2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zondag 3 juli 2011

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (XXXVIII): MOSSEL NOCH VIS


N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, vraagt zich af of het nu mossel of vis is? Enerzijds kan het het begin van het einde zijn, maar anderzijds ook het einde van het begin? Is er wel een kant-en-klare oplossing voor deze kwesties?

-1-            Sneuvelen aan het front

In “Lennon Naked” krijst John: “Mama don’t Go! Daddy come home!” De Britse premier David Cameron heeft die film ook juist gezellig thuis, samen met zijn Samantha bekeken, want op vaderdag gaf hij de “afwezige vader” serieus lik op stuk in “The Telegraph”.
De film is van 2010, dus is er veel kans dat de studentikoze, behoudsgezinde en sentimentele Caroline Gennez van S.P.a hem zelfs in de cinema zag, vlak voor ze in oktober van vorig jaar haar “De onvoltooide vernieuwing” schreef om zichzelf en de partij te helpen om de verkiezingsnederlaag te verwerken: daarin stelt ze immers voor om ook te vertrekken vanuit de “logica van het gezin”.
Allemaal goed en wel, maar het is toch niet omdat het gezin de hoeksteen van de maatschappij is, dat uitgerekend de socialisten het als uitgangspunt moeten nemen om een nieuw en overtuigend “samenhangend verhaal” te schrijven? Het is toch niet omdat N-VA in het najaar een gezinsdag in Bokrijk plant dat de sossen dat ook moeten doen?
Dat loopt slecht af…

Zelfs de voormalige kartelpartijen N-VA en CD&V maken het gezin niet tot verkiezingsthema. Neen, ze zijn met die traditionele waarden slechts impliciet bezig.

… Behalve de CD&V-leider dan, de na zijn kruisiging herrezen Yves Leterme, de nieuwe Messias, die op hoofse wijze twitterend blijkbaar meerdere minnaressen bedient. (1)
Tenzij het christendemocratische electoraat het echt belangrijk vindt dat België, in tegenstelling tot Vlaanderens rechtstreekse buurlanden Wallonië, Duitsland en Nederland, geregeerd moet worden door een échte man, ziet het er dus evenmin goed uit voor CD&V, moesten er na de zomer nieuwe federale verkiezingen komen.
Nochtans trachtte Leterme vorige vrijdag Bart De Wever, die in het voorjaar nog uitgenodigd werd door Cameron in Londen, de loef af te steken door zelf Cameron uit te nodigen.
Zou Cameron Leterme de les gespeld hebben over zijn hoofse overspel?
N-VA heeft dit alles natuurlijk ook al door, want zij vraagt haar leden om zo weinig mogelijk kartels met CD&V te sluiten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2012…

Het is oorlog in de Belgische politiek en dat is maar goed ook, anders zou zij de Naamlozen Achter Ons in het geheel niet interesseren, in tegenstelling – ongetwijfeld – tot zelfverklaarde “rationalisten” of “consensualisten” als Marc Reynebeau, die in “Sneuvelen aan het front” de door Bart De Wever gevraagde Vlaamse Frontvorming als absurd bestempelt. (De Standaard, 22 juni 2011)
In dat opiniestuk lijkt Reynebeau als een doorwinterd marxist te suggereren dat geen enkel front stand houdt, tenzij het sociaaleconomisch is. Maar hij loopt vooreerst al vooruit op de feiten door ervan uit te gaan dat zelfs het Franstalig Front niet meer bestaat sinds MR-voorzitter Charles Michel sympathie voor N-VA begon te koesteren. Vervolgens ziet hij niet in dat de reden waarom De Wever S.P.a en Groen! niet in een Vlaams Front ziet zitten, niet is omdat die twee partijen sociaaleconomisch niet op zijn lijn zitten, maar gewoon omdat zij tot nu toe alles wat op een vergadering van een Vlaams Front gezegd werd, direct gingen doorvertellen aan Elio Di Rupo!

Door het oorlogskarakter van de Belgische politiek te ontkennen vervalt Reynebeau, zoals vele belgicisten, juist zelf in de fout die hij de N-VA verwijt, namelijk zijn behoudsgezind leiderschap (in de pers) tot een morele norm maken.
Als ouderwetse “linkse” moet hij nu niet klagen dat Vlaanderen zogezegd weeral “collaboreert” met het Duitse of het Nederlandse sociaaleconomisch model: dat is slechts het gevolg van de “linkse” collaboratie met het Franstalig Front.

Reynebeau haalt in de eerste paragraaf van zijn artikel de populistische en fascistische vergelijking van Bart De Wever met Hitler door FDF-voorzitter Olivier Maingain aan, maar valt die nooit af, en speelt daarom een gevaarlijk spel.
Een jaar na de verkiezingen van juni 2010 realiseerde het Franstalig Front compleet zijn doelstelling en bleef het communautaire status-quo behouden. Zelfs de tactiek van de toen nog Belgische butler Herman van Rompuy om geen federale regering te vormen zonder substantiële staatshervorming wordt stilaan verlaten, gezien formateur Di Rupo tegenwoordig vooral met sociaaleconomische kwesties bezig is.
Het pacifisme à la Reynebeau is munitie voor échte Vlaamse collaborateurs als Verafstoodt en De Gucht bij Open VLD – die recent achter de rug van de grote Alexander bijeen kwamen op het kabinet van Annemie Turtelboom (2) - en Marc Eyskens en de ACW-top bij CD&V.

Opnieuw, dit loopt slecht af.
De totale overwinning door het Franstalig Front lijkt onafwendbaar, zodat de Vlaamse verbittering het klimaat in ons land dreigt te zullen beheersen.
In zijn nieuwste boek “De barst in België” herinnert Jos Bouveroux ons eraan dat het communautair conflict “Leuven Vlaams!” en “Walen buiten!” op straat uitgevochten moest worden, omdat Vanden Boeynants in maart 1966 de taalvraagstukken voor twee jaar bevroren had in het parlement.
De Naamloze A*O* voelt spontaan meer sympathie en solidariteit voor de Grieken dan voor onze zuiderburen en ziet in hun verzet tegen de ondemocratische Europese dictaten een lichtend voorbeeld voor een Vlaamse opstand tegen het ondemocratische België.
Paul Geudens: “Vlaanderen is het status-quo beu. Het is ook een les voor CD&V en VLD. In hun plaats zou ik ingaan op de vraag van De Wever voor Vlaamse frontvorming. Nu tegen de Vlaamse onderstroom ingaan betekent verder verlies.” (Gazet van Antwerpen, 11 juni 2011)

Beeldt u zich eens in dat België uiteindelijk toch de dictaten in het kader van het “Europees semester”, zoals het loslaten van de automatische indexkoppeling of van de niet in de tijd beperkte werkloosheidsuitkeringen, moet uitvoeren op een moment van extreme communautaire spanning en Vlaamse frustratie.
Dat wordt een botsing van jewelste met de zich verongelijkt voelende Walen, vergelijkbaar met de koningskwestie na de tweede wereldoorlog of het protest tegen de eenheidswet in 1961.
We gaan prerevolutionaire toestanden tegemoet!

-2-            De held

Omdat het oorlog is zegt Vic Van Aelst: “Met braaf zijn bereikt men niets.” (Gazet van Antwerpen, 31 mei 2011)
De tegen het Franstalig Front gerichte oorlogstaal van de dappere Vic is natuurlijk niet welkom in het brave Vlaanderen: althans volgens zijn gecorrumpeerde politici, volgens bijna zijn gehele vierde macht en volgens een tot collaboratie neigende en immer aan het rekenen zijnde Vlaamse minderheid.
Terwijl het Franstalig Front geen last heeft van zo’n bloedarmoede, zoals het racistische haatproza van “Le Soir” en van Olivier Maingain aantonen, blijven zij altijd even nederig en ondergaan ze met masochistisch plezier de Franstalige arrogantie en heerserscultuur.
Vlaamse politici en pers boden geen enkele weerstand tegen de zich voor haar Vlaamse afkomst schamende PS-politica Laurette Onkelinx, die onlangs Vlaamsgezinden als de Naamlozen Achter Ons vergeleek met een kanker in het gezonde (sic) Belgische lichaam. Gaat men het haar ook zo gemakkelijk maken, wanneer ze binnenkort de tweetalige Picqué zal opvolgen en ééntalig minister-president van het Brusselse gewest wordt?

Door zijn lafheid bereikt Vlaanderen inderdaad ook niets en zakt het leeggezogen door het aan Vlaamse infusen gelegde Wallonië en Brussel weg in het Europees moeras.
Wat riep Dehaene Di Rupo toe vlak voor de grote Alexander vorig jaar de stekker uit de staatshervorminggesprekken trok? “Sois tranquille, tu l’auras ton fric, Elio!”

Blijkbaar is Paul Geudens nog de enige Vlaamse editorialist die zijn Vlaamse reflex niet elke dag tactisch wegredeneert en daarom begrip heeft voor het Vlaamse buikgevoel: “Franstaligen zijn bang voor Van Aelst.” (Gazet van Antwerpen, 31 mei 2011)
Het is dus van groot belang voor N-VA zelf dat de partij deze sterke vertegenwoordiger van de Vlaamse woede in haar rangen opnam.
Als wij ons leven moeten veranderen, zoals Peter Sloterdijk terecht verdedigt, dan zal daar veel thimotische trots bij nodig zijn!
Laten we niet vergeten dat zelfs de Vlaamse wever Bart na zijn verkiezingsoverwinning de wufte Elio Di Rupo aanbood om de onderhandelingen in het Frans te voeren! In dat armzalige Frans dan nog - de taal voor onzedelijkheden en omgang met minnaressen (3) - om nog maar te zwijgen van het koeterwaals.
Het is misschien pijnlijk om een uil als Di Rupo permanent onze moedertaal te moeten horen verkrachten, maar met ons medelijden zal hij die ook nooit leren.

Vic Van Aelst heeft natuurlijk groot gelijk: “De Franstaligen ontduiken de taalwetgeving in Brussel op alle mogelijke manieren. Iedereen weet dat.” (De Standaard, 1 juni 2011) (4)
En omdat iedereen dat tolereert, blijft België een Griekenland aan de Noordzee… zolang het duurt.

Zolang in de Belgische federatie de in de Nederlandse taal uitgedrukte rede niet zegeviert dankzij het Vlaamse overwicht in het parlement, zal in dit zedeloze land geen sprake zijn van burgerzin en hoger leven.

-3-            Christendemocratie: enerzijds… anderzijds…

Hoe ziek moet de vorige CD&V-voorzitter Marianne Theyssen niet geweest zijn toen ze voor de verkiezingen van 2010 de komieke professor Rik Torfs uitnodigde in haar partij?

Rik en de zalige Inge Vervotte brachten lange avonden samen door om een visietekst te schrijven die de CD&V er weer bovenop moet helpen.
Maar hoe kan die partij ooit weer strijdbaar worden, wanneer Rik en Inge haar definiëren als voortdurend “enerzijds-anderzijds”? Inge, die toch uit vakbondsmiddens stamt, moet werkelijk door Rik betoverd zijn, aangezien ze niet meer gelooft “in kant-en-klare oplossingen.” Zelfs Leo Tindemans waarschuwde CD&V ondertussen voor deze mossel-noch-vis houding.

De Rik is het tegendeel van de Vic, want hij stelt: “Als de waarheid kwetst, is ze de waarheid niet.” (De Standaard, 11 juni 2011)

Dit soort berekenend opportunisme zal de CD&V in Vlaanderen geen stemmen meer opleveren. Haar lot is vergelijkbaar met dat van de ooit zo machtige Democraza Christiana in dat andere Italië - het Italië aan de Middellandse Zee – die daar in de jaren negentig implodeerde.

Wat te denken van de mededeling van “Le Soir” dat Inge en Rik, die om een interview gevraagd werden, in tegenstelling tot wat de krant voorstelde, eisten dat dit in het Frans zou gebeuren?! (21 mei 2011)

Sinds CD&V in 1999 de macht kwijt speelde weet ze echt niet meer van welk hout pijlen te maken, zodat haar rol van grote Vlaamse volkspartij onherroepelijk overgenomen wordt door de N-VA. (5)
De traditionele partijen en hun aanhangers verwijten de wever Bart en N-VA dat het Hamletiaanse twijfelaars zouden zijn, maar zij zijn het juist die blijven twijfelen – zoals het al even onwerkzame federale Europa – of ze wel of niet “ten oorlog” (6) zullen trekken.
De wever Bart is verre van een twijfelaar, maar hij is - inderdaad zoals Hamlet – een nieuwerwetse acteur op de vermolmde (politieke) scène, die het daar gesproken slijmerig en corrumperend taaltje niet goed beheerst en daarom vaak onbehouwen, onbekwaam en haperend overkomt. (6)

-4-            Masochisme
De Naamloze Achter Ons is ervan overtuigd dat het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding een institutionalisering van het Vlaamse masochisme is. In België krijgt iedereen het fundamentele recht om te discrimineren (7) – zolang men maar niet oproept tot geweld, noch iemand belastert of zijn eer rooft -, behalve de Vlamingen.

Als alleen Vlamingen op hun woorden en daden moeten letten, dan gaat de Naamloze A*O* geheel akkoord met de wever Bart, die ooit beweerd zou hebben dat hij, als het aan hem lag, het CGKR zou sluiten.
Het CGKR overschreed al vaak zijn bevoegdheden en dreigt binnen afzienbare tijd zelf het slachtoffer te worden van processen voor het Grondwettelijk Hof.
De hulp aan slachtoffers van discriminatie kan gemakkelijk en beter gebeuren door de Liga voor de Mensenrechten! (8)

Het Centrum, dat zelf de taalwetten aan zijn laars lapt, is nooit ontvankelijk voor Franstalige discriminatie van Vlamingen… en nu blijkbaar ook niet voor discriminatie door allochtonen.

De zaak Van Bellingen
door Marc Schoeters

In februari 2007 raakte bekend dat drie koppels hadden geweigerd getrouwd te worden door de Sint-Niklase schepen Wouter Van Bellingen. Van Bellingen is zwart en dat konden ze niet aanvaarden. Op 21 maart 2007 volgde een mediastunt : 626 koppels lieten zich op de Grote Markt van Sint-Niklaas trouwen door diezelfde Wouter Van Bellingen.

Wouter Van Bellingen (Antwerpen, 20 april 1972) is een Vlaamse ambtenaar en politicus. Tot eind december 2008 was hij lid van de links-liberale politieke partij Vlaams-Progressieven. Als zoon van Rwandese ouders werd Van Bellingen indertijd door een Vlaams gezin geadopteerd – waarvan de vader Volksunie-militant in het Waasland was. Zijn oudoom Amedee Verbruggen was een voortrekker van de Vlaamse Beweging. Daardoor voelt deze adoptiezoon zichzelf verwant met de Vlaamse ontvoogdingsstrijd. Wouter Van Bellingen is getrouwd en vader van twee kinderen. Kerkelijk behoort hij tot de Verenigde Protestantse Kerk in België.
Sinds 2 januari 2007 was Van Bellingen schepen in de gemeente Sint-Niklaas – en in die hoedanigheid de eerste zwarte schepen van Vlaanderen. Zijn portefeuille bestond uit jeugd, internationale samenwerking en burgerzaken. Van Bellingen, die zich ook op federaal niveau voor de Vlaamse zaak heeft ingezet, was voorheen in Sint-Niklaas werkzaam als jeugd- en noord-zuidconsulent. Hij zegt zich betrokken te voelen bij zaken die zich afspelen op het sociaal-culturele terrein, waaronder de Derde Wereld.
Als ambtenaar van de Burgerlijke Stand kwam Van Bellingen begin 2007 in het nieuws toen bleek dat een drietal aanstaande echtparen vanwege zijn donkere huidskleur niet door hem in de echt verbonden wilden worden. Als reactie hierop kwam er een grote hoeveelheid steunbetuigingen binnen in de vorm van aanmeldingen bij de Burgerlijke Stand van Sint-Niklaas om door Van Bellingen te worden getrouwd.

Van Bellingen besloot – om tot op heden onverklaarbare redenen – geen proces tegen de drie koppels aan te spannen. Hun identiteit is officieel nooit openbaar gemaakt – hoewel hun namen bij de Sint-Niklase overheid meer dan waarschijnlijk bekend zijn. In plaats daarvan hield hij op de Internationale Dag voor de Uitbanning van Rassendiscriminatie op 21 maart 2007 een grote symbolische trouwpartij op de Grote Markt van Sint-Niklaas. Er kwamen 626 koppels opdagen. Maar kan en moet men zich niet afvragen – wat er zich werkelijk achter de schermen van deze mediastunt heeft afgespeeld ? Marc Schoeters – leraar Nederlands voor anderstaligen in Antwerpen – kan en wil niet langer meer zwijgen over de ware feiten achter deze affaire.
NIETS IS WIT OF ZWART
[OPEN MAAR GEWEIGERDE BRIEF AAN DE STANDAARD – MAART 2007]

Drie families in Sint-Niklaas hebben een huwelijksplechtigheid afgelast omdat de betrokken schepen van hun stad toevallig een donkere huidskleur heeft. Hun beslissing heeft terecht alle welmenende burgers van dit land geschokt. De kranten werden overspoeld met verontwaardigde lezersbrieven. Zelden werd er in dit land zo’n flagrant aanwijsbare en duidelijk bewijsbare overtreding van de antiracismewet vertoond. Veel mensen verkeerden daarom in de veronderstelling dat de overheid zonder aarzelen alles in het werk zou stellen om een gerechtelijk onderzoek tegen de racistische families te starten. Maar blijkbaar vinden noch de betrokken schepen, noch de stedelijke overheid van Sint-Niklaas, noch het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) het opportuun klacht in te dienen tegen de daders. Verbijstering alom. En veel vraagtekens.

Niet lang geleden kreeg ik betrouwbare informatie die misschien een tipje van de sluier kan oplichten. Ik ben al jarenlang lesgever Nederlands aan anderstaligen in een school met duizenden studenten. Onder zo’n enorme allochtone studentenpopulatie blijven gevoelige gebeurtenissen als die van Sint-Niklaas natuurlijk niet lang onbesproken. Uit goede bron weet ik nu dat de drie racistische families in Sint-Niklaas van allochtone afkomst zijn. Mijn beide bronnen zijn onverdacht – want zelf mensen van allochtone afkomst. En zij zijn in deze zaak heel precies en formeel. Ik ben natuurlijk geen onderzoeksrechter en vind dat het de taak is van het gerecht om alle feiten in deze kwalijke zaak vast te stellen. Maar dan moet het gerechtelijk onderzoek natuurlijk wel zijn beloop krijgen. En daar wringt het schoentje.

Ik kan me best voorstellen dat Wouter Van Bellingen het in zijn kersverse rol als schepen politiek niet opportuun vindt om klacht tegen de betrokken families in te dienen. Hij is schepen van een kleine provinciestad en wil waarschijnlijk niet dat de tegenstellingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen op de spits worden opgedreven. Maar hoe nobel zijn overwegingen ook zijn om de zaak te laten rusten – in dit geval zou het middel wel eens erger kunnen blijken dan de kwaal. Op dit moment gaat de ware identiteit van de racistische daders als een lopend vuurtje door de allochtonengemeenschap. Nu reeds zijn er zwarte Afrikanen die zich dubbel gediscrimineerd voelen – zowel door een deel van de Vlamingen als door sommige groepen allochtonen. Bovendien krijgen deze laatste nu onbedoeld de boodschap dat ze de facto boven de wet staan – en dat zij er voortaan lustig op los kunnen discrimineren. Door geen klacht tegen de racistische daders van Sint-Niklaas in te dienen, creëert men een rechtsonzekerheid die de grondvesten zelf van de multiculturele samenleving ondermijnt. En dat is voor mij – en anderen die van de ware toedracht op de hoogte zijn – onaanvaardbaar.
Het vele bochtenwerk en de vreemde hersenkronkels in deze zaak zijn soms werkelijk verbazingwekkend. Zo kon men in sommige kranten het argument lezen dat elke burger de vrijheid moet hebben om zelf te beslissen of hij zijn brood wel of niet bij een allochtone bakker mag kopen. Dat is een ronduit verbijsterend argument. Een schepen is namelijk geen bakker. Een schepen oefent een openbaar ambt uit – en heeft dat ambt te danken aan de democratische regels van onze rechtsstaat. Elke inwoner van dit land die om religieuze of etnische redenen een ambtenaar meent te moeten wraken, ondermijnt de basis zelf van de rechtsstaat. Stel u voor – een beklaagde die de uitspraak van een rechter naast zich neerlegt omdat die katholiek is. Of iemand die weigert zijn rijbewijs te tonen aan een politieagent omdat die moslim is. Of een burger die alleen met een loketambtenaar van de juiste huidskleur wil spreken. Het is te grotesk voor woorden.

Daarom moet men in deze zaak een duidelijk onderscheid maken tussen Wouter Van Bellingen als persoon en als schepen. De heer Van Bellingen als privépersoon heeft natuurlijk het recht om geen klacht in te dienen. Maar mijns inziens heeft hij als schepen, dus als vertegenwoordiger van de democratische rechtsstaat, de plicht om dat wél te doen. Wie de racistische families uit Sint-Niklaas vrijuit laat gaan, stelt in mijn ogen een incivieke daad van de eerste orde en ondergraaft elke rechtszekerheid. Door niet op te treden tegen racistische misdrijven herleidt men niet alleen de antiracismewet tot een vodje papier maar zet men de deur wagenwijd open voor een gebalkaniseerde samenleving – waarin iedereen naar eigen willekeur wetten en regels aan zijn laars lapt. En daar is niemand bij gebaat.

Dat de geviseerde schepen uit Sint-Niklaas de zaak “niet op de spits wil drijven” en geen “symbooldossier” wil, valt nog enigszins te begrijpen. Maar dat het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding de zaak verder blauwblauw zou laten is volstrekt ontoelaatbaar. De argumenten die het Centrum aanhaalt om geen klacht in te dienen zijn juridisch zwak en maatschappelijk gezien verwerpelijk. Zo wordt beweerd dat men geen klacht kan neerleggen als het slachtoffer zelf dat niet doet. Maar het Centrum is precies opgericht om bij een flagrante overtreding van de antiracismewet klacht te kunnen indienen – óók als het slachtoffer van het misdrijf dat niet doet of zelfs als er geen direct aanwijsbaar slachtoffer is. Zo werden in een recent verleden organisaties verbonden met het toenmalige Vlaams Blok terecht aangeklaagd op basis van racistische publicaties die hele bevolkingsgroepen stigmatiseerden – ook al werd er niemand persoonlijk geviseerd.

Ook het argument dat de racistische daders in Sint-Niklaas onbekend zouden zijn, is te belachelijk voor woorden. Er bestaat bij elk misdrijf de mogelijkheid klacht neer te leggen tegen onbekenden. Het is de taak van het gerecht om na een klacht mogelijke daders op te sporen en te identificeren. Het gerecht zal in het geval van de racistische misdrijven in Sint-Niklaas niet lang moeten zoeken. Verscheidene medewerkers op het stadhuis van Sint-Niklaas weten perfect wie de daders zijn en wat ze precies gezegd hebben. En schepen Van Bellingen weet ook veel meer dan wat hij in de media kwijt wil. Misschien kent hij de daders niet bij naam en toenaam. Maar ik weet formeel dat hij aan mensen uit zijn omgeving heeft verklaard dat het om allochtone families gaat. Het zou me dan ook niet verbazen dat er tussen kopstukken van de stedelijke overheid van Sint-Niklaas en topmedewerkers van het Centrum intensief overleg is gepleegd over hoe deze “delicate” zaak moet worden aangepakt.
Wat nu? Indien schepen Van Bellingen en het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding bij hun beslissing blijven om geen formele klacht wegens racisme in te dienen dan blijven er nog een aantal wegen over. Omdat de schepen een democratisch verkozen ambtsdrager is, zou in principe elke burger van Sint-Niklaas – of van dit land – in deze zaak klacht kunnen neerleggen. En als het Centrum, een officieel door de overheid ingesteld en gesubsidieerd orgaan dat moet waken over het naleven van de antiracismewet, op basis van al dan niet opportunistische overwegingen weigert naar behoren te functioneren, dan ondergraaft het zijn eigen bestaansreden. En stelt het zich in principe bloot aan een klacht van elke burger en belastingbetaler. Een racist is een racist – ongeacht zijn of haar huidskleur. Het Centrum mag zelfs niet de schijn wekken dat het met twee maten en gewichten meet. Dat zou een aanfluiting zijn van precies die waarden waarover het Centrum behoort te waken – gelijkheid van alle burgers, ongeacht hun afkomst of religie. Ik roep dan ook alle politieke verantwoordelijken op om in deze zaak op te treden. Ik beschuldig niemand – maar ik vraag op zijn minst wel een onafhankelijk onderzoek. Ook als er uiteindelijk koppen zouden kunnen rollen. De fundamenten zelf van de rechtsstaat staan op het spel.

De recente en vaak ondoordachte commotie rond heel deze zaak noopt mij tot een bredere slotopmerking. Misschien wordt het eens tijd om een publiek debat te houden over de nefaste rol die het zogenaamde politiek correcte “denken” in onze samenleving speelt. Racisme en politieke correctheid vormen in wezen elkaars spiegelbeeld. Reeds jaren geleden toonde Robert Hughes in zijn boek ‘Culture of Complaint’ aan dat het hier fundamenteel om twee kanten van hetzelfde gedachtegoed gaat. Zowel een racist als een politiek correct “denker” gaan uit van een rigide zwart-wit-tegenstelling tussen een edele ingroup en een verwerpelijke outgroup. De kiezer voor het Vlaams Belang ziet alleen nog de criminele vreemdeling, de politiek correcte “denker” alleen nog de Vlaamse fascist. Beiden zijn blind voor de oneindige complexiteit van een moderne samenleving, waarin niets helemaal zwart of helemaal wit is.

Zo is een krantenjournalist er in een editoriaal weer eens in geslaagd om, naar aanleiding van de gebeurtenissen in Sint-Niklaas, in te hakken op de grote groep mensen die het Vlaams Belang steunt. Ik vind deze partij ook verwerpelijk – laat daar geen twijfel over bestaan. Maar de waarheid heeft haar rechten. Blijkbaar kan men als “kritische” journalist van een “onafhankelijk” dagblad alle regels van de journalistiek aan zijn laars lappen en is het koesteren van de eigen vooroordelen belangrijker dan een echt kritisch onderzoek naar de werkelijke feiten.

En de feiten zijn dat er in dit land mensen zijn – zowel autochtonen als allochtonen – die een open en verdraagzame samenleving geen goed hart toedragen. Zoals veel goedmenende maar niet blinde Antwerpenaren ken ik uit eigen ervaring ook de donkere keerzijde van het multiculturele ideaal – de vele momenten dat de droom een nachtmerrie blijkt. Een kleine – maar helaas steeds sneller radicaliserende – groep mensen staat vijandig tegenover een open en democratische samenleving. In Antwerpen woekeren haat en onverdraagzaamheid – bij álle bevolkingsgroepen. Een duidelijk teken aan de wand was de bijna totale afwezigheid van (jonge) allochtonen op het concert voor verdraagzaamheid in oktober. Het wordt tijd dat alle opiniemakers, óók de politiek correcte, zich van deze tweespalt bewust worden. Nu niet optreden tegen de racistische families uit Sint-Niklaas – wat hun achtergrond ook moge wezen – betekent een tijdbom leggen onder de fundamentele waarden van onze samenleving.

Marc Schoeters
Lesgever Nederlands aan anderstaligen
en antifascist (welke gedaante het fascisme ook heeft)

-5-            Europa dan maar?
De Naamloze Achter Ons toonde al aan dat hetzelfde democratisch deficit dat België treft ook de Europese Unie kenmerkt. (9)
Drie tenoren van de traditionele Vlaamse partijen, Verafstoodt, Dehaene en Vandenbroucke, die zich steeds uit de naad werkten om de macht van de Franstalige minderheid te garanderen, zijn begonnen aan een publiciteitscampagne om het neoliberale en inefficiënte Europa aan te prijzen.
Het zijn onverbeterlijke dromers, die weigeren te accepteren dat we stilaan in echt democratische tijden zijn terecht gekomen, en die menen het laatste woord te hebben omdat ze zichzelf als verlichte heersers beschouwen. (10)
De liberale econoom Paul De Grauwe geef toe: “Ik heb zelf schriftelijk gewaarschuwd en de helft van de economen pleitte tegen de europolitiek, dus men kan ons moeilijk verdenken van intellectuele medeplichtigheid. Mijn geweten en dat van vele confraters is zuiver. Na de start van de euro was mijn besluit: ik ga mijn anti-plaat niet grijs draaien. Het is er nu, laten wij het doen werken.” (Doorbraak, juni 2011)
De Grauwe legt de vinger op de wonde: economen lieten zich bedwelmen door de mooie praatjes van de gelovige politici. Ze waren bereid enorme economische gevaren te accepteren om een politiek project te realiseren. “Ja, men heeft een verkeerde inschatting gemaakt. Men koesterde de gedachte dat je met een muntunie een politieke unie kon afdwingen. De muntunie was de springplank, een akte van geloof.”
Het Europees project was een liberaal elitair idee, dat niet gedragen werd door de Europese volkeren, die er een grote weerstand tegen aan de dag leggen.
Weten Verafstoodt en co wel wat ze zeggen als ze schrijven: “de algemene indruk bestaat dat Duitsland belangrijker is dan de Europese Unie?”
Natuurlijk is de Duitse bevolking niet meer waard dan die van de rest van Europa, maar hun stemmen zijn in de praktijk omgekeerd veel minder waard dan die van hun mede-Europeanen.
Juristen noemen deze overdreven onderwaardering van het politiek gewicht van het grootste land in Europa “overfederalisering”.
De manier waarop de Europese zetels verdeeld worden tussen de verschillende nationale contingenten levert zeer grote verschillen op wat betreft het aantal burgers dat een parlementslid vertegenwoordigt. Het systeem van degressieve evenredige vertegenwoordiging maakt dat de stem van een burger van een kleine lidstaat ongeveer twaalf keer meer weegt dan de stem van een burger van een grote lidstaat. Een Duits parlementslid vertegenwoordigt 857.000 burgers en een Maltees 67.000. Een meerderheid in het Europarlement vertegenwoordigt dus niet noodzakelijk een meerderheid van de Europese burgers! Federale staten accepteren een dergelijke wanverhouding meestal enkel in een tweede Kamer.
En we hebben het hier dan nog maar over één Europese instelling…

Het ziet er niet naar uit dat men snel tot een Europese Geest – zoals N*A*O* die ziet (11) – zal evolueren, laat staan dat men garanties voorziet om het Europese democratisch tekort op te lossen door directe, vrije en vooral gelijke verkiezingen in Europa te organiseren, door – met andere woorden – een vrij gevormde wil van de meerderheid toe te laten dankzij een parlementarisering van de Unie en de inrichting van een Europese kieskring.
Een herlevend Europees elan en een Europese politieke unie lijken daarom niet voor morgen te zijn, terwijl juist zo’n hechtere federalisering van Europa de zachtste uitweg zou bieden uit de Europese – of zo men wil Griekse – crisis.
Dan resteren nog slechts drie keiharde opties om uit de actuele ellende te geraken.
De eerste twee zijn wat Ivan Van De Cloot een schuldherschikking binnen of buiten de muntunie noemt. (De Standaard, 17 juni 2011)
Een schuldherschikking buiten de Unie is hetgeen economen bedoelen wanneer ze over “the full Argentina” spreken. Griekenland wordt failliet verklaard en devalueert drastisch de weer ingevoerde drachme. Eurobutler Van Rompuy vindt dit alternatief “afschuwelijk”. Het zijn immers Noord-Europese banken en de Europese Centrale Bank (ECB) die de schuldeisers van Griekenland zijn. Bovendien zou het Griekse bankroet tot een run op de banken leiden.
Een schuldherschikking binnen de Unie is al even afschuwelijk voor de butler, opnieuw omdat dit enorme financiële gevolgen zou hebben voor de Noord-Europese banken. Binnen de politieke unie, die Europa toch zou moeten zijn, staat dan niets nog een schuldherschikking in de weg van andere landen, zoals Spanje, of Italië, of – waarom niet? – het door de onbeweeglijke PS geregeerde België.
“Elke Griekse schuldherschikking groot of klein, zal beschouwd worden als een precedent voor wat andere landen kan overkomen.” (Le Monde, 27 mei 2011)
Men vermoedt dat de volgorde van de vallende dominostenen na Griekenland, Portugal, Ierland, België, Spanje en Italië zal zijn.

Het laatste alternatief is dat waar de voorzitter van de ECB Trichet en de Europese Commissie officieel op aandringen, namelijk om het Griekse volk de crisis te laten uitzweten.
Een groot deel van het Griekse volk is natuurlijk medeplichtig aan de corrupte situatie in hun land – zoals bij ons belgicisten hun ogen sluiten voor het Franstalig profitariaat – maar desondanks kunnen de Grieken ook op veel sympathie rekenen van de Naamlozen Achter Hen.
Het Griekse protest herinnert de andere Europeanen eraan dat ook zij moesten opdraaien voor de financiële crisis in 2008.
Trichet en consoorten kunnen dus niet blijven spreken over Europese integratie zonder het volk zelf erbij te betrekken. En het zou wel eens kunnen dat wanneer de Europese burgers erbij betrokken worden, zij de Unie de rug toekeren. Hoe verder zij de zogenaamde Europese integratie laten komen, hoe duurder het hen zal kosten en hoe meer chantabel zij daardoor worden.

De Europese leiders worden zich van dit alles bewust, zodat zij achter de coulissen wel degelijk een schuldherschikking binnen de muntunie overwegen, zij het voorlopig in de minst verregaande vorm, namelijk door de schuldeisers te vragen de schuld door te rollen en op het moment van aflossing gewoon nieuwe betaalbare kredieten toe te kennen. Op die wijze worden zowel eventuele faillissementen van Noord-Europese banken, als het domino-effect uitgesteld.

Hoe komt het toch dat “links” de Europese integratie, die toch altijd al een liberaal project was, zo verdedigt? (Waarom in Vlaanderen de S.P.a zo belgicistisch is, lijkt N*A*O* hetzelfde raadsel.)
Het zou te gemakkelijk zijn het “linkse” idealisme en het naïeve geloof dat de internationale solidariteit het wel zal halen van de neoliberale globalisering hiervoor verantwoordelijk te stellen.
In het beste geval viel ook “links” ten prooi aan de filosofie van de “roestige vadsigheid” van de Europese butler.
In “Het land is moe,” waarin Tony Judt zijn geloof in de sociaaldemocratie uitdrukt, ontpopt de schrijver zich duidelijk als een eurosceptisch antiglobalist: “Hoe graag liberale bewonderaars van de globalisering ook anders beweren, het is niet waar dat een steeds verder geglobaliseerde economie tot een eerlijker verdeling van de rijkdom leidt. De ongelijkheid tussen landen zal er inderdaad wel door worden verminderd, maar binnen die landen worden de verschillen tussen arm en rijk juist groter. Bovendien garandeert een langdurige economische groei op zichzelf gelijkheid noch voorspoed; het is niet eens een betrouwbare graadmeter voor de economische ontwikkeling.”

Maar omdat de rampen die uit de mislukking van de Europese Muntunie zouden voortvloeien te kolossaal zijn, hebben zelf de grootste eurosceptici het paradoxale verlangen dat de euro zou slagen.

Nochtans is een democratisch Europa niet mogelijk.
Juist in een honinkrijk als België moet dat toch duidelijk zijn? Het is zelf een bi-nationaal land waar het democratisch proces volledig geblokkeerd raakte.
Antoon Roossens: “Europa is geen natie. Het heeft geen leidende klasse. Van Andaloesië tot Lapland strekt zich een hutsepot uit van uiterst verschillende culturen en civiele maatschappijen. En de euro is het tegendeel van een begeesterend en massa-mobiliserend project.” (Meervoud, juni 2011)

-6-            Sociaaldemocratie: enerzijds…

Enkele Vlaamse belgicisten lijken eindelijk in te gaan op N*A*O*’s herhaalde oproepen om in België eerst het democratisch deficit op te lossen, om Europa vervolgens deze democratische staatshervorming als een spiegel voor te houden.
De Naamloze A*O* heeft het over het nieuw burgerinitiatief rond schrijver David Van Reybrouck, dat wil bewijzen dat democratie meer is dan verkiezingen. De om het belgicistische gehalte van zijn boek “Congo” fel bekritiseerde en daarom meteen gelauwerde auteur verzamelde 25 “onafhankelijke burgers” om de “G1000” op te richten. Men wil 1000 mensen vinden, die een representatief staal van de bevolking vormen, om op 11 november 2011 een burgertop te houden. Aan 100 tafels van 10 mensen zal men “onbevangen overleggen over de toekomst van het land”. Onder begeleiding van experts zullen de verschillende beleidsopties geanalyseerd worden, zodat vervolgens kan gestemd worden over de te maken compromissen.

Waarschijnlijk omdat zich onder de oprichters een aantal bekende belgicisten bevonden, maar ook omdat Van Reybrouck, die eerder al een “Pleidooi voor populisme” schreef (12), als aanleiding het uitblijven van een Belgische regering en het bestaan van de Belgische particratie opgaf in de pers, viel het initiatief niet in goede aarde bij flaminganten.
In het bijhorende manifest wordt het democratisch deficit, waarvoor “G1000” een oplossing wil bieden, echter niet tot België beperkt, maar verbreed tot de twee eeuwen oud zijnde representatieve democratie, het tamelijk recente fenomeen van de professionele politici, het wegvallen van de zuilen en het middenveld, de opkomst van de moderne media, en de revolutie van het interactieve internet.

Want, geef toe, het uitblijven van een Belgische federale regering is juist geen impasse, maar de spannendste politieke ontwikkeling in de hele Belgische geschiedenis, die niet alleen een rem is op een ontsporende begroting en op de “wafelijzerpolitiek”, maar ook de particratie zelf hindert en het ondertussen voortwerkende parlement herwaardeert. Voor de eerste keer wordt het Franstalig Front tegengehouden en bevinden we ons in een regimecrisis. (13)
Christophe Deborsu: “Eigenlijk zouden de journalisten moeten juichen: de politieke impasse komt voort uit het feit dat elke partij zich voor één keer aan haar verkiezingsbeloftes houdt.” (De Standaard, 8 februari 2011)
Moesten Van Reybrouck en co hun horizon tot België beperken, dan zou men het initiatief terecht als verraderlijk belgicisme en als een intellectualistisch vervolg van “Shame!”, “Camping 16” of andere “frietrevoluties” mogen bestempelen. Dan zou “G1000” een mooie illustratie zijn van Bertold Brechts uitspraak: “Als het volk u niet meer bevalt, kies dan een ander volk.”

Maar dat is dus niet het geval; dat zegt David Van Reybrouck zelf: “G1000” is als “deliberatieve democratie” geen aanval, maar een (vrijblijvende) aanvulling op de representatieve democratie. (De Standaard, 18 juni 2011)
Aangezien N*A*O* elk initiatief dat het volk beschermt als sociaaldemocratisch bestempelt, doet hij dat ook voor “G1000”.

In een gesprek met de politoloog David Janssens bij Werner Trio distantieerde David Van Reybrouck zich terecht van de Duitse filosoof Jürgen Habermas, die toch gezien wordt als een der vaders van de deliberatieve democratie. (Klara, 25 juni 2011) Hij verwerpt dus Habermas’ verkeerde uitgangspunt dat als men maar de geschikte neutrale overlegprocedures vindt, men zich automatisch in de ideale gespreksituatie bevindt, zodat een consensus kan gevonden worden die ook legitiem zal zijn.
Van Reybrouck deelt blijkbaar de mening van Chantal Mouffe, een Belgisch politiek filosofe van wereldformaat, waarachter ook de Naamloze Achter Ons staat. Aangezien het conflict de kern van de democratie uitmaakt, mag men dat ook niet uit de weg gaan. Integendeel, het moet gecultiveerd worden door kanalen te voorzien waarlangs de tegenstrijdige passies van het volk kunnen passeren. Zodra vijandelijke bevolkingsgroepen zich politiek kunnen identificeren (en zichzelf en hun tegenstrevers kunnen (h)erkennen), transformeren zich hun passies van reëel antagonisme tot politiek “agonisme” (Mouffe), dat beheersbaar is op de politieke scène (waaronder de parlementaire).

David Van Reybrouck verwacht dus zonder meer dat op 11 november in “Tour & Taxis” te Brussel aan de 100 tafels serieus gediscussieerd zal worden en hij is van mening dat het mogelijke conflict en het eventuele ontbreken van een compromis een zinvolle manier is om de meningen van het volk in kaart te brengen.
  
Toch vindt de Naamloze A*O* het vrij bizar dat Van Reybrouck niet meteen de hele deliberatieve democratie verwerpt.
Het doel van een overlegmodel als “G1000” is om de ethische dimensie te herstellen, die verloren zou gegaan zijn in het klassiek liberale vertegenwoordigingsmodel, dat de democratie instrumenteel reduceerde tot verkiezingsprocedures en de volksparticipatie minimaliseerde ten voordele van orde en stabiliteit, die verkregen worden door middel van cynische compromissen. De deliberatieve democratie daarentegen wil het algemeen belang weer voorop plaatsen.

Dat is een nobele doelstelling, die echter onbereikbaar is…
Van Reybrouck distantieert zich misschien van Habermas, maar hij lijkt er toch van uit te gaan dat er zoiets bestaat als neutrale procedures, of zelfs dat men het privé- en het publiek domein strikt kan scheiden? Hij lijkt de klassiek liberale “instrumentele rationaliteit” weliswaar niet te willen vervangen, maar minstens te willen aanvullen met een “normatieve rationaliteit”. Maar bestaat zo’n andere vorm van rationaliteit wel? Accepteert hij de wijsheid van de “latere” Ludwig Wittgenstein? “Waar twee onverzoenbare principes echt met elkaar geconfronteerd worden, daar noemt elkeen de ander een gek en een ketter. Ik zei dat ik de ander zou verslaan, maar zou ik hem geen argumenten geven? Zeer zeker, maar hoever zouden die dragen? Na de rede komt altijd de overreding.” (“On Certainty”, 1969)

En een alternatieve rationaliteit is het enige waar de deliberatieve democratie kan om draaien, want “G1000” is evengoed als ons parlement een vorm van representatie. De deelnemers aan “G1000” moeten immers even representatief zijn als onze volksvertegenwoordigers.
Dus als die andere vorm van rationaliteit niet zou bestaan, zoals Wittgenstein suggereert, dient men toch vragen te stellen bij dit nobel initiatief.

De Belgische politieke patstelling was “maar” een aanleiding, maar in plaats van te proberen deze rechtstreeks te deblokkeren via het nog werkende federale parlement of zijn aandacht te richten op de regionale parlementen, zet hij een parallel radensysteem op. (14)
Om een representatief staal te bekomen onderhandelt Van Reybrouck momenteel met een vijftal marketingbureaus: op basis daarvan zal hij “methodologische” keuzes moeten maken, die in tegenstelling tot wat hij zelf beweert, nooit neutraal zijn.
Behalve de keuze van de selectieprocedure, volgen nog de keuze van de debatprocedure en van de selectie van een kleine groep burgers, die in een slotfase de contouren van mogelijke oplossingen zullen uitdiepen.
Wie zijn hij en de andere 24 dan om naast het nemen van het initiatief zelf ook al die keuzes te maken?
Zelfs al zou er een alternatieve rationaliteit bestaan, dan zou die toch nooit legitiem worden.

Hebben we echt een debat aan 100 tafels nodig om te accepteren wat Wittgenstein ons voorhoudt? “We geraakten op glad ijs waar geen wrijving is en waar in zekere zin de voorwaarden ideaal zijn, maar waar we ook, juist om die reden, niet kunnen stappen: dus hebben we nood aan wrijving. Terug naar de ruwe grond!” (“Philosophical Investigations”, 1958)
Over weerstand gesproken… De Naamloze Achter Ons kan het niet nalaten de laatste zin te citeren uit het krachtige pamflet “Neem het niet!” van de 93-jarige Franse ex-verzetsstrijder en ex-diplomaat Stéphane Hessel (15): “Scheppen is weerstand bieden. Weerstand bieden is scheppen.”

Volgens N*A*O* zal “G1000” niet veel scheppen en biedt het initiatief maar weinig weerstand.
Om meer scheppende weerstand te bekomen hebben we nood aan gepassioneerde toewijding aan – weliswaar democratisch ingestelde – referentiesystemen: in het middenveld, zo men wil, tussen de burgers en hun vertegenwoordigers. Die nieuwe referentiesystemen moeten opgebouwd worden om onze passies te mobiliseren in de richting van democratische ontwerpen.
In België zelf moet natuurlijk daarenboven de "grendelgrondwet", die een overdreven bescherming biedt aan de Franstalige minderheid, herzien worden, zodat de meerderheidsregel meer kan spelen.
Politiek psycholoog Drew Westen schreef het door Bill Clinton bewierookte “The Political Brain”: Het “is een standaard karaktertrek van Democraten en van linkse leiders in het algemeen: het verlangen om compromissen te sluiten, ook als ze daarvoor de eigen waarden moeten compromitteren. (..) Linkse leiders worden vaak gezien als politici die, in tegenstelling tot rechtse politici, mensen niet voor hun eigen verantwoordelijkheid durven te plaatsen. (16) (..) Het is opnieuw een typisch voorbeeld van hoe de overschatting van het intellect en de onderschatting van emoties linkse leiders in de problemen brengen. (..) Linkse politici zijn over het algemeen fantastische bureaucraten.” (Knack, 29 juni 2011)

Ergens stemt Westens analyse wel overeen met David Van Reybroucks pleidooi voor “democratisch populisme”.
Maar om de kloof tussen burgers en politici werkelijk te overbruggen moeten hun passies direct naar de politieke scène gekanaliseerd worden, waar vervolgens triomfantelijke overwinningen behaald en smadelijke nederlagen geleden zullen worden. Het valt niet te verwachten dat het “G1000”-initiatief hiertoe zal bijdragen: integendeel, de eventueel tijdens het debat oplaaiende passies, zullen naderhand in de verwerking ervan gesmoord worden.

De Amerikaanse communicatiewetenschapper Lance Bennett benadrukt het belang van de sociale media, zoals ook Van Reybrouck doet, maar hij geeft deze media zelf een plaats in zijn voorstellen om de democratie te verbeteren. Bennett wil bijvoorbeeld de moderne technologie aanwenden om via de bouw van “interfaces” vormen van directe democratie (zoals referenda) mogelijk te maken. Hij zoekt dus geen aanvullingen voor de representatieve democratie, maar tracht de representatie zelf te verbeteren.
Anderzijds ontstaat op die manier ook een nieuw middenveld in de vorm van informatie- en actienetwerken.

-7-            Sociaaldemocratie: anderzijds…
Dominique Strauss-Kahn heeft duidelijk Tony Judts ode aan de sociaaldemocratie (zie hoger) niet gelezen.
Nochtans is DSK een man van vele passies, waaronder die voor het vrouwelijk geslacht. Maar in plaats van deze passies naar de politieke scène te kanaliseren, levert hij er zich (zoals Yves Leterme, maar dan minder hoofs) aan over in zijn libertijnse privé-leven, terwijl hij in het openbaar de grote “linkse” kapitalistische IMF-bureaucraat uithangt.

Dit “redelijk” onderscheid tussen private passie en publiek handelen en de zogenaamde “consensus” die erover bestaat verbergen de typische sociaaldemocratische arrogantie. Een sociaaldemocratisch politicus die niet de moeite doet om bescheiden te leven kan volgens de Naamloze A*O* geenszins zijn volk vertegenwoordigen. (17)

De exploten van DSK hebben anderzijds de “slut walks” in gang gezet, die enerzijds het private midden in het publieke plaatsen en daarmee de “sociaaldemocratische” hypocrisie en de liberale schijn ondermijnen, maar die anderzijds ook een regelrechte politiek-theatrale oorlog begonnen zijn tegen alle politici die niet zuiver op de graat zijn. De sletten deinzen er niet voor terug om socialistische heren als DSK of Steve Stevaert uit te lokken en dan met hun getande kutten ernstig te beschadigen!

De slutwalk, van onderuit bekeken
door Johan Sanctorum

Kleine futurologie van de seksualiteit.
De coup-de-théâtre rond IMF-baas Dominique Strauss-Kahn en zijn fatale uitschuiver in het New-Yorkse Sofitel-hotel heeft echo’s veroorzaakt die het politieke schandaal ver te buiten gaan. Eerst leek het op een aflevering van een middelmatige hotelsoap, enkel goed voor de tabloids. Maar Straus-Kahn is een icoon van geld en macht, en dus werd het een breder verhaal van een arm kamermeisje van Afrikaanse komaf, belaagd door een geile (uiteraard blanke) superkapitalist. Ook dat is natuurlijk een cliché, maar gecombineerd met een karikaturale kijk op de Frans-libertijnse losbandigheid, jawel, gegrondvest op het ius primae noctis uit het prerevolutionaire tijdvak, leverde dat een aardige mix op van sociale verontwaardiging en soft-feministische oprispingen. Hoogtepunt hiervan was de manifestatie van hotelkamermeisjes die DSK eendrachtig en onder grote persbelangstelling kwam uitjouwen bij het verlaten van de rechtszaal. Aandoenlijk.

Het werd pas echt interessant toen, in het zog van de DSK-affaire, de sletten op straat kwamen: vrouwen en meisjes in hoerige outfit, fel beschilderd en rauwe kreten slakend… met de duidelijke boodschap dat korte rokjes niet wijzen op seksuele beschikbaarheid. Meteen kreeg de slutwalk een antropologische dimensie die alle politieke en sociale bespiegelingen ridiculiseert. Hoezo, slettig maar niet slets? Het is te gemakkelijk om dit fenomeen af te doen als een variatie op het liedje “als ze neen, zegt, bedoelt ze ja”. Veeleer lijkt het me een resolute afwijzing van oeroude codes, en een afkondiging van een nieuwe lichaamstaal die de klassieke prikkels (zichtbare bovenbenen, decolleté, hoge hakken, heupwiegen,…) omzet in verbodstekens.  Wat zijn de sletten met ons van plan, waar willen ze naar toe? Dit moet futurologisch uitgeklaard worden.
Keren we eerst even terug naar de ongecompliceerde zoogdierenseks: een mannetje dat een loops wijfje bespringt, eventueel voorafgegaan door enige gesnuffel en een paringsdans. Soms gaat het met enige dwang en zelfs risico op verwonding gepaard (bijvoorbeeld de olifantenstier die een koe kan verpletteren), soms wordt er onder rivaliserende mannetjes een robbertje gevochten, soms is de paring alleen voorbehouden aan het alfadier van de groep. De semiotiek blijft echter overeind: om en bij de ovulatie scheiden seksueel beschikbare wijfjes feromonen af, en sporen met allerlei lichaamstaal tot de daad aan,- signalen die als dusdanig ook begrepen horen te worden, zo heeft het moeder natuur gewild.

Lang verkeerden wij in de illusie dat deze paleo-biologie zou geldig blijven, weliswaar in een regelmatig geupdate versie. Het universum van de antropoloog Desmond Morris (“The naked Ape” e.a.), is zeer overzichtelijk, het speelt zich in de oertijd af. Heerlijk stabiele clichés waren het. De billen verdubbelen de borsten, en vice-versa. Parfum imiteert de geur van het loopse secreet. Hoge hakken doen de kont meer wiegen. Lippenstift doet de mond op een vagina gelijken. Enzoverder.

Weliswaar trad er doorheen de geschiedenis een raffinement van de seks op, die de voortplantingsfunctie volstrekt in de schaduw dreef (Don Juan, hofmakerij, techniek van de verleiding, goede manieren, hoofse liefde, Tristan en Isolde), naast een instrumentalisering (prostitutie, secretaresse die haar baas neukt, valstrikken en chantage zoals bij Julian Assanges), en zelfs een  virtualisering (porno, cyberseks, webcamera’s,…), maar over de basiscodes bestond geen twijfel: zonder een vochtige vagina geen penetratie. Tenzij in geval van verkrachting en andere pathologieën: zieke exemplaren die zichzelf uit de groep zetten.

De codes waren gevarieerd, ze vergden kennis en initiatie, maar eens onder de knie was het wippen geblazen. Nog maar enkele jaren terug was het een verbreid gebruik in de supermarkt om met een komkommer en twee pompoenen in het karretje aan te geven dat men iets anders ambieerde dan het maken van een groenten- of fruitcocktail. Beide geslachten maakten gebruik van die code, het was discreet en duidelijk tegelijk. Nu snapt niemand het nog: probeer het, u zult van een kale kermis thuiskomen.

De slettenmars deponeert Desmond Morris bij het groot vuil, samen met alle andere aspecten van de scientia sexualis, zoals Michel Foucault ze karakteriseert. Want gaandeweg ontwikkelde zich een vrouwelijke modelijn die wel de codes behield maar niet hun betekenis. Ze is dus wezenlijk “pervers”. Een rok, daar scharrel je niet onder, al is het ding daar ooit voor gemaakt. Zwaar aangekleurde lippen, dat is gewoon voor de fun, onnodig er iets achter te zoeken. Nadat de seksualiteit was losgekoppeld van de voortplanting, worden nu ook de seksuele signalen losgekoppeld van hun inhoud, hetgeen een enorme ruis veroorzaakt, een stortvloed van irrelevante/onleesbare cosmetica.

De seksuele moraal zelf komt daardoor in een vreemd flou artistique terecht, dat de erotische praxis zelf helemaal in de war stuurt. Andermaal is de kledingmode gangmaker. Een frappant voorbeeld is de seksueel getinte (of zelfs semi-pornografische) kinder- en jeugdmode. In het post-Dutroux-tijdperk heeft de heksenjacht op pedofielen onwaarschijnlijke proporties aangenomen. Zodanig zelfs dat een normale intimiteit tussen volwassenen en kinderen, laat staan tussen pedagogen en pupillen, haast niet meer mogelijk is. Dat nieuwe puritanisme vloekt echter met de uitdagende kledij die men bv. heel jonge meisjes opdringt. Ik spreek dan niet over gewone korte rokjes, maar over topjes met het opschrift “fuck me!” en voorgevulde beha’s voor zevenjarigen. Dat zijn toch zeer expliciete seksuele signalen, specifiek naar liefhebbers van jong vlees. De Britse conservatieve premier Cameron trok onlangs ten strijde tegen deze dubieuze pedo-mode, maar de druk van de reclame is enorm. Succesrijke kindvrouwtjes uit de show-bizz zoals Lady Gaga zetten verder de toon en inspireren fenomenen zoals het Junior Eurovision Songfestival, bestemd voor pubers en prepubers: een geweldige piepshow voor pedofielen.

Vagina dentata
De paradox van seksuele signalen die niet als dusdanig mogen begrepen worden, laat staan geconsumeerd, kan niet losgezien worden van een algemene virtualisering in de communicatie, eigen aan onze (post)moderne beeldcultuur. De schijn (het simulacre, dixit J. Baudrillard) regeert, niets is wat het lijkt. Zoals een halfnaakte hostess op een blinkende bolide in het autosalon ook niet voor consumptie bedoeld is, maar puur als lokmiddel, zo gedragen mensen zich steeds meer als een icoon, een verklede pop. Maar wanneer de hostess nog een commercieel duidelijk oogmerk heeft (namelijk het verkopen van meer auto’s), is het volstrekt onduidelijk wat iemand wil “verkopen” die hoerig gekleed is, zonder iets onder of achter.

De tooi wordt een gevaarlijk spel met verbroken conventies. Wat zich alleszins breed aandient, is een theatrale sur-realiteit van niet-consumeerbare, frigide vampen, waarop mannen vergeefs hun strategie pogen af te stemmen. Zij worden mee in het theater gelokt, fantaseren, verzinnen nep-identiteiten, en liegen ook voluit als ze betrapt worden, zie D.S.K. Ontkennen is de boodschap (Bill Clinton: “I never, I repeat, I never had sex with that woman…”). Uitlokking inroepen helpt echter niet meer, want de spelregels zijn veranderd, en iedereen wordt verondersteld om de wet te kennen. Wie toch aan de verleiding toegeeft en de rok oplicht, wordt gecriminaliseerd (als verkrachter) of gepathologiseerd (als seksueel bezetene). Het is dus kwestie om de gevangenis of het gekkenhuis te vermijden. Meer zit er niet meer in.

De vrouw tooit en mystifieert, de man liegt en simuleert. Vanonderuit bekeken is de slutwalk een vrolijke begrafenisstoet met de fallus als trofee. De scientia sexualis is dood, maar ook de oeroude verbindingslijnen tussen de geslachten raken geblokkeerd. Onder het feminisme, als lineaire emancipatiebeweging, loopt een grondstroom met grote draaikolken, die iets helemaal anders blootlegt: een afwijzingsfront tegenover de (hetero-) seksualiteit, de klassieke erotiek, wellicht tegen de man zelf en zijn biologische voorbeschiktheid van roofdier, verleider, inseminator, bezitter.

De vagina dentata, het grote schrikbeeld van de fallus, doemt daarmee op: een getande kut die elke indringer ogenblikkelijk castreert. Deze tegenhanger van de mannelijke vampier, nu al vlot circulerend als amulet of broche, is vooral bedoeld als afschrikking en afvlakker van het mannelijk libido. Mogelijk zal het ook kunnen ingeplant worden in de vagina: een compleet messcherp kunstgebit, aan het spierstelsel gehecht, om ongewenste indringers deskundig en voor goed te neutraliseren.

Het maagdelijk ideaal van het vrouwenconvent krijgt nu nieuwe glans. Mannen zijn niet meer nodig, zeker niet voor de vrouwelijke lustbeleving, waar ze toch nooit om bekommerd waren: zelfs bij de cunnilingus bleven zij de garagist die onder de motorkap kijkt.
Een splitsing m/v van de antroposfeer lijkt onvermijdelijk, alles zal zijn eigen versie krijgen, een mannelijke en een vrouwelijke, met een minimum aan vertaling en uitwisseling. Dat is nog eens wat anders dan de splitsing van België. Met het imploderen van de heterosexualiteit zal niet alleen het overbevolkingsprobleem opgelost raken, maar zal het mannelijk geslacht ook geminoriseerd worden, zelfs in getal. Het aids-virus treft namelijk vooral mannelijke homofielen die via anale seks de ziekte overdragen. Alleen al uit veiligheidsoverwegingen zal het femdom zich afzonderen. Uiterlijk lijkt het wat op de strenge regels die in bv. de islam van kracht zijn, maar het gaat nu om een vrijwillige apartheid: eigen scholen, eigen zwembaden, eigen cafés, eigen TV-programma’s (die zijn er natuurlijk al lang), eigen literatuur, eigen cultuur. Het bordje “mannen niet toegelaten” zal doorheen de 21ste eeuw vrij algemeen worden. Deze nieuwe segregatie wordt dan alleen nog onderbroken voor commerciële doeleinden, en altijd zeer hygiënisch, we denken dan vooral aan de seksindustrie, overigens haast een pure mannenbehoefte.

Het cliché “Mannen komen van Mars, vrouwen van Venus”, kan nu worden omgekeerd: elk terug naar zijn planeet, met dien verstande dat Venus de leiding in handen neemt voor de komende tien millenia. De antropologische revolutie die zich al lang aankondigde, en die voorbereid werd door het feminisme in zijn verschillende sociale verschijningsvormen (de begijnen, blauwkousen, suffragettes, Dolle Mina’s,…) betekent allicht het ontstaan van een wetenschap en cultuur die in niets lijkt op de huidige.

Het matriarchaat wenkt: een tamelijk horizontale samenleving, doorkruist met spontane hiërachieën en gedomineerd door biologische processen die met de vrouwelijke hormonenhuishouding verbonden zijn. De microniveau’s zijn bepalend, de kalenders biologisch. Aan elk product is een stamboom van processen verbonden die bepalend zijn voor de kwaliteit en de eindbeoordeling.

De man heeft dan geen andere keuze dan zich op te sluiten in een subcultuur van homo’s, rukkers en eunuchen. De mannencultuur zal verschrompelen tot de afmetingen van een naar bier en sigaretten ruikende biljarttafel. Zelfs voor de voortplanting is hij niet meer nodig,- dat kan geregeld worden via kloning. Misschien is er voor hem nog een status voorbehouden van werkmier, lastezel, ja mogelijk zelfs wandelende dildo. Mannelijke pogingen om zich ongemerkt in de slut walk te mengen, of om via chirurgische ingreep te vervrouwelijken (transsexualiteit), zullen zeker toenemen, naast travestie, maar dit alles zal streng beteugeld worden met de vagina dentata, hét foltertuig van de toekomst.

Het is dus niet nodig om zich met politieke en maatschappelijke futiliteiten nog bezig te houden, als er antropologisch zoiets broeit. Snel zal de slutwalk de andere processies inhalen en ze naar de folklore verwijzen. Utopie of distopie? Geen van beide, het is gewoon wat het is. Het moment waarop alle boeken moeten herschreven worden, of misschien zelfs helemaal niet.
           
Aldus sprak N*A*O*:
‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXXVIII)’,
Athene, 3 juli 2011







(1) Het is duidelijk dat de klassieke Vlaamse partijen zich nog steeds geen raad weten met nieuwe media als e-mail, twitter, enzovoort.
(2) Herlees hierover hoofdstuk 7 subtitel “Open VLD” in: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2011/05/naos-questions-aux-belgicistes-xxxvii.html . Daarover ondervraagd in Knack antwoordde Turtelboom: “Dat Guy Verafstoodt en Patrick Dewael hier weleens hebben geluncht, is toch de normaalste zaak van de wereld? Er komen op mijn kabinet wel vaker partijgenoten langs.” (22 juni 2011)
(3) Zoals hoogleraar G. J. P. J. Bolland eertijds zo overtuigend uiteenzette: http://webh01.ua.ac.be/storme/Bolland.Hoogerleven.pdf .
(4) Een in Brussel gebruikelijke methode om de taalwet te omzeilen bestaat erin Franstaligen die niet aan de wet voldoen zogenaamd “tijdelijk” te benoemen en te bevorderen. In afwachting dat iemand benoemd wordt die wel wettelijk voldoet, is dit toegelaten, maar in de praktijk zoekt men gewoon niet meer naar een opvolger en blijft de Franstalige eeuwig “tijdelijk”. Picqué’s regering weigert om toezicht uit te oefenen.
(5) Lees “N-VA midden de mensen” van Isabel Albers in “De Standaard” (25 juni 2011): http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=903BKUPV .
(6) “Ten Oorlog” is een bewerking van Shakespeare’s koningsdrama’s door Luc Perceval en Tom Lanoye, die de wever Bart inderdaad op foute wijze met Hamlet vergeleek en dus toch niet zo’n groot Shakespeare kenner is. Herlees daarover N*A*O*’s tweede intermezzo in: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2011/05/naos-questions-aux-belgicistes-xxxvii.html . Ook in zijn brief aan de wever Bart vergelijkt Joël De Ceulaer hem om de verkeerde reden met Hamlet. (Knack, 8 juni 2011) N*A*O* stuurde hem op zijn beurt een brief: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2011/06/naos-brief-aan-joel-de-ceulaer.html .
(7) Over het fundamentele recht om te discrimineren handelt de toespraak van Matthias Storme bij de ontvangst van de Vrijheidsprijs 2005: http://webh01.ua.ac.be/storme/vrijheidsprijs2.pdf .
(8) Over de lotgevallen van het CGKR verscheen vorig jaar Jogchum Vrielinks 800 bladzijden dikke turf “Van haat gesproken”. Over de noodzakelijke aanpassingen aan de racismewet zelf verscheen van hem vorig weekend nog een stuk in “De Standaard”: http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=903BKUO6 .
(10) De London School of Economics bracht de kosten van de Europese Commissie in kaart en noemde haar uitgavenpatroon onaanvaardbaar: onnodig reizen met privéjets, duurste hotelsuites, dure relatiegeschenken, enzovoort. De begroting voor 2012 steeg weeral met bijna vijf procent ten opzichte van 2011.
Het Europees parlement wil natuurlijk niet achterblijven en verhoogde daarom de toelage die elk europarlementslid ontvangt om personeel te onderhouden (vaak een echtgenote of vriend) met 1.500 euro, zodat deze post nu 21.000 euro per maand bedraagt.
(12) Van Reybroucks pleidooi gaat uit van de groeiende kloof tussen hoog en laag opgeleiden. Om de laagopgeleiden meer bij de politiek te betrekken is niet minder, maar beter populisme nodig. Van Reybrouck stelt daarvoor twee vormen voor: “democratisch populisme” en “verlicht populisme”.
(13) Het racistische dagblad “Le Soir” huivert van de “wisselende meerderheden” in het parlement, die het beschouwt als een gevaar voor de democratie. “Le Soir” maakt wel een uitzondering wanneer “linkse” wetsvoorstellen (zoals dat over vrouwenquota) door het parlement geraken: die worden niet als een gevaar genoemd…
“Le Soir” gaf ook een vrije tribune aan Vincent de Coorebyter, directeur van het CRISP (dat graag de taalgrens ter discussie stelt en daarom een denktank voor de PS mag genoemd worden), die in “Le fétichisme de l’élection” de “schokkende” vraag stelt of verkiezingen wel het beste middel zijn om de beste leiders te selecteren?! Door op ingenieuze manier in te zoemen op de Franse obsessie door presidentsverkiezingen en die te verbinden met de traditie van de monarchie, lijkt hij te suggereren dat we juist méér particratie nodig hebben.
(14) “Raden” heten in het Russisch “sovjets”…
(15) “Neem het niet!” is de slappe Nederlandse vertaling van het Franse “Indignez-vous!” en telt een twintigtal bladzijden, kost geen vier euro, haalde in een paar maanden een oplage van 2 miljoen exemplaren en wordt al in 33 talen vertaald: kopen dus!
(16) Kijk maar welke woede de columns van de door de wever Bart geliefde Theodore Dalrymple opwekken bij “links” Vlaanderen…
(17) Dat was, geeft N*A*O* toe, de charme van Muammar Khadafi: dat hij er met zijn tent aankwam…