2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

vrijdag 9 september 2011

N*A*O*'s Autobiografie - deel III

N*A*O*’s zoektocht naar de molmens (1)
(Hoe N*A*O* psycholoog werd)

Om vat te krijgen op de klachten van de hoogtepatiënten
moeten wij schachten in hun lichamelijke existentie graven.
Peter Sloterdijk (De Toverboom)

Sinds Deel Eén van N*A*O*’s “Autobiografie van iedereen” weten we dat de Naamloze Achter Ons eertijds zijn nest verliet en de wereld tegemoet trad via de Mollei in een Vlaamse gemeente.
Vaak ging hij dan linksaf om voorbij het huis en de zwarte blik van het matadormeisje een weide door te steken, waar hij dan achteraan in een populier klom.
Op die hoogte stond hij dichter bij de vogels, wier zang en bewegingen hij aan zijn mantiek onderwierp.
Toen stond al vast dat de Naamloze psycholoog zou worden en meer bepaald popanalyst.
Men is geneigd te geloven dat N*A*O*’s popanalyse geboren werd in een populier en als een “hoogtepsychologie”, doch wanneer men er zich opnieuw rekenschap van geeft dat dit alles zich afspeelde aan de Mollei, groeit wellicht het inzicht dat het Naamloze hoogtegevoel juist N*A*O*’s zoektocht naar de ondergrondse molmens en naar de toegangswegen tot het molleische onbewuste aandreef en aanleiding gaf tot een”dieptepsychologie”.

-1-            Eerste toegang: Symmes’ gat Alfa (Arctica)

Vanuit zijn pophoogte en dankzij de vele molshopen onder hem had de Naamloze Achter Ons een goed zicht op het reilen en zeilen van de talrijke molmensen, voor wie de ondergrond van de Mollei blijkbaar een belangrijke verkeersader was.
Dankzij zijn vogelperspectief kon N*A*O* zijn banale biotoop aan de Mollei plots als een kunstwerk zien en rijpte zijn verlangen om toegangen tot de ondergrondse te vinden en deze te verkennen en de molmensen te ontmoeten.
De gestorte rommel in de tuin, takken en stronken, het kippenhok, het alaam, de spatten, .., dat alles dat hij had willen ontvluchten in de hoogte, stroomlijnde ontegensprekelijk het verlangen van het lage molvolk, wier gangen en verzuchtingen wel eens onze eigen blinde verlangens zouden kunnen vormen.
N*A*O*’s eerste tuin volgens Michael Buthe

In die tijd was het Naamloze Kind Achter Ons gefascineerd door ontdekkingsreizen, waarover hij boeken las en die hij zelf ook in de buurt organiseerde.
Zo leerde hij John Cleves Symmes Junior kennen, die een holle aarde theorie ontwikkelde.(2) Hij meende dat de aardkorst 1250 kilometer dik was en aan beide polen openingen had van 2200 kilometer diameter.
Hij hoopte een poolreis te kunnen laten financieren om de openingen aan de aardpolen te vinden. Dat hij aangetrouwde familie was van de latere Amerikaanse presidenten William en Benjamin Harrison, speelde wellicht in zijn voordeel en president John Quincy Adams stemde in met een Amerikaanse poolexpeditie, die jammer genoeg afgeblazen werd door de volgende president Andrew Jackson, die naar het schijnt aanhanger was van de platte aarde theorie.

Het is logisch dat de Naamloze Achter Ons, die omgeven werd door Bavianen die Achter België Staan (B*A*B*E*S*), droomde van een verloren paradijs. “Dubbel verloren,” dacht de Naamloze, nadat hij op school geleerd had dat de ondergrondse effectief bestond, maar afkeurend de Hel, de Hades of de Tartarus genoemd werd!
N*A*O* leerde dialectisch denken en begon de molshopen te interpreteren als de uitstoot naar het aardoppervlak van de verdoemde zielen onder de goede molmensen, die juist het aardoppervlak en zijn bewoners als de Hel beschouwden.

Ondertussen toonde de wetenschap overtuigend aan dat de aarde niet hol is in eigenlijke zin, maar vol rotsen, vuil en lava zit.
Dit betekent echter niet dat Symmes er geheel naast zat. Op de Noordpool is immers wel degelijk een groot gat, dat de mens zou toelaten de molwereld te betreden, die hoog geciviliseerd is ondanks het niet hol zijn van de aarde. “Opening Alfa” wordt echter afgeschermd door de in Kubrick’s “2001: A Space Oddity” zichtbare zwarte magnetische plaat, die alle kompassen naar zich toe trekt.

Symmes was wel verkeerd wat de Hel betreft: die bestaat effectief onder de grond, maar is anderzijds zeer klein en provinciaals, vooral vergeleken met de grote grotsteden van de molmensen.
Er wordt geroddeld dat John Symmes gek geweest zou zijn omdat hij zijn zoon Americus noemde, maar de trotse jongen liet toch maar een holle aarde monument op het graf van zijn vader plaatsen!

-2-            Tweede toegang: Monticello (Virginia, VS)

U vraagt zich natuurlijk af: Wie zijn de molmensen en wat willen zij?
Welnu, dat zijn de exacte woorden van de derde Amerikaanse president Thomas Jefferson, die al in 1770 op 27-jarige leeftijd op de van zijn vader geërfde landbouwgrond in Virginia de prachtige mollenvilla Monticello in Italiaanse stijl (die hij later na zijn presidentschap liet heropbouwen) ontdekt had.

Het Naamloze Kind Achter Ons kwam op het spoor van deze tweede toegang tot de ondergrondse molwereld, omdat hij – zoals zovele naar vrijheid snakkende Vlaamse kinderen – dweepte met de Noord-Amerikaanse indianen, en daardoor noodgedwongen kennisnam van de rol van Jefferson in de “Indian Removal Act”.

Vooral wat Jefferson binnenin de villa aantrof verraste hem zeer.
Onder de grote koepel in een gedimd groenig licht naderde hij een kleine groep molmensen (een “Gezelschap”) die onder het eten van korenwormtaart de toestand van de wereld bespraken.
Jefferson beschrijft hen in zijn autobiografie met een bleke perkamentachtige huid en lange spichtige armen die eindigen in krachtige geklauwde handen. Hun aangezichten werden gedomineerd door hun woest schots en scheef staande tanden en hun grote ogen die zich nooit sloten, ofschoon een membraan die wel bedekte bij het graven of als ze, zoals in dit geval, verrast waren.
Eerst waren de molmensen onthutst, maar al vlug heetten ze Thomas Jefferson welkom.
“Ze raakten mijn aangezicht aan,” schreef Jefferson, “en sisten, wat hun gewoonte is. U kunt zich mijn angst voorstellen, en het duurde even om het slijm te verwijderen. Maar zodra we aan de praat raakten, werd ik me ervan bewust dat het schepsels van de Verlichting waren, ondanks het feit dat ze in duisternis leefden.”(3)

Inderdaad, ondanks hun nagenoeg permanent gesis en hun zure kwijl, zijn molmensen hoffelijk, welbespraakt en gastvrij. Ze toonden Jefferson de woonst, die lang geleden gebouwd was in de traditionele mollomanische stijl. Ze toonden hem ook dinosaurusbeenderen en twee-dollarbriefjes, die ze diep uit de aarde meegebracht hadden.
En binnen afzienbare tijd zouden ze hem ook inwijden in de kunst van het schrijven van Onafhankelijkheidsverklaringen…

Thomas Jefferson, die weliswaar een rijke herenboer was, bezat een beweeglijk intellect en een grote nieuwsgierigheid. Hij probeerde voortdurend kerk en staat te scheiden, het eerstgeboorterecht af te schaffen en macaroni en kaas te combineren.
Omdat hij bovendien zeer lang was, roodharig, en een hoge, schrille stem had, gooiden zijn tijdgenoten, die kerk en staat liever combineerden en macaroni en kaas scheidden, hem meermaals op de brandstapel. Jefferson accepteerde dit met gelijkmoedigheid en maakte er gebruik van om in de vlammen te kijken en zich af te vragen hoe ze werkten.
Die Jefferson vond dus zijn ware intellectuele vrienden bij de molmensen dicht bij een gat in de grond!
De bewoners van Monticello waren wetenschappers en filosofen: molmensen van de rede. Het waren “deïsten”, zoals Jefferson. Ze geloofden diep in een Schepper. Hoe konden ze anders? Lang geleden hadden ze zeer diep gegraven en de grote Eeuwkikker ontdekt die in de oertijden de aarde uitgescheiden had. Omdat ze onnoemlijk veel vergeefse pogingen ondernomen hadden om met de kikker te communiceren, kenden ze zijn wrede onverschilligheid tegenover zijn eigen schepselen, of die nu op of onder de aardkorst ronddoolden.

Bij een van Jefferson bezoeken zei een molman: “God, noch Honing, noch Kikker zal ons bezitten.” Dat was Adiel Sisnader, een mollofiel pamfletschrijver, die Jeffersons beste vriend werd. Later schreef hij: “Elk van ons kerft zijn eigen tunnel doorheen de harde rots, en ieder van ons moet zijn eigen licht in het duister werpen, en naar best vermogen omgaan met de vleermuizen.”

In lang vervlogen tijden werden de molmensen ten gevolge van zeer hevige regens naar de aardoppervlakte van Virginia gezogen, zodat daar ooit een Molrijk bestond, dat ondertussen achtergelaten werd.
Nu echter waren Sisnader en zijn geestverwant Gezelschap teruggekeerd om een nieuwe natie te stichten, gebaseerd op de principes van seculier zelfbestuur, natuurrechten, en lage belasting op wormzaad. Om hun Onafhankelijkheidsverklaring op te stellen vergaderden ze in Monticello, dat behalve zijn historische betekenis, ook uitmuntend licht bood.
“Ik begrijp het,” zei Jefferson met zijn schrille, bijna sissende stem. “U bedoelt dat de tijd gekomen is om op te staan.”
Vanaf dat moment metamorfoseerde hij, die altijd de Britse Kroon trouw gebleven was, tot revolutionair, en stelde zich een vrije natie van onafhankelijke, geschoolde, kleine landeigenaars-boeren voor, die leefden van de lichtgevende reuzenschimmels, die de molmensen hem geleerd hadden te kweken in de kelders van Monticello.

Zonder te weten dat zijn vriend dat letterlijk bedoelde, herhaalde Jefferson later meermaals Sisnaders uitspraak: “De boom van de vrijheid moet van tijd tot tijd verfrist worden met het bloed van patriotten en tirannen.”

-3-            Derde toegang: De bron van Sheshna (Benares, India)

In zijn hippieperiode had N*A*O* meer dan eens vastgesteld dat minstens drie van de vogels, die terwijl hij in zijn populier zat langs zijn oren floten, naar India trokken.(4) De daarmee ontstane interesse voor India maakte het mogelijk om een derde toegang tot het molvolk te vinden.
In India zijn de molmensen bekend als de “Naga’s”, een zeer geavanceerd en hoog technologisch ras van slangenmensen, die de mens minachten en derhalve ontvoeren, martelen, hun genen mee kruisen of gewoon opeten.
Omdat de Naga’s een enorme affiniteit met water hebben, bevinden de toegangen tot het grotten- en tunnelsysteem dat zich uitstrekt onder het Aziatische continent en ver daarbuiten en tot hun paleizen zich steeds op de bodem van bronnen, diepe meren en rivieren.
De toegang tot de ondergrondse metropool Patala bevindt zich in de bron van Sheshna in Benares: via een cirkelvormig afdalende trap van veertig treden komt men aan een gesloten stenen deur die afgewerkt is met cobra’s in bas-reliëf.

In andere landen worden de Naga’s “Sleestaks”, “Bezoekers”, of “ Onze Reptielmeesters” genoemd, hetgeen er op wijst hoe verkeerd begrepen de molmensen wel zijn.
Als men een bodemloze bron begint af te dalen en alleen maar gesis hoort, dan is dat natuurlijk wel een vlug gemaakte fout.
Maar het zijn dus geen reptielmensen. Ze lijken fysisch trouwens meer op naakte molratten dan op echte mollen, ofschoon ze niet naakt zijn: hun vesten en onderbroeken zijn geweven van het fijnste reuzenaardwormhaar.

De molmensen hebben ook nooit geprobeerd om ons te overheersen, de complottheorieën ten spijt, die de ronde doen over hun connecties met de Britse honinklijke familie en met de plots verdwenen Libische leider Kadhafi, die tot doel zouden hebben om het bloed van onze kinderen te bekomen om daarmee de ruimtevliegtuigen aan te drijven waarmee ze de volgende van binnenuit te plunderen planeet bereiken.
Dat soort verhalen gaat over Belgen.

Integendeel, de molmensen leefden millennialang een duister en rustig leven, gloedpaddenstoelen kwekend, evenals bloedkevers en talrijke onderschepselen, die dienden als voedsel, transport en als gezelschap.
Tot hun afzichtelijke lastdragers behoorden de grootwormen, de minderwormen (die met meer ingespannen werden om stofkarren te trekken), de reuzenkrokodil, de pseudosaurus (die geen dinosaurus is, maar een domweg met een pomp monsterlijk opgeblazen leguaan), en de zogenaamde drekpoema, een blind ranzig ruikend halfzoogdier dat geprezen werd om zijn snelheid en zijn vele huidziekten.(5)
Gloedpaddenstoelenkwekerij

Door de mens gehate drekpoema

Natuurlijk kenden de molmensen evengoed donkere tijden van stammenoorlogen en primitief bijgeloof.
Ooit geloofden zij bijvoorbeeld dat de schemerige roodachtige zon die hen vanuit de aardkern opwarmde rond hen draaide?! Pas later ontdekten ze dat de zon zelf niet beweegt, maar aan de aarde vastgekluisterd is door een streng verhard speeksel, die eindigt bij de Eeuwkikker.
(Om deze ontdekkingen te kunnen doen stierven vele dappere diepaardeonderzoekers, ook wel drekonauten genoemd.)

Maar rond 1300 OJ (oppervlaktejaar) kenden ze de wetenschappelijke methode en hadden ze al een vroege vorm van vertegenwoordigende democratie.
In het molleisch gemeenrecht nam hun monarch, de Sisident, geen enkele beslissing zonder eerst het parlement van wroetende aarsmaden, mijten, en andere parasieten, die de molmensen als hun afgevaardigden kozen, te consulteren.
En rond 1500 OJ, nadat ze de hele onderwereld in kaart hadden gebracht en diplomatieke betrekkingen geopend hadden met de Hel, richtten ze hun ogen en hoektanden naar boven…
Hun eerste poging om een kolonie te stichten aan de oppervlakte in Noord-Amerika liep met een “sisser” af. Terwijl ze Monticello gebouwd hadden en de grote marmermijnen van West-Virginia ontgonnen, werd in 1525 OJ plots elk contact met de oppervlaktekolonisten onmogelijk. Een zoekgezelschap vond Monticello verlaten en leeg, op één spookachtig in de muur gekerfde aanwijzing na: het woord “Croatoan.”(6)
In 1561 OJ ontdekten de drekonauten Frankrijk. De Franse inboorlingen verwelkomden hun rare bezoekers warm en vroegen hen onmiddellijk of ze een molmensenbaby konden pocheren in boter om op te eten.
Hierdoor wisten de drekonauten dat ze met verwante geesten te doen hadden. Want zelfs zijzelf vonden hun baby’s afstotelijk en wisten dus hoe open van geest men moet zijn om er een te willen binnenspelen.
Zo begon een driehonderd jarige periode van culturele uitwisseling tussen de Bovenste en Onderste Landstreken – een periode die bekend staat als “De Grote Stikstof Cyclus”. Zoals de aardworm, woelden de molmensen de grond van het Westerse denken om en bevruchtten hem met nieuwe ideeën in de wetenschap, de filosofie, de kunst en de politiek. Zo verrijkten zij de Europese bodem op onvoorstelbare wijze met hun eigen drek.(7)
De molmensen onderwezen Palladio in de architectuur en werden door Locke onderwezen in de politieke wetenschap. Ze stonden model voor Rousseau’s “nobele wilde”, hetgeen verklaart waarom hij later in “Emile” suggereerde dat ouders hun kinderen beter tot hun twaalfde levensjaar zouden achterlaten in grotten (hetgeen nog steeds gebeurt in bepaalde Franstalige gebieden in België).
Jean-Jacques Rousseau was een wensdenker: het is niet omdat molmensen zuur slijm spuwden, grote gele tanden hadden en vaak rotsen en stenen uitkotsten, dat ze wilden waren. Stenen inslikken en weer opgeven werd door de molmensen integendeel als een voornaam gebruik beschouwd, dat de bovenaardse gewoonte om te snuiven benaderde. Tegen het eind van de achttiende eeuw kotsten molmensen trouwens ook snuiftabak.

De molmensen vormden juist omgekeerd de voorhoede van de politieke Verlichting!
Zij waren de eerste belangrijke natie die haar honing afzette.(8) Ze schreven ook de eerste Onafhankelijkheidsverklaring, die de Vrije Republiek der Teelaarders vestigde in 1745.
Hiermee anticipeerden en inspireerden de molmensen de beide revoluties die het oppervlak van de aarde voor goed zouden veranderen.
Zoals Voltaire zo treffend zei: “Hadden de molmensen niet bestaan, we hadden ze moeten uitvinden.”

-4-            Vierde toegang: Phyllis’ gat (Westrozebeke, VL)

Naar het einde toe van zijn hippieperiode meende de Naamloze Achter Ons dat het tijd was voor actie en concreet engagement. Hij vroeg zich af of hij niet dichter bij huis een vierde toegang kon vinden om in contact te komen met de molmensen in de hoop hen ervan te kunnen overtuigen om een nieuwe kolonie te stichten in Vlaanderen, of daarmee tenminste opnieuw een uitwisselingscyclus van stikstof en andere drek in gang te zwengelen.

N*A*O* kreeg van zijn ouders de toestemming om met zijn Koene vriend een fietstocht door Vlaanderen te maken. Zo belandde de Naamloze A*O* bij een boerderij in Westrozebeke, waar de voor hem nog onbekende woorden “Were Di!” op de muur gekalkt stonden, die hij geëxalteerd interpreteerde als een Vlaamse vertaling van het in zijn hoofd rondspokende “Croatoan”.
De Naamloze bloed-en-bodem-vrienden werd toegestaan hun iglotent op het erf te installeren, en die nacht vond het erotische ritueel plaats waarin de Naamloze door de jonge boerin Phyllis ingewijd werd in de volwassenheid.
Tijdens de wederzijdse verkenning van elkaars gaten- en gangensysteem, werd N*A*O* zich langzaam bewust van de nabijheid van de vierde toegangspoort…

Phyllis vertelde dat ze de maand ervoor tijdens de “International Farmer Convention” in het Amerikaanse Philadelphia deelgenomen had aan de “Peasant women beauty contest”, die ze nog gewonnen had ook. “Hi ventmi tohwok skoane, njeeh?” lachte zij N*A*O* spottend toe.
Na het slotdiner in Independance Hall werd Phyllis door Philly’s burgemeester in de coulissen getrokken en verkracht. Ze diende echter geen klacht in omdat ze tot haar grote verbijstering op raadselachtige wijze gepenetreerd werd door… een molmens!
Sindsdien blijft Phyllis het bevoorrechte kanaal voor de oppervlakkige bezoeken uit Molrijk.
Phyllis in Philly

Jon Deepurple

Volgens Phyllis passeerden meerdere molmensen via haar lichaamsopeningen, maar zij werd toch vooral gebruikt – misbruik wenste zij het immers niet te noemen – door de oude en verrimpelde Jon Deepurple, een afstammeling van Thomas Jeffersons vriend Adiel Sisnader, met wie ze dan ook talrijke nachtelijke gesprekken had.

Deepurple mijmerde graag over zijn voorouders vriend Thomas Jefferson, aan wie men graag de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring toeschrijft, waarvan de openingszin echter regelrecht uit Sisnaders Molleische Onafhankelijkheidsverklaring van de Vierendertigste Overgang, Negende Graad overgenomen werd.(9)
Zelfs als Jefferson plagieerde, dan deed hij dat toch van de besten, omdat de molmensen gretige en ervaren onafhankelijkheidsverklaarders waren. Tegen het Tweede Continentale Congres had wat ooit één enkel monolythisch  molleisch imperium was, zichzelf tot 28.000 vrije republieken uitgeroepen, waarvan vele slechts uit twee of drie burgers bestonden, of sporadisch zelfs uit hun schaduwen.

Adiel Sisnaders invloed is onmiskenbaar.
De vrienden werden vaak samen gezien wanneer ze door Philadelphia wandelden, terwijl de Sisnader immer gezelschap houdende duizendpoot met hen mee spartelde.
Sisnader had trouwens zijn intrek genomen in de donkere en vuile kelders van hetzelfde pension waar Jefferson woonde en het was heel eenvoudig voor hem om af en toe tot in Jeffersons kamers te tunnelen om een schets voor te lezen of om hem een elegante zinswending te lenen.

Of Sisnader nu actief deelnam aan het ontwerp van Amerika’s funderende tekst, dan wel daarbij passief ondersteunde, zijn vriendschap met Jefferson was controversieel.
President John Adams betreurde de invloed van de molmensen op het Congres, waarbij hij aanstipte dat velen van hen niet eens opgeleid werden in Harvard.

Politicus-wetenschapper en medeauteur van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring en Grondwet Benjamin Franklin, vond Sisnader en zijn collega’s eerst fascinerend gezelschap. Hij ontwierp zelfs zonnebrillen voor hen(10), evenals een primitief zonnescherm gemaakt van huidsmeer en sap. Maar toen de molmensen Franklins wilde kalkoen zagen gingen ze compleet door het lint. Tot groot ongenoegen van Franklin bleven ze gedurende een half uur voor het regeringsgebouw van Pennsylvania zijn huisdier gierend staan uitlachen. En wanneer niet veel later Sisnaders duizendpoot het arme schepsel opvrat, was het gedaan met de vriendschap.
Van toen af werd Franklin veel kritischer over Jeffersons tekstontwerpen en hij suggereerde vele veranderingen “om Jeffersons ontleningen van de miermensen” ongedaan te maken, alvorens het ontwerp aan het Congres voorgelegd werd.
Belgische troglodiet

Franklin had echter geen enkele invloed wat betreft de meest fundamentele verandering aan de verklaring…
Jeffersons oorspronkelijke tekst bevatte een scherpe aanklacht tegen slavernij, hetgeen ontegensprekelijk de molleische invloed op Jeffersons denken aantoont, aangezien Jefferson zelf lange tijd slaven bezat, terwijl de molmensen al drie eeuwen eerder de Troglodieten geëmancipeerd hadden.
Jeffersons medeslaafeigenaren weigerden de verklaring te tekenen tenzij deze passage geschrapt werd. Ofschoon hij ernstig aangeslagen was, accepteerde hij het rotte compromis, met als gevolg dat Sisnader en zijn delegatie zwijgend opstonden en “Independance Hall” verlieten, gevolgd door hun op de geboende vloeren klepperende duizendpoten.
Jefferson spurtte er nog achter, maar ze waren al verdwenen langs het gat dat ze snel met hun tanden en speeksel hadden gegraven.                                                                                                            

Tot het einde van zijn leven kwam Jefferson het achtergelaten gat bezoeken, zich afvragend of hij Adiel Sisnader ooit nog zou zien.
Hij kon niet bevroeden dat Adiel hetzelfde deed aan de andere kant van het gat…
Het gat in Independance Hall werd door de eeuwen heen zelfs een toeristische trekpleister voor talloze voyeuristische molmensen, waaronder de toch ook wel heteroseksuele Jon Deepurple, die zich niet kon bedwingen en in Phyllis’ gat kroop.

-5-            Vijfde toegang: AMoNH - Central Park West - 79ste straat (New York City, VS)

Deze confrontatie in Phyllis’ bed met een échte molmens, versterkte N*A*O*’s bewustzijn dat de Amerikaanse hippies met hun vrede en liefde evenmin in staat waren om een betere wereld te creëren op een of ander festivalterrein – zij het in Virginia, in India, of in Vlaanderen.
Hij begon zich af te vragen of het besluit van de punks om daarom het van binnenuit wegkankeren van de bestaande slechte wereld dan maar een handje te helpen, geen adequater antwoord was?
Maar nadat Phyllis de Naamloze had uitgelegd wat het “Were Di!” op de hoevemuur betekende, maakte N*A*O* de nieuwe fout om de punkbeweging hiermee te associëren, zodat hij toch liever hun negativisme liet voor wat het was en besloot om meteen kennis te maken met de “New Wave”. Daartoe boekte hij een trip naar New York.

Misschien kon daar een nieuwe golf van molleische contacten met onze oppervlakkige wereld groeien, nadat ze sinds het vertrek van Asiel Sisnader en zijn gevolg door een gat in Independance Hall gestadig afgenomen waren (buiten het sporadisch opduiken van Sisnaders afstammelingen via boerin Phyllis’ lichaamsopeningen)?

Sommigen schrijven deze teloorgang toe aan de als Robespierre bekend staande molmens, die de molleische revolutionaire principes tot angstaanjagend bloedige hoogtes bracht door persoonlijk de leiding te nemen van de guillotinage van duizenden van zijn vermeende vijanden en hun hoofden voor het juichend gepeupel op te vreten.

Anderen wijzen met de vinger naar Andrew Jackson, die als zevende Amerikaanse president de molmensen veroordeelde als “te grappige broeken” en hen beschuldigde het grasveld van het Witte Huis te vernietigen met hun holen. Toen Jackson er eentje te pakken kreeg die een staatsbezoek wilde brengen aan het Witte Huis, sloeg hij hem meteen dood. Het opgezette lichaam van “Krasman” wordt trouwens nog steeds uitgestald in de kelder van het Witte Huis.
Tegen de tijd dat Jackson de “Wet ter verwijdering van indianen en mollen” ondertekende, waren de meeste molmensen al vertrokken. Zij waren natuurlijk sterk bevoordeeld tegenover de indianen, omdat zij een wereld die hen haatte konden verladen om zich een andere te graven.

Tegen het einde van de negentiende eeuw waren de meeste molleische ambassades gesloten en vervuild. De fantastische tunnel- en grotnetwerken die de molmensen gebouwd hadden onder Parijs, Londen, New York en Boston waren verlaten, zodat de mensen er elektrisch licht installeerden, de drekpoema’s verjoegen en er treinen lieten rijden.
Ook nu nog ziet men de mensen in die treinen naar buiten in de duisternis staren met verwarring en weemoed – en in zekere zin nog steeds met angst; in zekere zin nog steeds naar de molmensen verlangend… nog steeds wachtend op een ras van nobele wilden met scherpe hoektanden, dat hen kan uitleggen hoe ze moeten denken en leven.

Toch waren er altijd wel mensen die de molmensen hebben trachten terug te vinden. In 1904 probeerde Theodore Roosevelt in Midden-Amerika wat hij “een Zoemweg naar de Nederlanden” noemde te bouwen. Hij groef grotendeels met zijn eigen tanden, maar vond slechts het Panamakanaal.
Meer recent en dichterbij huis vormen de plannen voor de ondertunneling van de luchthaven van Deurne maar een voorpaginaverhaal om een project geheim te houden, dat ontworpen werd om het veel wijder dan de Antwerpse “premetro” vertakte molleische gangenstelsel uit te graven. Waarom bevinden zich onder het vliegveld anders zevenenveertig geheime subkelders en enkele onverklaarde molmensbeelden?
Er kon evenwel nog geen contact gelegd worden met de molmensen. Men vond er slechts de verlaten kantoren van de “New Verticutation Area for the Monorail Orange Line” (NVA-MOL).

N*A*O* kon in New York tickets bemachtigen voor een optreden van Siouxsie and the Banshees in het “American Museum of Natural History” in Central Park West en raakte daar gefascineerd door enkele tentoongestelde instrumenten, die door president Thomas Jefferson in de mode geraakten: de “stommeknecht” en de “luie suzanne”.
Om zijn gasten meer te laten genieten van het zicht op de omgeving rond zijn molleische villa in Monticello beperkte hij namelijk het aantal knechten rond de tafel door gebruik te maken van een etenslift, die ook wel “stommeknecht” werd genoemd.
Zogezegd met hetzelfde doel vond hij ook “lazy susan” uit, het draaibaar presenteerblad, dat men vaak ziet in Chinese restaurants.

Toen Siouxsie “The Happy House” begon te spelen begreep de Naamloze plots waarom Jefferson deze uitvinding in de eerste plaats gedaan had en meteen ook waarom ze in dit museum stond.
Voor Jefferson diende ze slechts om de zogenaamde “tweede toegang” tot het Molrijk in Monticello, waarlangs Sisnader en zijn gezelschap vertrokken waren, af te schermen van ongewenste blikken.
En naderhand vond Theodore Roosevelt er niets beter op om zijn frustratie na het incident met het Panamakanaal eenvoudigweg af te reageren door die toegangspoort van zijn voorganger, met “lazy susan” en al, naar New York over te brengen en dus definitief af te snijden van de onderwereld.

“Lazy susan” staat nu constant lui rondjes te draaien in het AMoNH, zonder dat er nog iets door komt.
Terwijl Jon Deepurple’s verplaatsing van de “vierde toegang” in Phyllis’ lijf hoogstens het aantal bezoekers beperkte, waren de Amerikaanse afdekking én verhuis van de “tweede toegang” een bewust onvruchtbare daad, die het Naamloze geloof in de “New Wave” ernstig aantastte.

-6-            Zesde toegang: De catacomben van Parijs (FR)

De Naamloze Achter Ons wist natuurlijk dat op Amerikaanse bodem niet alle contact met de molmensen verbroken was(11), maar hij werd wel erg sceptisch en wilde zo snel mogelijk weerkeren naar Europa.

Eindelijk brak daar N*A*O*’s fantastische studententijd aan. Hij raakte zeer snel verslingerd aan het Franse structuralisme, dat hij aan den lijve wilde ondervinden door regelmatig Parijs te bezoeken.
Tijdens een van die bezoeken wilde de voor zijn charmes bezweken Bérangère met de Naamloze Achter Haar de Heideggeriaans-Lacaniaanse concepten “Sein zum Tode” en “Petite mort” eens ervaren en troonde hem mee naar de Parijse catacomben aan de avenue du Colonel Henri Rol-Tanguy.
Toen de Naamloze Achter Bérangère tijdens het erotisch experiment met gelijkzwevende aandacht een korte geschiedenis van de catacomben in de glossy brochure las en daarin de naam Thomas Jefferson opmerkte, kwam hij een eerste maal klaar!

“Si vite! T’es morbide,” zeurde Bérangère, maar N*A*O* wekte haar interesse om het sexperiment eventueel uit te breiden met een zeer speciale getuige… als ze tenminste het gat, met andere woorden de “zesde toegang” naar de molleische onderwereld konden vinden.
Bérangère liet zich dit geen twee keer zeggen en begon als een bezetene tussen de doodshoofden in het knekelhuis mee naar een gat te zoeken.
Plots hoorden ze een iel stemmetje: “Is that you, mister president?”

Het was een zekere Cas Klei en na kennis gemaakt te hebben, vroegen we hem of en waarom hij hier de derde Amerikaanse president Jefferson zocht?
Klei vertelde dat hij als archeoloog aan de Grote Universiteit van de Lichtende Pad (GULP)
ondergravingen deed ter hoogte van de Parijse catacomben, waarvan hij als historicus wist dat Jefferson er het licht gezien had.

Tussen 1785 en 1789 was Jefferson Amerika’s “minister in Frankrijk”, een nieuw gecreëerde functie om de turbulente gebeurtenissen in het geliefde Europese land op de voet te kunnen volgen. En effectief, rond Jefferson begon in die tijd een mollomanische revolutie te ontkiemen, waarvan hij hoopte dat ze de hele wereld zou overspoelen.
Toch was Jefferson niet gelukkig omdat hij weduwnaar was: zijn Martha was enkele jaren daarvoor gestorven. Hij flirtte wel met de actrice Maria Cosway, die echter getrouwd was.
Daarom had Jefferson, die als nieuwe Amerikaan weliswaar geen aristocraat was, maar wel een gentleman bleef, alleen seks met slaven.

Tijdens zijn Parijse jaren werd Jefferson zwaarmoedig en hij voelde zich steeds eenzamer en verbannen. Thuis werd zonder hem de Grondwet geschreven, die zijn “Bill of Rights” dan ook niet bevatte. (James Madison zei hem dat die verloren was gegaan met de post.)
Jefferson begon ’s nachts alleen rond te dolen in Parijs en zijn grillig lange benen stapten wellicht onbewust naar beneden, naar de ondergrondse…
Zo belandde hij in het midden van een nacht in de catacomben van de Franse hoofdstad, waar hij tussen grote hopen beenderen wandelde – een herinnering aan het gemeenschappelijke lot van aristocraten, gewone mensen én molmensen, de uiteindelijke democratie.
Daar zag hij inderdaad het licht: een bleek groen schijnsel van achter een met schedels volgestouwde hoek; een licht dat hij zich nu herinnerde doorheen zijn Madeira-nevel van zelfmedelijden en droefheid.
“Wie is daar?” vroeg hij, waarbij hoop door zijn schrille stem zong.
Een figuur verscheen achter de hoek: een mooie, molleische vrouw, met een voor haar ras ongewone koperkleurige huid. Waren haar slagtanden naar beneden gericht, dan had men ze voor een mens kunnen houden.
“Wie is wie ik zie?” vroeg Jefferson.

Klei wist niet hoeveel Jefferson afwist van de molleische fysiologie. Wist hij bijvoorbeeld dat hun bloed kleurloos is? Of dat hun lymfe een afrodisiacum is? Wist hij dat de molmens geslachtloos wordt geboren en zijn sekse kiest volgens de nood van zijn Gezelschap? Of dat de molmens, zoals de oester, tijdens zijn leven dikwijls van geslacht kan veranderen?
Dat Jeffersons voormalige vriend Adiel Sisnader, nadat hij een riool-o-gram ontvangen had over Jeffersons recente verdriet, bijvoorbeeld hun oude ruzies zou kunnen vergeten?
Dat Sisnader op dat moment om hem te troosten naar Jeffersons wangen zou kunnen reiken met nieuwe vrouwelijke klauwen?
Cas Klei kon deze vragen niet beantwoorden. Zoveel interessante waarheden zal de geschiedenis dus ook nooit bevatten.

“Mijn naam is Sally Scheeftand Termietenmond,” zei het betoverende schepsel. En zo werden zij minnaars. Maar omdat het een toekomstig Amerikaanse president niet paste om een molleische minnares te hebben, kent men haar beter onder haar “slavennaam” Sally Hemings.

-7-            Zevende toegang: Symmes’ gat Beta (Antarctica)

Als popanalyst raakte de Naamloze Achter Ons overtuigd van het waarheidsgehalte van Freuds uitspraak dat filosofen paranoïde zijn, priesters dwangmatig en hysterica’s artiesten.

Toen hij een flikkerlichtrelatie bleek opgezet te hebben met een blonde Kempense B*A*B*E*, wiens spleet hij naar zijn mening en tot zijn groot ongenoegen onvoldoende mocht verkennen, deed zij hem het exotische voorstel om samen John Symmes’ tweede aardspleet aan de Zuidpool te bezoeken: “Ik eis het recht op zelf ook in een spleet te komen en te gaan!”
De Naamloze Achter B*A*B*E* stemde hiermee in, niet in het minst omdat hij ervan uitging dat hij en B*A*B*E* ten gevolge van de kou zo dicht tegeneen zouden kruipen dat het er wel dikwijls van zou komen.

Het idee alleen al getuigt van een hysterische kinderlijke creativiteit om de spelregels te veranderen waar de ervan afhankelijke dwangneuroot bij staat, maar de uiteindelijke ervaring zelf leverde N*A*O* zulke vreselijk diepzinnige inzichten op, die pas zeer recent geëvenaard werden door de lectuur van Elizabeth Wurtzel’s “De Bitch Regels” (12).
De poolspleet is exact zoals Symmes haar zich voorgesteld had: een gat zo wijd en gradueel aflopend dat men het niet eens zou merken wanneer men erin zou wandelen. Men loopt kilometers en kilometers traag naar beneden tot het punt waar het nog nauwelijks zichtbare zonnestraaltje onzichtbaar wordt en vervangen wordt door de zwakke stralen van de binnenzon, die vanuit de aardkern schijnt. Zelfs de meest ervaren zonnologen zouden niet in staat zijn om het verschil te zien.
Vlugger dan men denkt loopt men ondersteboven in een voorheen voor de mensheid onbekende vaginale wereld, die even bleek, leeg en saai is als die welke men juist achter zich liet.
Het is spijtig om het te moeten zeggen, maar het is een feit dat men in het geheel niet in staat is om enig verschil op te merken tussen onze oppervlakkige wereld en Molrijk.

Men moet dus oppassen met zulke gefantaseerde andere werelden en fantastische landschappen van heuvels en spleten: het is langs die weg dat de grote Eeuwkikker ons pakt!

Wordt vervolgd.
Aldus  N*A*O*,
‘De autobiografie van iedereen ! (III)’
Merksem, 9 september 2011


(3) In feite leeft de molmens in het halfduister: omdat zijn slijm zelf lichtgevend is.
(4) De cynische ooievaar die in het overbevolkte India kinderen aflevert; de hysterische koekoek, eeuwig slachtoffer, die zijn vrucht elders dumpt; en de Noorse boszanger, die model stond voor het Beatles-nummer “Norwegian Wood”. (Zie: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2010/10/naos-autobiografie-deel-i.html .)
(5) Vandaag verplaatsen de molmensen zich natuurlijk vooral per monorail.
(6) “Croatoan” was een notoire molleische seriemoordenaar, die erom bekend stond zijn slachtoffers in hun geheel op te eten en zijn handtekening achter te laten op de plaatsen van zijn vreselijke misdaden. Vandaag is hij nog steeds op vrije voeten.
(7) Molmensmest is nog steeds de beste mest die men kan vinden. In tuincentra verkoopt men hem soms onder de naam “nachtdrek” of “Sleestak drollen”.
(8) In feite was hun honing al meer dan een eeuw dood en regelden de verkozen luizen en aarsmaden hun eigen zaakjes van op zijn rottend lijk.
(9)Wanneer in de loop der gebeurtenissen een volk zich genoodzaakt ziet de politieke banden die het met een ander verbindt, te verbreken en onder de machten der aarde de aparte en gelijkwaardige plaats in te nemen waartoe het gerechtigd is krachtens de wetten van de natuur en de god van de natuur, en wanneer deze geoorloofde verbreking ernstig bemoeilijkt wordt, probeer het dan door middel van het druppelen van uw zuur speeksel op de tegenwerkende kracht. Meestal lukt het zo wel.”
(10) Ofschoon de molmensen er geen behoefte aan hadden, insisteerde Benjamin Franklin dat al zijn “rokerige ondermensbrillen” bifocaal zouden zijn. De molmensen vonden dat disoriënterend en onnodig, maar de focaal geobsedeerde Franklin liet zich niet afschrikken.
(11) De Naamloze Achter Ons maakte voor zijn terugkeer naar Europa nog een uitstapje naar Montréal in de Vlaams aandoende Franstalige Canadese provincie Québec. Daar bevindt zich bijvoorbeeld nog steeds een molleisch consulaat, waar nog maar één Troglodiet werkt. Deze smijt zijn uitwerpselen in het aangezicht van iedereen die hem een visum komt vragen, maar veel Canadese rugzaktoeristen vinden dat heel leuk.
(12) Belangrijke regels zijn: “Omhels fanatisme”, “Wees grandioos”, “Gebruik alle middelen”, “Draag Levi’s 501 jeans”,  “Wees geen vriend van je exen”, “Zet iemand uit je gedachten door iemand anders op je lijf te zetten”, “Geniet van je jaren alleen”, “Maar settel je wel”, “Doe niets” en “Als al het andere mislukt, spreek dan tot de Naamloze Achter Je”.