale flaminganten zullen zeker een eventueel reactionair sociaaleconomisch beleid gedicteerd door VOKA of Unizo bestrijden, maar niet ten koste van het democratisch recht van de Vlaamse natie om zijn eigen zelfstandigheid te organiseren!
De zon breekt door en eindelijk vindt het debat plaats over de vraag of de S.P.a Vlaamser moet worden om een “historisch misverstand te overstijgen,” aldus Frank Vandenbroucke, dan wel of “de N-VA moet linkser worden,” volgens Bernard Daelemans. (Knack, 10 november 2010)
De Naamloze A*O* heeft eerlijk gezegd niet veel vertrouwen in een partij die een bijna honderdjarige anti-Vlaamse traditie meezeult…
De Belgische overheidsschuld is met honderd procent van het bruto binnenlands product de hoogste van al onze zwaar besparende buurlanden. De rentelasten vormen een kwart van de federale begroting. Het excuus dat we met een regering van lopende zaken zitten is vals, want eenmaal het communautaire uit de regeringsvorming geëvacueerd zal zijn, zal de PS opnieuw een status quo bewerkstelligen, maar dan op sociaaleconomisch vlak, om haar electoraat te behouden: minstens Wallonië zal gespaard blijven van besparingen of bijkomende lasten. (5)
In Groot-Brittannië verdwijnen een half miljoen ambtenaren, krijgen de regio’s een kwart minder inkomsten en wordt de pensioenleeftijd opgetrokken. Dit laatste gebeurt ook in Frankrijk, waar tevens één op de drie gepensioneerde ambtenaren niet vervangen wordt. In Nederland worden indirecte culturele (!) belastingen verhoogd en de pensioenleeftijd verhoogt tot 66 jaar. Duitsland brengt de pensioenleeftijd op 67 jaar, introduceert een hoge vliegtaks en dwingt de gemeenten te besparen. Spanje vermindert de ambtenarenlonen, de uitkeringen, cultuursubsidies, schaft de kinderpremie af en verhoogt de pensioenleeftijd. Portugal vermindert overheidssalarissen, uitkeringen en subsidies lineair met vijf procent.
Wanneer onze buurlanden in tweede instantie met de afbouw van hun schulden zullen beginnen, zal België niet eens met besparingen begonnen zijn…
In België gebeurt niets…
… omdat het land intern verdeeld is, langs een taalgrens, waarbij de vertegenwoordigers van het Franstalige zuiden er, mits dramatische uitvoering van een ingewikkeld politiek ritueel, immer op konden vertrouwen dat de vertegenwoordigers van het Nederlandstalige noorden ermee zouden instemmen, mits verwerving van het statuut van “évolué”, dat hun bevolking de prijs hiervoor zou betalen.
Het is dit korte-termijndenken dat Sting, die vroeger bij The Police speelde, nu als dief ons komt ontstelen. “After the rain has fallen”, zullen we merken dat hetgeen hij meenam, “all your money, your pretty necklace” - kortom: onze sociale zekerheid (die in zijn clip gesymboliseerd wordt door de vele “solidaire” handen) -, betekenisloos is: “After the rain has fallen, after the tears have washed your eyes, you find that I’ve taken nothing, that love can’t replace in the blink of an eye.”
Vives-directeur Erik Buyst: “Vlaanderen is over het hoogtepunt. Het groeit minder snel. De auto-industrie verdwijnt en ook de chemie-industrie heeft het moeilijk. Voor nieuwe sectoren zoals bio-technologie, heeft Vlaanderen veel geld nodig. Dat is een extra reden om een punt te zetten achters de transfers van miljarden euro’s naar Wallonië… Wallonië is er trouwens nog lang niet. Het heeft serieuze problemen en moet nog heel veel doen. Het gevoel voor urgentie moet in een hogere versnelling komen. Het resultaat tot nu toe is in ieder geval dat de economische voorsprong van Vlaanderen op Wallonië minder snel toeneemt.” (Doorbraak, november 2010)
In Le Soir kon men lezen dat heel veel Belgische diplomaten geloven dat België niet lang meer zal bestaan en daarom in buitenproportionele getale hun kandidatuur stellen voor een functie bij het ministerie van externe zaken van de Europese Unie, dat geleid wordt door Catherine Ashton. Het gaat om 20 à 30 diplomaten van topniveau (ambassadeur, consul-generaal), terwijl ongeveer de helft van de jongere diplomaten solliciteert voor de lagere posten.
Nu de zon doorbreekt is het dus tijd om in dit land de regio’s fiscale autonomie en verantwoordelijkheid te geven en tegelijk om de sociale zekerheid te saneren.
Het gekke is dat “After the rain has fallen”, la déesse, la DS, le Droit Social, zélf om verandering smeekt: “She said take me to another life. Take me for a pirate’s wife. (..) Take me to the danger. Take me to the life of crime.”
-4- Black rain
De Vlaamse partijen, behalve Groen!, eisen de herziening van de “snel-Belg-wet” van 2000, die een van de toegevingen van Verafstoodt aan de Franstaligen was om in 1999 premier te kunnen worden.
Jaarlijks worden 50.000 immigranten Belg. Geregulariseerde asielzoekers zijn niet inbegrepen in dat getal.
Vooral de PS, maar ook CDH en Ecolo, verzetten zich tegen elk herzieningsvoorstel. Achter de ethische schuilt een politieke agenda. Men is het er over eens dat de snel-Belg-wet er is om de PS groter en sterker te maken, meer bepaald in Brussel, dat meteen verder verfranst.(6)
Zodra iemand tot Belg genaturaliseerd is, kunnen meteen zijn familieleden in het buitenland, tot zelfs zijn kleinkinderen, op vraag Belg worden.
De belgicisten hebben gelijk: België is werkelijk een uniek Europees land, dat natuurlijk verhoudingsgewijs de grootste toestroom van vreemdelingen kent. Zozeer zelfs dat er met betrekking tot de snel-Belg-wet allerlei slimme praktijken ontstonden. Er wordt in de landen van herkomst niet alleen duchtig reclame gemaakt voor het Belgisch paradijs, er worden bijvoorbeeld ook documenten geproduceerd die voor nieuwe Belgen het bestaan van tientallen kinderen en kleinkinderen in het buitenland moeten aantonen. Buitenlandse vrouwen die speciaal bij ons komen bevallen, worden eveneens Belg omdat hun kind, dat ze in hun ambassade inschrijven als staatloos kind automatisch Belg wordt.
Ofschoon er nog 16.000 aanvragen voor naturalisatie wachten, keurt de Kamercommissie op initiatief van N-VA, VB, CD&V en Open VLD, met steun van MR – die op dit punt dus het Franstalig Front doorbreekt – geen dossiers meer goed.
CD&V-commissielid Nahimi Lanjri vraagt dat de “inburgeringswil” opgenomen wordt als naturalisatievoorwaarde. Zij wordt gesteund door N-VA, VB en Open VLD en door commissielid Jacqueline Galant van het verdeelde MR, waarvan het andere lid tegenstemt en samen met S.P.a en Groen! partij trekt voor PS, CDH en Ecolo.
Naast de communautaire (over autonomie en responsabilisering) en de sociaaleconomische (over economische relance, begrotingssanering en hervorming van de sociale zekerheid) tegenstellingen – die door onze grendelgrondwet blokkeringen worden – vormt de snel-Belg-wet en het hele asiel- en migratiebeleid een derde onoverkomelijk struikelblok in ons regenland.
Guy Tegenbos : “De vorige regering heeft de helft van het regeerakkoord uitgevoerd: de regularisatie, die politiek ‘een Franstalig dossier’ was. Het ‘Vlaamse dossier’ van de modernisering van de migratieregels bleef liggen.” (De Standaard, 23 oktober 2010)
In gidsland Nederland en in andere buurlanden staat men verder dan het uniek achterlijke België en wonnen politieke partijen de verkiezingen met een duidelijk migratieprogramma.
Onder druk van het waanzinnig succes van het boek “Deutschland schafft sich ab” van de ex-sociaaldemocraat en ex-Nationale Bankier Thilo Sarrazin (één miljoen verkochte exemplaren) – waarover Le Monde zegt dat indien hij zelf een politieke partij zou oprichten, deze meteen vijftien procent van de stemmen zou krijgen (19 oktober 2010) – zegt nu ook kanselier Angela Merkel openlijk dat de multiculturele samenleving mislukt is: “Wie het christelijke mensbeeld niet aanvaardt, is niet op zijn plaats in Duitsland.”
Sarrazin moest gedwongen ontslag nemen uit al zijn functies, maar zijn boek verscheen op het juiste moment, zodat hij nu in Duitsland alomtegenwoordig is…
Om niet helemaal achter te blijven herhaalt ondertussen ook ontslagnemend eerste minister Leterme Merkels woorden.
Guy Tegenbos besluit: “Een volgende regering kan (..) ook niet zonder duidelijk en uitvoerbaar akkoord over een migratiebeleid dat de ‘spontane’ migratie beperkt en meer ruimte schept voor migranten die we nodig hebben.” (De Standaard, 23 oktober 2010)
-5- Coloured rain
Het is mogelijk dat Merkels en Leterme’s woorden louter opportunistisch zijn, toch blijven ze een belangrijk signaal. Zeker in de grijze regenbui die het bezoek van de Duitse Bondspresident aan Turkije en zijn speech voor het Turkse Parlement waren. Christian Wulff bagatelliseerde daar immers de multiculturele problemen in Duitsland en stelde in feite zelfs de seculiere Republiek ter discussie.
Hij jankte met andere woorden even hard als Traffic in “Coloured rain”: “Without rain, babe, our love will never grow.”
In de Frankfurter Allgemeine verscheen hierover een republiek van Necla Kelek.(7)
Wulffs Republiek der Gelovigen
door Necla Kelec
Toen ik zag met welke voorzichtige passen Christian Wulff in Ankara in het Turkse Parlement naar het spreekgestoelte ging, was mijn indruk niet dat hier een president van de Duitse Bonds-republiek aantrad. Die tastende korte schreden, een blik die niet gericht was op wat voor hem lag, maar enkel strak voor zich uit keek. Hij leek bevreesd te zijn voor een verkeerd woord. Wellicht was hij te fel onder de indruk van de martiale façade van het Anit Kabir in Ankara, het mausoleum van Atatürk, dat groter is dan de Akropolis van Athene, waar hij kort daarvoor een krans had neergelegd. Of van de militaire optocht, waarbij hij als smoes diende om voor de eerste keer een gesluierde presidentsvrouw te laten aantreden. Het was een voorzichtige man die ik achter de lessenaar zag staan.
Zijn rede –snel en zonder intonatie afgelezen– begint met enkele terugblikken op de Duits-Turkse geschiedenis, die “de ontwikkeling van onze naties steeds weer verrijkt hebben”. Zo beschrijft hij de militaire betrekkingen en de wapenbroederschap van het Hoge Poort en het Keizerrijk; Keizer Wilhelm, die in de strijd tegen Engeland op de “islamitische kaart” inzette, de Duitse militairen die in de Eerste Wereldoorlog als wapenbroeders vochten, en wier “verrijking” er onder meer in bestond dat zij logistieke steun gaven aan de Jonge Turken bij de organisatie van de genocide op de Osmaanse Armeniërs. De etnische zuivering was de premisse voor de stichting van de Turkse Republiek, zonder christenen en joden, zonder de “ongelovigen” dus.
Een bijzonder woord van dank richtte Wulff tot de Turken die in 1933 werk boden aan bijna duizend leden van de “Noodgemeenschap der Duitse Wetenschappers”, die onder de nazi’s een beroepsverbod hadden gekregen.
Onvermeld liet hij daarbij dat vanaf 1940, de tijd van de hoogste nood, deze regeling niet meer gold voor joden, maar enkel nog voor diegenen die een Ariërbewijs konden voorleggen. De opvolger van Atatürk, president Ismet Inönü, verklaarde dat Turkije geen asiel bood aan “mensen die elders ongewenst waren”. Tot zover het historische deel van deze redevoering.
Bagatellisering op het hoogste niveau
Na enkele algemeenheden over de internationale toestand, komt Christian Wulff op het bijzonder belangwekkende thema van de Turken in Duitsland. Zeer open brengt hij successen en problemen ter sprake, noemt “vasthouden aan staatsuitkeringen, criminaliteits-cijfers, machogedrag, onderwijs- en werkweigering”, die echter “beslist niet enkel problemen met inwijkelingen zijn”, en in één adem voegt hij er nog aan toe: “Niemand wordt verplicht of verondersteld zijn culturele identiteit te verloochenen.”
Wie als argumentatie een dergelijke combinatie van pure gemeenplaatsen neerzet, en deze aldus aan de analyse onttrekt, versluiert meer dan hij benoemt. Wie sociale fraude onschuldig voorstelt als “vasthouden aan staatsuitkeringen”, die kan niet in ernst ervan uitgaan dat de oproep aan de migranten om zich aan de geldende regels te houden, ook doorgezet kan worden. Dat is de bagatellisering van problemen, op het hoogste niveau.
De zinsnede “Turkije kan laten zien dat islam en democratie, islam en rechtsstaat, islam en pluralisme geen contradicties hoeven te zijn” dient kritisch gelezen te worden, dat willen we de president goed aanrekenen. “Kan laten zien” drukt als vorm een mogelijkheid uit, geen realiteit, want in werkelijkheid zijn in Turkije zowel de Grondwet als de toepassing ervan nog zeer ver verwijderd van wat in Europa verstaan wordt onder een civiele samenleving of rechtsstaat. Als dat de betekenis was, dan had hij concreter moeten zijn.
Schokkende analogie
Het opvallendst was aan het eind van de redevoering het betoog over de islam in Duitsland en de christenen in Turkije. Aan de opmerking die twee weken geleden viel, “De islam hoort zonder twijfel in Duitsland thuis”, voegt hij een spiegelbeeld toe: “Het christendom hoort zonder twijfel in Turkije thuis”. Als betrof het hier de twee zijden van één medaille. Laten we nog buiten beschouwing dat de moslims in Duitsland geen “minderheid” zijn, maar deel uitmaken van deze samenleving, en met bijna 3000 gebedshuizen en evenveel voorgangers religieus net zo goed verzorgd worden als de christenen. Maar de christenen in Turkije zijn nog steeds een onderdrukte minderheid, die zich in het Oosten van het land achter hoge muren verborgen moet houden, en waarvan de kerken vaak enkel als musea te bezoeken zijn. En zoals alle niet-Sunnieten staan zij aan discriminaties bloot.
Deze beide zaken over een kam scheren is schokkend en vals. Hier worden retorisch niet enkel granaatappels met poires williams vergeleken, hier heeft de Bondspresident begrip en lof voor de terugkeer van de religie als politieke categorie, en praat hij deze terugkeer goed. Zijn wij dan geen Duitsers of Turken, maar eerst en vooral christenen, joden of moslims? geen burgers, maar gelovigen of ongelovigen? Is dat de boodschap van de ProChrist-katholiek Christian Wulff?
Als de terugkeer van de religie in de politiek de presidentiële boodschap uit Ankara is, dan staan wij in onze staat voor een nieuwe godsdienstoorlog. En in het diepe Turkije heeft de President hem met een eenvoudige redevoering ontketend.
-6- It’s raining men
Politiek correct denken en cordon sanitaire zijn helemaal geen recente uitvindingen. Alexis de Tocqueville verzette zich er al tegen in de negentiende eeuw. In zijn “De la démocratie en Amérique” uit 1848 bijvoorbeeld: “In Amerika trekt de meerderheid een geduchte cirkel rond de vrije gedachte. Binnen die krijtlijn is de schrijver vrij ; maar wee hem die zich erbuiten zou wagen. (..) Kettingen en beulen waren de lompe instrumenten die de tirannie destijds gebruikte ; maar in onze tijd heeft de beschaving tot zelfs het despotisme geperfectioneerd, ook al leek dat niets te leren meer te hebben.”
Beide despotische machtsmiddelen tieren nog welig in het voorbijgestreefde België. Beluister maar de inleiding van Oskar Freysingers (8) toespraak in het Vlaams Parlement.
Onder druk van de Brusselse PS-burgemeester werd Freysinger de toegang ontzegd tot twee verschillende zalen (Centre Diamant en Crown Plaza-hotel) om er een lezing te houden over de Islam, georganiseerd door Euboco (EUropa BOnum COmmune).
Aangezien de vrijheid van meningsuiting een basisrecht is in een democratie, heeft Filip Dewinter Oskar Freysinger uitgenodigd om zijn lezing over de Islam te houden in het Vlaams Parlement.
Filip Dewinter stelt vast dat de vrije meningsuiting in de Europese hoofdstad Brussel steeds meer ingeperkt wordt: “De Brusselse PS-burgemeester muilkorft zowat iedereen die een islamkritisch standpunt inneemt of zich verzet tegen de multicultuur en de immigratie-invasie. Het Vlaams Parlement was dan ook een symbolische plaats om deze conferentie te laten plaatsvinden. De vrije meningsuiting moet immers ook in Brussel blijvend gegarandeerd worden.”
En dit is de boodschap van The Weather Girls: “Rip off the roof, and stay in bed. Hallelujah, it’s raining men!”
Vormt de Islam een bedreiging ?
door Oscar Freysinger
Staat u mij, bij wijze van inleiding, deze vaststelling toe: dat het in de EU, tegen het eind van het eerste decennium van de 21ste eeuw, een waagstuk is geworden om vragen op te werpen, en daarover te debatteren. Eerst hield het centrum Diamant in Schaarbeek voor mij de deur dicht, onder druk van burgemeester en politie op de zaalverhuurder, en dan was het Crowne Plaza hotel aan de beurt om mij een zaal te weigeren. Deze eigenaar had tenminste nog de beleefdheid, nadat hij de lezing eerst had toegezegd en vervolgens geweigerd, om ons, Marcel Castermans en mijzelf te ontmoeten, en zijn verlegenheid uit te drukken met het feit dat hij zijn toezegging niet kon inlossen. “Let wel,” liet hij ons tijdens dit onderhoud weten, “Crowne Plaza vormt hier geen uitzondering met zijn weigering. Op dit moment zult u in Brussel niet één hotel of zaal bereid vinden om u te ontvangen, zo sterk is de politieke druk. Ziet u, ik ben zakenman, en kan niet tegen het systeem ingaan.”
De directeur van het Crowne Plaza had meer gelijk dan hijzelf vermoedde, want vanochtend zelf nog heeft een derde zaaleigenaar zich teruggetrokken, terwijl ook hij eerst had toegezegd.
Hier zien we hoe het komt dat Europa op drift raakt: niet door de fanatici die het terrein bezetten, maar door de lafaards die hen laten begaan. Intussen ben ik wel blij met de ontknoping van deze kwestie, waardoor ik mij nu in een zaal van het Vlaams Parlement in het Frans kan uitdrukken. Een dankwoord aan Filip Dewinter die als enige vanmorgen zich heeft ingezet voor de vrije meningsuiting in deze stad Brussel, die onder de domper van een kliek van vrijheidverkrachters zit. Intolerantie en censuur zijn tegenwoordig het voorrecht van diegenen die de woorden “ruimdenkendheid” en “verdraagzaamheid” voortdurend op de lippen hebben.
En al proberen zij ons te muilkorven, paradoxaal genoeg voeren wij ook voor hún kinderen onze strijd voor de vrijheid. De komende drie kwartier zal ik alvast een poging doen om de argumenten samen te vatten, die ons in Zwitserland hebben bewogen om een krachtig signaal te geven aan de islam, door de bouw van minaretten te verbieden.
Is de islam een bedreiging? Zo ja, op welk vlak, en door welke aspecten ervan? Dat zijn dus de vragen die ik zal proberen te beantwoorden, zonder de minste vijandigheid ten opzichte van de individuele moslims, want vaak zijn zij de eerste slachtoffers van het onverbiddelijke dogma dat hen slechts in zeer beperkte mate toelaat om een zelfgekozen leven te leiden.
1. Alle religies op voet van gelijkheid
Bij het begin van deze overdenking dienen wij ons af te vragen op welke manier om het even welke Rechtsstaat intern de religieuze vrede vrijwaart. Hij slaagt daar slechts in door middel van een eeuwenoud regime van wettelijkheid, dat zich boven de religieuze dogma’s stelt en dezelfde behandeling waarborgt aan alle geloofsovertuigingen. Om de bescherming doelmatig te laten zijn, en te zorgen dat zij aan allen gelijkelijk wordt verleend, dient de beschermende instantie boven de beschermde te staan.
Een religieus geloof is fundamenteel onbewijsbaar en ontsnapt zodoende aan elke verificatie. Voor een wetgever die een gelijke behandeling wil waarborgen aan alle religies, betekent dit dat geloof X en geloof Y noodzakelijkerwijs op gelijke hoogte staan, en dat het de mensen vrijstaat om een geloof te kiezen, en dus ook om van de ene religie op de andere over te gaan.
Godsdienstvrijheid is trouwens het oudste fundamentele recht in gelijk welke moderne constitutionele Staat. Zodra echter geloofsovertuigingen verpolitiekt raken, dreigt de politiek dogmatisch te worden. De godsdienst beïnvloedt de politiek dan in zulke mate dat deze laatste alle andere religieuze overtuigingen tenslotte verbiedt, isoleert of verdrukt (zie Iran, Afghanistan etc.), en daarbij een dogma oplegt (dat onveranderlijk en onbewijsbaar is). Staat u mij toe dat ik enkele stichtelijke gevallen aanhaal, in verband met de wet op de godslastering, die enige tijd geleden werd ingevoerd in Pakistan, dat zich nochtans als een democratie voordoet:
– De familie van een zesentwintigjarige vrouw van de Punjab, moeder van drie kinderen, beschuldigd en gevangen gezet op valse aantijgingen van blasfemie, overweegt nu wanhopig om een regeling te treffen met de aanklagers: intrekking van de klacht, en dus de vrijheid, in ruil voor bekering tot de islam. In maart 2010 werd Rubina beschuldigd door een muzelmaanse winkelierster, als gevolg van een twist over een voedingsproduct. De zittingen van de rechtbank verliepen onder sterke druk van de extremistische islamitische groeperingen. Om tot een buitengerechtelijk akkoord te komen, werd er aan de familie van Rubina gezegd dat de beschuldigingen zouden worden ingetrokken, in geval van bekering tot de islam.
– In februari 2010 werd Qamar David, een christen uit Lahore, in 2006 gevangengezet, tot levenslang veroordeeld wegens godslastering. Al drie jaar zijn zijn familie en zijn advocaat het voorwerp van bedreigingen en intimidatie. “De veroordeling is gebaseerd, enkel op verklaringen en getuigenissen die artificieel tot stand zijn gebracht, als vrucht van haat en vooroordelen”, laat de advocaat Parvez Choudry weten.
– In januari 2010 werd Imran Masih, 26 jaar, van Faisalabad, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, voor godslastering. Een buur heeft hem beschuldigd van het verbranden van een koran. De jongeman was in de val gelokt: bij het opruimen van zijn winkel wilde hij zich inderdaad ontdoen van enkele boeken die in Arabisch schrift gesteld waren (taal die hij niet begrijpt). Hij had de raad ingewonnen van een buur die hem eerst toestemming gaf om dat te doen, en hem vervolgens beschuldigde van godslastering.
– Begin juli 2010 werd Zahid Masih van Model Town, niet ver van Lahore, gedwongen de vlucht te nemen en onder te duiken met zijn familie, nadat hij van godslastering was beschuldigd door de moslim Manat Ali, die een menigte fundamentalisten ophitste in een poging hem te laten lynchen. Zahid wordt er van beschuldigd een paneel met daarop enkele koranverzen te hebben gebruikt om een badkamer te bekleden.
Als wij deze feiten onder ogen nemen, dan is het probleem dat de islam stelt aan westerse democratieën niet in de eerste plaats theologisch van aard, maar vooral politiek en juridisch.
2. Tegengestelde rechtsopvattingen
In Zwitserland, zoals in elke democratie die naam waardig, is er voor elke wet een democratische legitimatie. Dit houdt in dat onze wetten gewijzigd kunnen worden, in tegenstelling tot het religieuze islamitische recht dat onomkeerbaar en autonoom is, want het geldt van goddelijke oorsprong te zijn; het is eens en voor altijd gegeven, en hoeft geen rekenschap te geven aan wie dan ook. De sharia berust op de koran, die aan de profeet Mohammed is gegeven terwijl die in een staat van mystieke extase verkeerde. De koran bestond als ongeschapen wet in het paradijs al, en door de tussenkomst van Mohammed is die ter beschikking van de mensen gekomen. De sharia gaat terug op nog een andere oorsprong, de hadiths, die door hun status als bron op hetzelfde niveau staan als de koran, en die inlichtingen verschaffen over het leven van de profeet en de handelingen die hij stelde. Er bestaan desbetreffend, al naargelang de koranscholen, verschillende opvattingen. Sommige hadiths worden door de enen wel, door anderen niet geaccepteerd. De religieuze teksten vertonen een grote interne verscheidenheid die tot sterk uiteenlopende interpretaties en praktijken leidt. Tot slot worden de contradicties binnen de koran zelf, en de domeinen die hij niet bestrijkt, vaststaand geïnterpreteerd door de ijmā , die een consensus naar voren brengt van zelfverklaarde juristen (de ulema), en die fatwa’s formuleert (juridische arresten).
Het probleem zit hem hier dat de alim (meervoud: ulema) doorgaat voor iemand die “weet”, die bijgevolg wetenschappelijke kennis bezit, terwijl het om vragen van geloof gaat. Zo wordt het begrijpelijk dat in de islam het geloof doorgaat voor kennis, en als een wetenschappelijk verifieerbaar domein van kennis. Deze opvatting is slecht te verenigen met onze idee over geloof, en zij brengt extreem kwalijke gevolgen mee voor het dagelijks leven.
In tegenstelling met de inwoners van de 57 lidstaten van de Organisatie der Islamitische Conferentie, kan het Zwitserse volk, dankzij onze rechtsopvatting, in ruime mate deelnemen aan de politieke besluitvorming, door middel van de instrumenten van de directe democratie. Het volk zou bijvoorbeeld in staat zijn om de verwijzing naar de Almachtige in de Federale Grondwet te schrappen. Geen enkel volk van de islamitische staten daarentegen, heeft het recht om de sharia ter discussie te stellen, die in die landen gelijkstaat met onwrikbaar wetenschappelijk inzicht, ongeveer zoals wijzelf, Zwitsers, voor een feit aannemen dat de aarde rond is, en rond de zon draait.
De tijd dat de kerk pogingen ondernam om zulke directe kennis te verbieden is voorbij; Galileo belichaamt om zo te zeggen de aanvang van de emancipatie van de moderne wetenschap ten overstaan van de religie. Het Turkse Constitutioneel Hof stelde in een arrest, dat door het Europees Hof voor de Mensenrechten werd bevestigd, dat de sharia de antithese is van de democratie, en dat zij de Staat zijn rol als bewaarder van de individuele vrijheden en rechten wilde ontzeggen. In dit verband is de volgende uitspraak van Dalil Boubakeur, oud-voorzitter van de Franse Raad van de islamgemeenschap, opmerkenswaard: “De islam is tegelijk religie, gemeenschap, wet en beschaving.” De Organisatie van de Conferentie der Islamitische Staten –die zoals gezegd 57 staten omvat– deed een soortgelijke vaststelling: “De islam is religie, Staat en complete levensregel”.
In overeenstemming met dit principe accepteert de Organisatie van de Conferentie der Islamitische Staten de Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens slechts in zoverre deze niet in tegenspraak is met de sharia.
Het is precies deze neiging van de islam om zowel het privéleven als de publieke organisatie in een samenleving te beheersen, zijn omvattende invloed dus op de manier van leven van de mensen, die de islam onderscheidt van de andere religies. Het boeddhisme, judaïsme, hindoeïsme etc. beleven religie in de eerste plaats als een individuele mening over het leven, zonder een merkbaar politiek-juridisch bestanddeel. Zij respecteren de politiek, het recht, maar ook de wetenschap en de kunst als autonome “systemen”, terwijl schrijvers of tekenaars die kritiek op de islam leveren zich aan gewelddadige reacties mogen verwachten van de kant van de bewakers van de islamitische religie. We mogen in dit verband de terdoodveroordeling van Salman Rushdie in herinnering brengen, het werk van ayatollah Khomeiny in 1989, of nog de vernieling van Deense eigendommen in de islamitische staten, na de publicatie van de mohammedcartoons in 2006. Kurt Westergaard, een van de tekenaars, leeft trouwens nog steeds met de bedreiging van een fatwa. Na drie keer aan een aanslag ontsnapt te zijn, wisselt hij vaak van stad en land, komt nooit buiten zonder gewapende escorte, en heeft hij zijn huis tot een fort omgebouwd. Vijf jaren duurt die hel nu al. Ruim voldoende om andere adepten van de “misplaatste humor” te ontmoedigen.
3. Historische wortels van de islamitische rechtsopvatting
De islamitische religieuze teksten zijn niet enkel van ethische of morele aard, maar zij beogen ook de Staatsvorm te beïnvloeden. De koran werd samengesteld en geschreven na het jaar 800, toen de islamitische veroveringen tot in Spanje reikten. de invoering van een geheel van juridische regels met normatief karakter. De invoering van een geheel van juridische regels met normatief karakter was een vereiste om organisatie te brengen onder de veroverende stammen en clans, die zichzelf in die tijd niet als muzelmannen betitelden, maar als Saracenen.
In tegen,stelling met wat men gewoonlijk denkt, zijn moskeeën niet te vergelijken met onze kerken; ze lijken veeleer op kantoren van de burgerlijke staat, want het gaat er meestal over juridische geschillen en burgerlijk recht.
De bevoorrechte relatie tussen de muzelman en Allah passeert via de sharia, de islamitische regel. In de islam is de moraal gebaseerd op de wet, terwijl in onze opvatting de wet gebaseerd is op de moraal.
Een voorbeeld om dit te illustreren: bij ons bestaat er een moreel principe dat zegt dat doodslag een kwaad is; daarbij moet de wet, die uit dit principe volgt, in aanmerking nemen dat in het geval van zelfverdediging het kan voorkomen dat iemand een ander doodt, zonder dat hij naderhand daarvoor gestraft wordt. Doodslag blijft een kwaad, maar de wetgever erkent in bepaalde noodgevallen een wettige grond. Heel anders gaat dat in de islam. De sharia schrijft juist heel nauwkeurig voor wanneer, en in welke omstandigheden, en hoe bepaalde personen mogen gedood worden of niet. De moraal vereist eenvoudig dat deze catalogus gerespecteerd wordt; omgekeerd is het immoreel om deze catalogus niet te respecteren. Moraal wordt afgeleid uit de wettelijk norm, komt pas na de wet, hetgeen overigens logisch is binnen het islamitische stelsel, want de wet is goddelijk en ongeschapen en geldt bijgevolg eens en voor altijd.
Als een muzelman de koran reciteert, dan reciteert hij een tekst die in zekere zin dicht bij onze Code Civil staat; het verschil is dat de wetten van de islam van goddelijke oorsprong zijn en door dat enkele feit onveranderlijk.
Het hoeft dus niet te verbazen dat een muzelman die aan zijn geloof verzaakt zich blootstelt aan de doodstraf, en dat 94 procent van de zonden die de koran bestraft met verblijf in de hel te maken hebben met twijfel aan, of kritiek op Mohammed en de islam.
Alleen op zich al, geven deze tegenstrijdige opvattingen over de oorsprong van de het recht aan, hoe moeilijk de twee uitgangspunten verenigbaar zijn, en hoe zo goed als onmogelijk in de praktijk realiseerbaar.
4. Territorialiteitsproblemen
Als de problematische compatibiliteit van de islamitische cultuur en die van het Westen niet van religieuze, maar van juridische aard is, dan is dat omdat de sharia voorafgaat aan de vorming van de Staat, en als het ware de sokkel is waarop de Staat wordt opgericht (de islamitische nomocratie, de voorrang van de wet).
De islam kent drie soorten grondgebied: in het Dar al Islam (huis van de vrede) heeft de islam getriomfeerd, en heerst hij zonder tegenspraak; in het Dar al Harb (huis van de oorlog) zijn de ongelovigen aan de macht; en in het Dar al Suhl (wat te vertalen is als het huis van het wapenbestand), is de islam nog in de minderheid en moet hij zich dus flexibel opstellen, maar het is de plicht van elke muzelman die daar leeft om alles in het werk te stellen om zijn religie daar op een dag te laten triomferen.
In deze gedachtegang worden minaretten, gescheiden begraafplaatsen, koranscholen ook en moskeeën, kleine extraterritoriale gebiedjes op onrein terrein, kleine bruggenhoofden van de islam, op het grondgebied waarvan, zelfs al gebeurt dat op kleine schaal, enkel de islamitische wet van toepassing is.
In het Dar al Islam, het heilige land waar de islam gevestigd is, kan er geen wet concurrerend met de sharia –ons strafrecht of burgerlijk recht bijvoorbeeld – toegelaten worden.
Dit “heilig land” van de islam omvat in Europa vele stadskwartieren in Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland. De muzelmannen zijn er de meerderheid; zij hebben hun begraafplaatsen, hun moskeeën, hun koranscholen. Deze plekken liggen verspreid over heel het Westen, en groeien in oppervlakte en bevolking. Minaretten staan hoogstens symbool voor deze penetratiegraad, ongeveer zoals de vlaggetjes die generaals op hun stafkaarten prikken, om aan te geven hoever hun troepen zijn opgerukt.
Het woord minaret komt van “al manar”, vuurtoren. Maar deze “vuurtorens van de jihad”, of “bajonetten van de islam”, om de woorden van de Turkse eerste minister Erdoğan te hernemen, beantwoorden niet aan enig koranisch voorschrift, en spelen in het religieuze ritueel van de islam geen rol. De muezzin is pas later uitgevonden, maar zijn aanwezigheid wordt vaak verantwoord door een betwistbare parallel met de klokken van de christelijke kerken. In werkelijkheid is de minaret voor alles een symbool voor de totale onderwerping aan een doctrine, en aan de daaruit volgende onverdraagzaamheid – zelfs al is deze laatste voorwerp van controverse tussen de verschillende strekkingen in de islam.
Als wij op het Zwitserse grondgebied de bouw van minaretten toestaan, dan zullen de conflicten die in de Oriënt plaatshebben, bijvoorbeeld tussen muzelmaanse ottomanen en alevieten, zich bij ons voortzetten.
In plaats van de wederzijdse verdraagzaamheid en de religieuze vrede aan te moedigen, wakkeren wij conflicten aan in de grote doctrinaire verscheidenheid van de islam. Inderdaad zijn voor de alevieten en de geseculariseerde moslims minaretten een belediging, en het teken dat een bepaalde interpretatie van de islam probeert zich door te zetten als enige representant van deze religie in Zwitserland. Onder radicale islamieten geldt algemeen de opvatting dat alle gebieden, waar ook ter wereld, die ooit islamitisch waren, dat opnieuw worden. Het middel daartoe is de jihad, die in 97% van de gevallen waar de term voorkomt in de koran, “heilige oorlog tegen de ongelovigen” betekent, en in slechts 3% van de gevallen moet dat woord begrepen worden als “innerlijke strijd”, “geestelijke loutering” of “zoektocht”.
Elke plek van waaraf een minaret zichtbaar is, en elke streek die men van op een minaret kan zien, moeten islamitisch worden. Deze aanspraak in acht genomen wordt het begrijpelijk dat zulk bouwsel, door de Europeanen vaak onderschat, een veel belangrijkere rol speelt dan gemeenlijk wordt aangenomen.
In Poitiers is men nu een minaret van 21 meter aan het bouwen, de stad waar Karel Martel in 732 de Saracenen op de vlucht dreef. Er worden luidsprekers geïnstalleerd. Maar aan de bevolking heeft men beloofd dat ze stom zullen blijven. Waar worden ze dan voor geïnstalleerd? Feit is dat op vele plekken waar men de bouw van een minaret heeft toegestaan, de stem van de muezzin nu meermaals dagelijks weerklinkt. Dat is het geval bijvoorbeeld in Granada, in Bosnië, in Oxford, in Londen, in Nieuw-Delhi, en zelfs in Lhassa, de hoofdstad van Tibet.
Hiertegen groeien ook elders weerstanden, en dat is goed te begrijpen: het doel van deze beweging is het installeren van de islamitische orde in de hele wereld, en de minaretten zijn enkel het zichtbare –en vaak luidruchtige– gedeelte van deze penetratie.
De Islamitische Raad van Groot-Brittannië sprak zich duidelijk uit in maart 2008: “De oproep tot het gebed moet een wezenlijk deel worden van het leven in Groot-Brittannië en Europa.” Welnu, deze oproep herhaalt vijfmaal dagelijks volgend beginsel: “Allah is de grootste. Ik getuig dat er geen god is buiten Allah. Ik getuig dat Mohammed de boodschapper is van Allah. Kom naar het gebed. Treed toe tot de vreugde. Allah is de grootste. Er is geen waarachtiger god dan Allah.”
Naast deze geloofsbelijdenis klinken de klokken van onze kerken opmerkelijk neutraal – temeer omdat zij hoofdzakelijk dienen om het uur aan te geven.
5. Godsdienstbeoefening is geen absoluut recht
De vrije uitoefening van godsdienstige praktijken –rituele slachting bijvoorbeeld– wordt in het nationale en internationale recht slechts toegestaan binnen de grenzen van de wet. Restricties zijn perfect mogelijk. Artikel 9 alinea 2 van het Europees Verdrag over de Rechten van de Mens, artikel 29 alinea 2 van het Charter van de Mensenrechten van de VN, zoals ook artikel 36 van de Federale Grondwet laten een inperking van de godsdienstvrijheid toe, als deze inperking het algemeen belang dient, en als gezien de omstandigheden de inperking passend is.
Het is om die reden dat Senaat en Kamer zich genoopt zagen ermee in te stemmen dat het volksinitiatief tegen de minaretten niet inging tegen de wet, en bijgevolg aan het volk diende te worden voorgelegd. Wat we nu echter zien is dat de regering zich weinig gelegen laat aan de klaar uitgedrukte wil van het volk in de stemming die daarop gevolgd is, want zij heeft niet de intentie zich te verzetten tegen de bouw van een minaret in Langenthal, met als valse voorwendsel dat de bouwaanvraag al ingediend werd voor 29 november 2009. Nochtans had de minister van justitie op de avond van het referendum bij hoog en laag bevestigd dat de volkswil zou gerespecteerd worden, en dat er geen enkele minaret in Zwitserland nog zou gebouwd worden. Nog erger: in zijn antwoord van 15 september, aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, permitteert de minister zich, in een totaal misprijzen voor het begrip soevereiniteit, en met veronachtzaming van de volkswil zoals uitgedrukt in een algemene raadpleging, permitteert hij het zich te bevestigen dat “de recente jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof voorbeelden kent waar een internationaal verdrag (en een federale wet) voorrang krijgt boven een bepaling in de Grondwet.”
En iets verder voegt hij nog toe: “Deze jurisprudentie zou kunnen toegepast worden op de relatie tussen internationale normen en grondwettelijke, temeer daar artikel 190 van de Grondwet geen gewag maakt van de Grondwet zelf als zijnde relevant recht.” Op die manier wijkt de directe democratie en het algemeen stemrecht voor een “democratie van de rechters”, die op een veel kleinere democratische legitimatie kan bogen, want zij zijn gecoöpteerd door het bestaand systeem. Door zo te werk te gaan slaagt het systeem erin om het volk te muilkorven, en de democratie voor antidemocratisch te verklaren, en de politieke besluitvorming als illegaal, overal waar deze ingaat tegen de rechte leer van de globalisering.
6.Dhimmitude en integratie
Als in de VS de staat Michigan niet langer vereist dat gesluierde vrouwen bij de controle van personen hun hoofd ontbloten, dan creëert hij op zijn eigen grondgebied een concurrerende juridische situatie. In naam van een postmodern, wettelijk en tolerant pluralisme, wordt het wettelijk regime op dat grondgebied geleidelijk aangelengd. Hetzelfde, als men in een lyceum van de Oise, aan de adolescenten toestaat dat zij integraal gesluierd hun eindexamen afleggen (Le Figaro, 19 juni 2010). De beroepscommissie inzake asielkwesties heeft beslist dat “het Zwitserse recht zich niet mocht veroorloven zich boven een buitenlands recht verheven te voelen”; als gevolg van deze bevestiging, heeft zij een huwelijk toegestaan met een minderjarige, in afwezigheid van de man.
Een bijzonder treffend voorbeeld van dit juridisch pluralisme: in Duitsland heeft een rechter geweigerd een echtscheiding uit te spreken “want de echtgenote lijfelijk straffen is in de islam toegestaan”.
Deze voorbeelden tonen aan dat de westerse democratieën vandaag bereid zijn om op hun eigen grondgebied een afwijkend en concurrerend rechtssysteem toe te laten, ten koste van hun eigen stelsel. Ons zelfrespect, en voorzichtigheid zouden ons er nochtans moeten toe aanzetten om te beletten dat op ons grondgebied een rechtstelsel uitbreiding neemt, dat in tegenspraak is met de Zwitserse wet, en dat berust op een totaal andere interpretatie van de mensenrechten. Zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft vastgesteld, is de sharia onverenigbaar met onze opvattingen over recht, meer bepaald op het gebied van het huwelijksrecht, de mensenrechten, of nog het strafrecht.
Accepteren dat moslimonderwijzeressen de sluier dragen, of gescheiden zwemlessen voor moslimkinderen aanvaarden, zijn voorbeelden van toegevingen die door de tolerantie voor vreemde culturen gerechtvaardigd worden, en ze lijken ook weinig belangrijk, terwijl in werkelijkheid, vanuit juridisch oogpunt, zij de doos van Pandora openmaken. Deze ogenschijnlijk bescheiden aanpassingen van wetten en regels hebben tot doel om in Zwitserland een parallel rechtstelsel te doen erkennen, dat aan het onze compleet vreemd is.
Waar het bijvoorbeeld gaat om gearrangeerde huwelijken met minderjarigen, laat men toe dat fundamentele rechten (het recht te huwen), geschonden worden in naam van andere mensenrechten (de godsdienstvrijheid als groepsrecht). Maar een samenleving waar het inmiddels de bon ton is om dhimmitude te betonen –deze profylactische dienstbaarheid die geacht wordt de bliksems van Allah van onze koppen af te wenden– laat zich niet in met beschouwingen over de draagwijdte van de toegevingen die aan de islam worden gedaan.
Zagen we niet M. Delanoë, burgemeester van Parijs, de moslims feliciteren met de ramadan, en minister Hugues Hiltpold hetzelfde doen in Genève? Nooit hebben we deze mensen de christenen horen feliciteren met de Vasten? En nooit zullen we hen felicitaties zien geven aan de deelnemers van een groot straataperitief met wijn en worst! Deze dhimmitude (onderwering aan de islamitische vereisten, door “ongelovigen”) is evenwel niet enkel aan de Europese landen voorbehouden. Als ik dan verneem (Le Temps de Genève, van 28 mei 2010) dat Marokko vreemde christenen versneld van zijn grondgebied verdrijft, dan moet ik wel denken dat deze manoeuvres vanwege de koning een toegeving zijn aan de islamisten wier invloed groeiend is. Met zulke toegevingen riskeert hij, zoveel Marokkaan en koning als hij is, aan het eind een kalifaat in de plaats van een natiestaat aan te treffen. Het is niet door zich voor te doen als nog islamistischer dan de islamisten, dat het hem zal lukken om hun voortgang af te remmen, want gods gekken laten zich weinig gelegen aan reputaties, verblind als zij zijn door de vereisten van hun leer.
7. Culturele getto’s, individualistische samenleving en clansysteem
Dit parallelle voorkomen van twee verschillende rechtssystemen op het grondgebied van eenzelfde staat is bijzonder gevaarlijk, door het toenemende isolement van bepaalde etno-religieuze groepen in getto’s. Al sinds de eeuw van de Verlichting, wordt onze samenleving opgebouwd volgens beginsel van het individualisme; zij is er dus niet klaar voor, om groepen te ontvangen en te integreren die als quasi-ontoegankelijk collectief functioneren. Individualisme begunstigt de vrije opinievorming, en daardoor ook de vernieuwende kracht die karakteristiek is voor de westerse gemeenschappen. Parallel wordt het nepotisme afgeremd, omdat het clansysteem verzwakt wordt. Omdat het individualisme de persoon uit de greep van zijn clan haalt, laat het aan elke persoon toe om toenadering te zoeken tot een andere, die hem daarvoor nog vreemd was. Het eindresultaat is dat het algemeen belang, het welzijn van alle burgers dus, voorrang krijgt op particuliere clanbelangen. Maar zulk systeem werkt enkel in een min of meer homogene samenleving, met leden die de algemene regels kennen en respecteren. Wat meer is, de Staat moet ook bereid zijn deze regels op te leggen.
Probleem is, dat het merendeel van de buiten-Europese staten functioneert op een manier die van deze uitgangspunten totaal verschilt; de clan- en familiebelangen gaan voor op het algemeen belang, dat hoogstens een abstract begrip blijft in dergelijk kader. Naarmate het aantal immigranten afkomstig uit staten met een uitgesproken clansysteem groter is, des te meer kent onze maatschappij problemen.
Zo gezien is het ontstellend dat men toelaat, onder het voorwendsel van “familiehereniging” –een concept dat steunt op de Europese kernfamilie–, dat niet enkel de echtgenote en kinderen, maar ook broers, zussen, grootouders en neven de EU-ruimte binnenkomen. Het grootste probleem van de Europese staten komt voort uit het feit dat de ongecontroleerde immigratie, en de verzwakking of zelfs opheffing van de buitengrenzen, voor gevolg hebben dat er talrijke, en soms onzichtbare binnengrenzen ontstaan.
Als wij weigeren om op deze problemen geschikt te reageren, als wij er een taboe van maken om ze niet te hoeven aanpakken, dan riskeert het gebied van de EU, met zijn belofte van grote vrijheid, een gebied te worden van groepen die met elkaar in conflict leven.
Zwitserland ontkomt niet aan deze evolutie, want de gecumuleerde gevolgen van Schengen/Dublin, het vrij verkeer van personen en de toevloed van asielzoekers laten ons land nauwelijks nog toe om strenge regels aan het grensverkeer op te leggen. Dit heeft voor gevolg dat er handelwijzen worden geïmporteerd die slecht assimileerbaar zijn, en beschermd worden door clans die zich gehergroepeerd hebben.
Zo komt het dat zowat overal in Europa de polygamie weer opduikt. Ik breng hier het emblematische geval van Lies Hebbadi in herinnering, voorpaginanieuws de 23ste april 2010, omdat hij publiekelijk protesteerde tegen het proces-verbaal dat aan een van zijn gezellinnen te beurt was gevallen, die achter het stuur een niqab droeg. Op 9 juni werd hij aangehouden op verdenking van sociale fraude –een toestand van “feitelijke polygamie” die hem toeliet om ten onrechte van uitkeringen te genieten–, oplichting en zwartwerk. Hij is sedertdien opnieuw aangehouden voor verkrachtingen met verzwarende omstandigheden. Wordt vervolgd.
Ook in de ziekenhuizen doen de integristische buitenissigheden hun intrede: de man die weigert om zijn vrouw te laten verzorgen door een mannelijke arts, weigering van behandelingen etc. Dit levert absurde situaties op. In “Libération” van 7 juli 2010 vertelt Isabelle Lévy het geval van een patiënte die tijdens haar zwangerschap nooit onderzocht was, en die zich aanmeldde bij de spoeddienst, want zij had contracties. Zij weigerde onderzocht te worden door een mannelijke arts, en is met haar contracties weer vertrokken. Plots hoorde het personeel kreten. De vrouw in kwestie was aan het bevallen op het grasperk. De verpleegster zei haar: “U wilde niet onderzocht worden door een man, maar nu bent u bevallen in het zicht van misschien honderd man!”
Maar het rijtje stopt daar niet. Soms neemt de sociale en culturele onverenigbaarheid heel wat dramatischere vormen aan.
Wat te zeggen van het dramatische geval van de zestienjarige Swera, een Zwitserse van Pakistaanse origine die net als haar klasgenootjes het Schwyzerdütsch sprak, en die door haar vader werd gedood omdat zij een pakje sigaretten had gestolen, wat naar het oordeel van de vader, getrouw aan zijn religieuze overtuigingen, in bloed moest worden uitgewist?
Kind van zijn eigen bloed? Voor de eer, om de schande weg te vegen. Maar achter dit verschrikkelijke fait-divers, hoeveel meisjes worden er niet gemuilkorfd, bevoogd, geslagen? In clanmilieus is de heersende omerta totaal. Haar doorbreken is dodelijk. Uitgaand van deze vaststellingen wil ik mijn exposé besluiten met volgende aanbevelingen:
1. Onze rechtsstaat heeft de plicht om van de immigranten volledig respect te eisen voor ons wettelijk regime, en dient elke toegeving –hoe bescheiden deze ook mag lijken– uit de weg te gaan, die een aanmoediging zou kunnen zijn, hoe vaag ook, om parallelle rechtssystemen op poten te zetten. Door toe te geven aan de segregatie van groepen, in het bijzonder van de islamitische populatie, door de kunstgreep van uitzonderingsrechten, zoals gescheiden begraafplaatsen, algemene vrijstelling van zwemlessen, gedwongen huwelijken, verhinderen wij deze groepen om dichter bij ons cultureel patrimonium te komen, met als resultaat dat de veelgeprezen integratie enkel nog een schertsoefening is.
2. Zelfs als wij aan de vrijheid van vestiging dreigen te raken, moeten wij beletten dat er zich etnische getto’s vormen, dat er parallelle werelden groeien die onverschillig staan tegenover elkaar. Naast elkaar leven in etnische groepen heeft met integratie geen uitstaans.
3. Wij moeten beletten dat religieuze chefs bepaalde etnische groepen op sleeptouw nemen, door deze extremistische menners strenger aan te pakken.
4. Wij moeten pogen om de instroom van immigranten in te dijken, zodat wij immigranten in kleinere aantallen, maar beter kunnen opvangen, met het oog op integratie. Tenslotte moeten wij hopen dat in de komende jaren de islam zich van binnenuit hervormt, en dat hij ook een soort eeuw van Verlichting meemaakt die aan het fanatieke islamisme een eind stelt.
Zolang dat niet het geval is, hebben wij de plicht om onze eigen staat te beschermen tegen elke vorm van subversie. Het is onaanvaardbaar dat de liberale beginselen van onze Staat gebruikt zouden worden als instrumenten van zijn desintegratie, en op de duur zijn vernietiging.
Het gaat tenslotte ook om de vrijheid en de veiligheid van de moslims zelf, vooral van hen die zich bij ons echt wensen te integreren. Ik veroorloof mij in dit verband het droeve lot van de imam van Drancy, Hassan Chalgoumi, in herinnering te brengen, die zich publiek had uitgesproken voor een verbod in heel Frankrijk, van de alles bedekkende sluier. Sinds die dag worden alle gebedsdiensten die hij leidt verstoord. De 43 geestelijken die hij in 2009 bij elkaar had gebracht in de “Conferentie van Franse Imams”, om “de dubbele missie van de imams, cultureel zowel als republikeins” te bevorderen, laten een na een verstek gaan. Chalgoumi raakt inmiddels meer en meer geïsoleerd, en leeft onder politiebescherming, bedreigd als hij wordt voor die paar woorden gericht tegen het integrisme en antisemitisme. Op christelijk grondgebied vechten tegen de uitwassen van de islam, is misschien wel in de eerste plaats: de moslims beschermen tegen hun eigen “broeders”.
-7- Kingdom of rain
Het politiek correct denken en het cordon sanitaire in ons liberaal Honinkrijk wordt trouwens internationaal bestraft!
België is dit jaar immers gezakt van de elfde naar de veertiende plaats op de ranglijst van “Reporters sans Frontières”.
Dat is de straf voor het feit dat de RTBF op bevel van PS en CDH, die haar raad van bestuur domineren, tijdens de verkiezingen van 2009 een debat aflaste waaraan het Vlaams Belang zou deelnemen. “Reporters sans Frontières” stelt dat de media enkel bij wet verboden partijen mogen weigeren. Het is zeker niet aan de RTBF om zelf zo’n verbod in te voeren.
België is op alle vlakken een “failed state”. En omdat de Naamloze de titel van Bruno Valkeniers rede tijdens het “Europees seminarie over de toekomst van Europa” te Wenen op 23 oktober laatstleden leuk vindt, volgt zijn uiteenzetting hier integraal.
Sinead O’Connor in haar liedje voor The The “Kingdom of rain”: “Our bed is empty, the fire is out, and all the love we’ve got to give, hass all spurted out.”
België, als multiculturele ‘failed state’
door Bruno Valkeniers
Geachte genodigden, beste vrienden,
Mag ik u eerst en vooral bedanken voor uw gastvrijheid in deze mooie en ook voor Vlaanderen historische stad en voor de organisatie van dit symposium, waar ik alleszins vele nieuwe vrienden hoop te maken en van elkaar te leren. Mag ik de FPÖ ook proficiat wensen met de klinkende overwinning die ze onlangs bij de gemeenteraadsverkiezingen behaald heeft, waardoor ze de socialistische partij van een decennialange meerderheid verdreven hebben. Last but not least dank u, om onlangs in België de Rode Duivels met een gelijkspel in bedwang te willen houden. Bij gebrek aan beter worden immers zelfs voetbaloverwinningen in België misbruikt om een artificieel staatsnationalisme op te krikken.
Goede vrienden, op mijn identiteitskaart staat nog steeds dat ik een Belg ben. Voor de meesten onder u roept de naam België waarschijnlijk chocolade en bier op, en misschien een paar toeristische gemeenplaatsen zoals Manneken Pis en het Atomium. Of een paar topsporters die “liever niet aan politiek doen”, en dus met een Belgische vlag rondlopen. Nog niet zolang geleden orakelde een Belgische minister dat het “immoreel” was om in Oostenrijk te gaan skieën, omdat daar iemand verkozen was die hem niet aanstond. Een grappig land met grappige leiders dus, dat wel.
Voor mij, en voor steeds meer volksgenoten, is dat etiket “Belg” echter een probleem. Het is een nationaliteit waar men vandaag zeer kwistig mee omspringt (niets is bij ons zo gemakkelijk voor een allochtoon als Belg worden), maar de Nederlandstalige inboorlingen, de Vlamingen dus, die 60% van het bewonersaantal uitmaken, voelen zich onder die Belgische vlag steeds minder thuis,- hebben er zich eigenlijk nooit thuis gevoeld.
Als Vlamingen hebben wij een rijke culturele traditie die van de middeleeuwen tot de hedendaagsheid reikt: o.a. de Vlaamse schilderkunst, van Brueghel tot Tuymans en van Rubens tot Fabre, is wereldwijd een begrip. Verbondenheid met de aarde en een barokke fantasie vormen de hoofdpijlers van dat collectief levensgevoel. Maar als Belg voelen we ons klein, worden we tot bescheidenheid gedwongen, en zijn we de underdog van Europa. En merkwaardig: het Belgische establishment én de Euro-bureaucratie zijn als de dood dat we uit ons groots verleden en onze culturele identiteit de kracht zouden kunnen putten om ook een politieke zelfstandigheid te claimen. De Vlaming is dus een onderBelg, die permanent moet geherkoloniseerd worden, en wiens culturele identiteit vooral niet in nationalisme mag ontaarden.
Vlaanderen is een volk zonder staat, België is een staat zonder volk. Hoe het zover is gekomen? Ik ga hier geen geschiedenisles geven. Maar een kort résumé is wel handig om te begrijpen wat er vandaag gebeurt.
Ergens begon het in 1815, uitgerekend hier in deze mooie stad Wenen, op het congres waar de kaart van het nieuwe, post-napoleontische Europa werd uitgetekend. In de groeipijnen die daarop volgden slaagde Frankrijk erin om een wig te drijven in het jonge Koninkrijk der Nederlanden, en een opstand te ensceneren die als de “Belgische revolutie” zou bekend worden. Een geniale strategische zet: België werd een bufferstaat waarover Frankrijk een sterke politieke en economische invloed zou blijven uitoefenen. Ook vandaag nog.
Maar meteen ook ontstond een artificiële natie met twee culturen, twee talen, twee volkeren, twee democratieën: een Vlaamse en een Franstalige. Zulke hybride naties zijn er wel meer, en het hoeft niet altijd op een catastrofe uit te lopen. Toch heeft bv. de geschiedenis van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie, van Tjsecho-Slowakije en meer recent nog van de Balkan geleerd dat staten zonder culturele of etnische cohesie niet standhouden. Men kan niet zomaar staten fabriceren,- naties zijn enkel levensvatbaar als ze gegrondvest zijn op volksverbondenheid: dat is zowat de kern van het moderne volksnationalisme. En dat is wat nu in de 21ste eeuw aan het gebeuren is: de hertekening van naties tot volkseigen territoria. Kijk naar Tsjechië, kijk naar het uiteenvallen van de Sovjetunie, kijk naar Catalonië. In deze tendens zijn het doorgaans, op enkele uitzonderingen na, niet de afscheidingsbewegingen die geweld uitoefenen: het zijn veeleer de oude, centralistische natiestaten die hun macht met geweld en ondemocratische middelen proberen te handhaven en de loop van de geschiedenis proberen te vertragen.
In de Belgische natiestaat kwam er nog een complicatie bij, die dodelijk zou blijken: er loopt een breuklijn, dwars door het land, tussen een Latijnse denkwereld en een Germaanse. Een breuklijn die al duizenden jaren oud is, en die tot op vandaag heel sterk voelbaar is. Alleen dat al bewijst dat “identiteit” niet zomaar een fictie is.
De Waals-Vlaamse kloof is dus zeker niet alleen taalkundig, maar ook mentaal en cultureel. De Latijnse cultuur cultiveert een sterk centraal gezag, een omvangrijk bureaucratisch apparaat, veel regelneverij en een burger die helemaal afhankelijk is van het systeem. De Germaanse bestuurstraditie tendeert net naar het omgekeerde: een eenvoudig rechtsysteem gebaseerd op billijkheid, een gedecentraliseerd bestuur, een minimum aan administratie en bureaucratie, en een zelfredzame burger die zo min mogelijk afhankelijk wil zijn van de staat.
En het is nu juist die Latijns-Germaanse contradictie, die men in België heeft willen ontkennen. Mocht men dit in een confederatie op zijn Zwitsers gedaan hebben, het zou misschien een levenskans gehad hebben, maar dat gebeurde nu net niet. België moest vanaf zijn ontstaan naar Frans model geconcipieerd worden: het Latijnse etatisme, met Brussel als centrum, en met het Frans als unieke voertaal, was en bleef de absolute referentie voor de stichters van België en het heersende establishment.
Helaas zat men opgescheept met een vervelende bijkomstigheid: een democratische meerderheid, de Vlamingen, die in dat model niet pasten. Niet qua taal, niet qua cultuur, niet qua mentaliteit. Zij moesten dus “aangepast” worden, verfranst, in naam van een superieure Latijnse cultuur en de verlichtingsidealen die uit Frankrijk tegemoet waaiden. Vandaar de onvergetelijke boutade van Charles Rogier, een der eminente stichters van de Belgische staat: “La Belgique sera latine, ou elle ne sera pas”.
De taal werd dus een instrument van onderdrukking, ik aarzel zelfs niet om van culturele genocide te spreken. Iedereen die deel wou nemen aan het openbare leven diende zich te verfransen. Het was de definitieve bekering tot de Latijnse cultuur en het verbreken van alle banden met de oorspronkelijke cultuur en de eigen “wortels”.
Aarzelend kwam er in de 19de eeuw zoiets als een “Vlaamse beweging” op, een burgerrechtenbeweging die ijverde voor eigen taal en cultuur, zonder dat ze overigens onmiddellijk de opheffing van de Belgische staat eiste. Maar naarmate de tijd vorderde, nam het radicalisme toe. De twee wereldoorlogen hebben daarin een katalyserende rol gespeeld: de Vlamingen hadden hoe lang hoe minder zin om een vaderland te verdedigen dat het hunne niet was.
Het inzicht groeide ook mettertijd, dat onderhandelingen met de Franstaligen op zich nefast waren, omdat ze helemaal pasten in dat Latijnse kader van de teksten, de eindeloze exegese, de dubbele bodems, het spelen met woorden die altijd weer een alibi vormden voor nieuwe dubbelzinnigheden. Het resultaat van die Belgische compromis-logica onthult zich vandaag immers op een ontstellende manier: een onbestuurbaar land met zes regeringen en evenveel parlementen. Men is dat “de Belgische constructie” gaan noemen: een labiel evenwicht van compromissen en koehandels, die na een tijdje hun ondeugdelijkheid bewijzen, en dan door nieuw oplapwerk worden gerepareerd.
Dit onoverzichtelijk kluwen heeft een democratisch deficit veroorzaakt, waarbij de burger de politiek als een wereldvreemd bedrijf is gaan beschouwen. Want, beste vrienden, vergis u niet: België valt niet meer uit te leggen in het buitenland,- maar ook in het binnenland wordt zijn structuur een mysterie, een surrealistische collage, waar de burger perplex naar staat te kijken, of er zijn schouders voor ophaalt.
Tegelijk hebben alle economen aangetoond dat Vlaanderen Wallonië en Brussel financieel onderhoudt, al decennia lang. Wallonië is een door de socialistische partij gedomineerde regio, die jaarlijks enorme sommen naar zich toe draineert, nodig voor werkloosheidsvergoeding, ziekteverzekering, en uitkeringen allerhande. Brussel, de “hoofdstad van Europa”, herbergt achter de schitterende buildings een snel verarmende bevolking waarin een Marokkaanse subcultuur van werkloze jongeren steeds meer domineert. U zult dus begrijpen dat Wallonië én Brussel hevige voorstanders zijn van de Belgische eenheid: jaarlijks betaalt elke Vlaming gemiddeld zo’n 2000 Euro “transfergeld”. Geld dat verdwijnt in de bodemloze put van het uit zijn voegen groeiend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen veeleer ont-responsabiliseert en arm houdt.
Tenslotte willen de Vlamingen definitief af van de Latijnse bestuurscultuur, waarin wetten amper nog worden toegepast, criminelen na een half uur arrestatie fluitend buiten wandelen omdat hun advocaat een “procedurefout” ontdekte, en een bedrijf dat zich wil vestigen door een bureaucratische hel moet gaan. België is het synoniem geworden van slecht bestuur.
Europa, het huidige Europa, wil België behouden, dat is duidelijk. De francofone elites hebben zich stevig ingegraven in de Europese lobby’s. Bovendien worden België én Europa door hetzelfde democratisch deficit en bureaucratische bedilzucht gekenmerkt. Het zal u dus niet verbazen dat de Vlaming zich niet alleen steeds meer van de Belgische constructie afkeert, maar ook van het Europa zoals het zich vandaag profileert.
Het volksnationalisme als democratisch project
Tot zover de geschiedenis en de context. Mijn partij, het Vlaams Belang, is al drie decennia de politieke motor van de Vlaamse onafhankelijkheidsbeweging. Wij zijn een vrijheidspartij, een onafhankelijkheidspartij en een rechtvaardigheidspartij. Wij zijn niet tegen Wallonië, niet tegen Franstalingen, niet tegen Europa, zelfs niet tegen de Latijnse bestuurscultuur,- zolang wij ze maar niet moeten ondergaan. Wij zijn wel tegen een systeem waar geen volkse cohesie tegenover staat. Wij zijn tegen een constructie die, door een historisch accident, twee cultuurgemeenschappen aan elkaar heeft geklonken die te verschillend zijn om een gemeenschappelijk maatschappelijk project op te bouwen. En wij stellen vast dat die unitaire structuur mensen belet om vrij te spreken, vrij te denken, vrij te leven, vrij te ademen. België gedraagt zich tov de Vlamingen zoals het zich weleer gedroeg in Congo: als kolonisator die een Herrenkultur bracht en het bezette land als een economisch wingewest zag.
Goede vrienden, vandaag is de impasse totaal. Na de recente Juni-verkiezingen, door de gematigde Vlaams-nationalisten gewonnen, verkeert België al vier maanden in een politieke crisis en kan er zelfs geen regering meer gevormd worden, omdat de etterbuilen, die wij al een hele tijd aanraken, nu allemaal tegelijk openspringen. In de onderhandelingen die het schip vlot moeten trekken wordt mijn partij niet geraadpleegd, maar dat deert ons niet: het opkalefateren van een wrak is niet onze zaak. De tijd speelt in ons voordeel, en dat beseft men. Wij gaan voor échte zelfstandigheid van een Vlaamse volks- en cultuurnatie, in een Europa dat onvermijdelijk zal moeten toezien hoe steeds meer volkeren die weg volgen. Niet meer de weg van het 19de eeuwse staatsnationalisme, maar de weg van het 21ste eeuwse volksnationalisme.
Het Vlaams Belang is ook de partij die voor het eerst, in de late jaren ’80 al, signaleerde dat de ongecontroleerde migratie, de bijbehorende import van het islamitisch extremisme, en de onwil van allochtonen om zich te integreren, tot zware samenlevingsproblemen zou leiden. Men heeft ons dat toen zwaar aangerekend, van “racisme” beschuldigd, en zelfs juridisch maatwerk gefabriceerd om ons als “ondemocratische partij” te laten vervolgen.
Vandaag wordt van links tot rechts erkend dat we gelijk hadden, zonder dat er overigens ten gronde iets wordt gedaan aan het probleem. Grote delen van grootsteden zoals Antwerpen, Brussel, maar nu ook kleinere centra en provinciestadjes, worden bewoond door concentraties van immigranten uit de Maghreb die onze taal noch onze cultuur delen, zich zeer uitdrukkelijk niét willen integreren, en een gewelddadige jongerencultuur herbergen die zowel neigt naar de criminaliteit als naar het islamitisch extremisme. Die stadsdelen zijn tikkende tijdbommen en gelden als no-go-zones, plekken waar u en ik niets te zoeken hebben, maar waar ook de politie en de ordediensten met een wijde boog rondlopen. Het zijn stukken jungle in de stad, waar het recht van de sterkste heerst en bendes het voor het zeggen hebben. Er heerst ook een zeer duidelijk ressentiment tegen de Westerse cultuur en haar waarden, waarbij de imams ook opruiende taal spreken. In het zgn. “hoofddoekendebat” bleek heel duidelijk hoe deze subcultuur zich probeert op te werken tot leidcultuur, en de normen van onze samenleving tracht te vervangen door haar normen, die ons middeleeuws en on-Europees overkomen.
Ook deze multiculturele doctrine behoort tot de overlevingsstrategie van het Belgische regime: het kosmopolitische België moest de veeltaligheid en veelkleurigheid etaleren, een bonte, vrolijke mengelmoes van culturen, talen en godsdiensten. België moest de goulash van Europa worden, een pruttelende stoofpot waar alle tegenstellingen en onderscheiden in oplossen. Dat was de theorie. In werkelijkheid hoopte men vooral het Vlaamse identiteitsgevoel te “verdunnen” en zeker ook een nieuwe subklasse van genaturaliseerde migranten te kweken, die vooral Frans spreken en socialistisch stemmen, vermits de meesten van overheidssteun afhankelijk zijn. Het socialisme is bij ons sowieso allang gedegenereerd, van een gelijkheidsideologie naar een extreem cliëntelisme voor “uitkeringsgerechtigden”.
Die naturalisatie gaat dus erg vlot, en er worden nauwelijks eisen tot integratie gesteld. Regelmatig wordt er ook een lading illegale migranten “geregulariseerd” en van een Belgisch paspoort voorzien: allemaal nieuwe Belgen die de begrippen “roots” en “identiteit” naar de achtergrond moeten verdringen. Asielzoekers krijgen onmiddellijk een uitkering, velen van hen zijn op hotel gehuisvest. Ik ben vóór het asielrecht,- het is een heilig recht dat bij onze Europese beschaving hoort. Maar in België is het zodanig uitgehold dat vrijwel iedereen er aanspraak kan op maken. Wie, na een lange procedure, toch afgewezen wordt, verlaat het land niet, maar verdwijnt in een illegaal circuit.
Dit imago van vrijhaven en economisch paradijs gaat de wereld rond. Overal in Europa nemen de immigratiestromen volgens de OESO af. In België nam de instroom toé met acht procent. Momenteel is België dan ook dé topbestemming voor migranten en asielzoekers. De cijfers spreken voor zich:
- Bijna 20% van de bevolking is van vreemde herkomst
- In sommige steden en gemeenten, vooral Brusselse, loopt dit op tot meer dan 70%
- Zelfs in Antwerpen spreekt 50% van de schoolgaande jeugd onder de 12 jaar thuis geen Nederlands
Misschien nog een veelbetekenend gegeven, en nu citeer ik een officieel cijfer dat bij ons door de media zoveel mogelijk wordt weggemoffeld: de Belgische gevangenissen –die uitpuilen, we moeten zelfs in Nederland gevangenissen gaan afhuren- worden voor 75 % bevolkt door niet-Belgen, of door allochtonen die de Belgische nationaliteit gekregen hebben. Dat geeft toch te denken.
Het Vlaams Belang, goede vrienden, is een nationalistische partij en daarom uiteraard ook vooral een identitaire partij, en dat brengt me terug tot het vertrekpunt van mijn vertoog: de vraag naar wie we zijn, en welke krachten ons daarbij tegenwerken. Europa moet zichzelf heruitvinden en zijn waarden her-actualiseren die via de Grieks-Romeinse beschaving, het Christendom, het humanisme, en de Verlichting werden overgeleverd. Als Vlaamse onafhankelijkheidsbeweging koppelen wij uitdrukkelijk het volksnationalisme aan cultureel zelfbewustijn en een sterk ethisch normbesef. Ik merk zelfs dat de jongeren daar naar snakken. Men is de permissieve “alles-kan-niets-moet”- mentaliteit van de Mei 68-ers beu, de jeugd zoekt naar houvast en zingeving.
De multiculturele smeltkroes, een andere erfenis van die Mei 68-mythologie, is een sociale splijtzwam gebleken. Verdraagzaamheid is ook voor mij een hoog principe. Maar verdraagzaamheid die verglijdt naar permissiviteit en normvervaging is culturele zelfmoord. Wat begint met halal-voedsel op scholen, hoofddoeken in de openbare dienst, gescheiden zwemmen voor man en vrouw, onverdoofd ritueel slachten, moskees en minaretten op elke hoek van de straat, eindigt in de sharia zoals die al in Londense wijken wordt toegepast. De islamitische subcultuur komt nu, in naam van onze tolerantieprincipes, het recht opeisen om ons te koloniseren. Daarmee is het bankroet van de democratische rechtstaat nabij.
Hoe sterk echter de media en het politiek establishment ook de reële problemen in onze samenleving proberen toe te dekken,- het is het volk, de burger zelf die hen dwingt om de realiteit onder ogen te zien.
In de jaren ’80 behoorden wij tot de eenzame voorhoede en spreekbuis van die radicale burgerreflex . Er was nog geen sprake van een Pim Fortuyn of een Geert Wilders. Vandaag staan wij niet alleen in Europa, dat wordt steeds meer duidelijk: de tijd van de leugen en de volksverlakkerij is voorbij. In steeds meer landen staan partijen op die opkomen voor de eigen Europese identiteit. Visiepartijen die stilaan maar zeker hun ideeën verspreiden, hetzij vanuit de oppositie, hetzij door gedoogakkoorden met minderheidsregeringen.
Het is zoals Winston Churchill zei: “A lie gets halfway around the world before the truth has a chance to get its pants on.” Welnu de waarheid trekt inderdaad haar broek aan. Waardoor ze nu zelfs sociaal-democraten zoals Sarazin en christendemocraten zoals Merkel inhaalt. Laat hun woorden over de mislukking van de multiculturele maatschappij dan nog ingegeven zijn door opportunisme, het zijn belangrijke signalen, die erop wijzen dat onze ideeën vrucht afwerpen. Als radicale politici moeten wij niet alleen in onszelf geloven, maar vooral in de kracht van de waarheid.
Ik dank u.
Aldus sprak N*A*O*:
‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXX)’,
Chapelton, 14 november 2010
(1) VOKA is geen echte afkorting. De letters in dit letterwoord voor het “Vlaams netwerk van ondernemingen” staan voor: Vlaams, Ondernemen, Kamers van koophandel en Alle ondernemingen.
(2) VBO: Verbond van Belgische ondernemingen.
(3) Gezien de relatief lage, maar niet in de tijd beperkte Belgische uitkeringen spreekt N*A*O* van onze “armoedige sociale zekerheid”.
(4) Balthazar gaat in feite zover als N-VA. Om verkiezingen en een eventuele splitsing van België te vermijden moeten de regio’s het grootste gewicht krijgen en moet de federale overheid afgeslankt worden tot een zeer efficiënte machine met vertegenwoordigers van de deelstaten, waarvan de opdracht vastgelegd wordt in het nog niet uitgevoerde artikel 35 van de Grondwet: “De federale overheid is slechts bevoegd voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen. De gemeenschappen of de gewesten zijn, ieder wat hem betreft, bevoegd voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door de wet.” In de Belgische “federatie-met-twee” is het natuurlijk niet zo simpel om dit artikel uit te voeren. Wat moet er gebeuren wanneer één van de twee deelstaten (namelijk Wallonië) weer niet meewil? Professor Blanpain stelt – zoals het Schotse voorbeeld - een “asymmetrisch België” voor waarin een deelstaat kan beslissen om bepaalde bevoegdheden toch federaal te houden. Een andere moeilijkheid is het onderscheid tussen gemeenschappen en gewesten. Artikel 35 moet daarom niet alleen een lijst met federale bevoegdheden bevatten, maar moet ook telkens aanduiden naar welke gemeenschap of gewest de residuele bevoegdheden gaan. Alleen met artikel 35 kan men dus de Belgische staat niet hervormen…
(5) Dit status quo bevat in Europa unieke zaken zoals het in de tijd onbeperkte recht op werkloosheidsuitkeringen en de verplichting dat de uitgaven in de ziekteverzekering jaarlijks met 4,5 procent stijgen!
(6) Herlees: “De boerka als darkroom”, hoofdstuk 4 in http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/11/naos-questions-aux-belgicistes-x-nao.html.
(7) Zie ook hoofdstukje 6 in http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/11/naos-multi-culti-synthesis.html.
(8) Freysinger is dichter en volksvertegenwoordiger van de Zwitserse Volkspartij (UDC) en initiatiefnemer van het referendum dat tot het verbod op de bouw van minaretten in Zwitserland leidde. Herlees in dit verband: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/01/minaretten-in-de-dddr.html ; en daarin meer bepaald ook het grote debat over directe democratie tussen de Zwitsers Andreas Gross en Christoph Blocher (hoofdstuk 3).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten