2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

donderdag 21 juli 2011

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (XXXIX): GRIEKSE PRET


Waarde Landgenoten,
Vooraleer Belgenland een tijdje “links” te laten liggen, maar vooral bij de dood op 11 juli van zijn tweede schoonvader (1), een levenslustige Griek, die zich een positie bevocht in het bekrompen België eind jaren vijftig en die ieder immer gastvrijheid bood omdat hij uit ervaring wist wat het is om geen huis te hebben, mijmert N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, over de kracht die schuilt in Winston Churchill’s woorden: “Never, never, never give up!”


-1-            Nieuwe Belgische politiek: Griekse pret

Zelfs wanneer uittredend, maar zeker nog steeds niet haar mond houdend S.P.a-voorzitster Caroline Gennez gelijk zou hebben: “Vandaag zijn we allen CD&V’ers,” (2) en daarom de christendemocratische partij de basis zou kunnen leggen voor “Nieuwe kansen voor België” (De Standaard, 16 juli 201), dan nog zou deze overgave van het Franstalig Front volledig op rekening te schrijven zijn van de onverzettelijkheid van de sociaaleconomisch eerder rechtse, maar institutioneel duidelijk linkse N-VA, die daarvoor bij de volgende verkiezingen royaal beloond zal worden – ook door progressief Vlaanderen.

De Vlaamse wever Bart kent zijn klassiekers, ook Franstalige, zoals Paul Valéry: “Le parti de l’esprit est celui qui, toujours, dit non, non et non.”

Het “linkse” journaille tatert al vier jaar lang dat de Franstaligen het eindelijk begrepen hebben, terwijl zij het natuurlijk altijd al begrepen hebben: zo dom zijn ze nu ook niet. Dat zegt nu zelfs Guido Vanden Wyngaerd: “Vlaamse droom is een illusie”. (De Standaard, 18 juli 2011)
Dus bedoelde de wever Bart het ironisch tijdens de verduidelijking van zijn “neen” dat zij het misschien nog steeds niet begrepen en meende hij dat ze slechte bedoelingen hebben.
Caroline Gennez en S.P.a, Wouter Van Besien (Groen!) en bijna de hele Vlaamse pers vinden élke onderhandelingsnota geweldig tof, maar tijdens de lectuur van het laatste lijvige pamflet van Elio Di Rupo kwamen ze zelfs samen klaar. Niet verwonderlijk als men een dag later in “Le Soir” las dat Caroline boos was omwille van Barts “neen” en tegelijk dat ze Elio juist gesuggereerd had om een tekst te schrijven waarop N-VA “neen” zou moeten zeggen en CD&V en Open VLD “ja”. (9 juli 2011) Zou ze verliefd zijn op den Bart? Het lijkt erop dat ze zich identificeert met de homoseksuele Di Rupo, die ze dan den Bart laat afwijzen, om dan hysterisch te worden wanneer hij echt “neen” zegt.

Op budgettair vlak zou de Naamloze eventueel nog Achter de kritiek van Wouter Van Besien Van Besien (Groen!) op de wevers neen kunnen staan. (De Standaard, 11 juli 2011)
Groen! – dat zichzelf “écht links” en de “stedelijke S.P.a” noemt – verdedigt Di Rupo door te stellen dat hij niet de middenklasse, maar de “rijke middenklasse” in Vlaanderen aanpakt.
Behalve dat “De Standaard” (7 juli 2011) berekende dat een Vlaams modaal gezin jaarlijks tussen 750 en 1.000 euro extra belast zal worden, houden Van Besien en de door hem verdedigde Di Rupo ten eerste geen rekening met het onwaarschijnlijk fel afgenomen draagvlak in Vlaanderen voor de “transferunie” die België is. (Bart Sturtewagen in De Standaard, 18 juli 2011)
Als men hier nog aan toevoegt dat in België de inkomsten uit belasting van vennootschapswinsten slechts 8 miljard euro bedragen, tegen de 37 miljard euro uit de personenbelasting, die bij ons al tot de hoogste van Europa behoort, dan vraagt men zich toch af waarom de “linkse” Elio zich in godsnaam nog bezig houdt met Vlaamse bedrijfswagens, spaarboekjes en dienstencheques?

Zelfs zonder de inter-persoonlijke solidariteit van de sociale zekerheid en de inter-gewestelijke solidariteit van de Bijzondere Financieringswet (BFW) (samen ongeveer 6 miljard euro), evenals de inter-gewestelijke transfers uit de interestlasten op de federale overheidschuld (nog eens ruim 5 miljard euro) in vraag te stellen – hetgeen de Naamloze A*O* wel degelijk doet! – is het ten tweede zeer tegen de borst stuitend dat Di Rupo nog eens 20% van zijn saneringsinspanning doorschuift naar de drie gewesten (hetgeen Vlaanderen 2,5 à 3 miljard euro zou kosten), terwijl Vlaanderen niet alleen al driedubbel solidair was, maar de voorbije twee jaren zelf ook al bijna 10% bespaarde!
En ten derde is Elio Di Rupo, die toch tot het “linkse” kamp behoort, dat juist het nog resterende draagvlak vormt voor de “transferunie” die ook Europa is, niet consequent door de Europese aanbevelingen aan ons land in de wind te slaan en ondanks de hoge belastingdruk in België deze nog te verhogen en niet vooral aan de uitgavenzijde te saneren.

Omdat België op sociaaleconomisch vlak mijlen ver afstaat van het verfijnde Scandinavisch sociaaleconomisch model (3), rest ons enkel het brutere Duitse model, dat bedacht werd – jawel! – door de Duitse sociaaldemocraten én groenen. (4)
In plaats van zoveel aandacht te besteden aan deze nieuwe de middenklasse treffende ontvangsten, moet vooral gesaneerd worden in de uitgaven, ook van de sociale zekerheid. (5)

Ten gevolge van het feit dat de socialisten in het recente verleden te weinig moeite deden om de rijkdom beter te verdelen en zich lieten verleiden door het Belgische establishment, door het zogenaamd staatsmanschap en door het ondemocratisch consensusdenken, moet nu ook hun kansarm electoraat (dat in Vlaanderen als reactie op het misplaatste socialistische medelijden à la Caroline Gennez al en masse wegvluchtte naar het Vlaams Belang) in de brokken delen en mee inleveren en zo weer (economisch, maar ook politiek) geactiveerd te worden. Ook “links” moet de democratische gevolgen accepteren van zijn daden. Dat het dat nog steeds niet doet is alleen mogelijk dankzij de jarenlange bovenmenselijke vrijgevigheid van het trotse Vlaanderen.

Eerst en vooral moet de door Europa veroordeelde automatische indexkoppeling, die vooral de werkende mens bevoordeelt, maar daardoor de werkloosheidsgraad verhoogt, afgeschaft worden. (6) Di Rupo corrigeert ten tweede het brugpensioenstelsel slechts marginaal: dat moet veel drastischer. Ten derde holt Elio zijn al bij al beperkte besparingen in de sociale zekerheid weer uit door een (weeral vooral door Vlaanderen betaalde) specifieke overheidsdotatie te voorzien om die te neutraliseren: ook dat moet eruit. Ten vierde moeten de werkloosheidsuitkeringen beperkt worden in de tijd, opnieuw zoals Europa wil. De werkloosheidsuitkeringen moeten ook degressief worden, maar niet zoals Elio het speelt: in zijn nota laat hij die wel degelijk afnemen in de tijd… nadat hij ze eerst verhoogt.

Di Rupo herhaalt ook weer de truc met de fraudebestrijding. Hij beweert daar een paar miljard mee te pakken te zullen krijgen. Laat de Naamloze niet lachen: waarom zou dat nu opeens lukken? De PS zit al sinds 1988 onafgebroken in de regering…
Maar Elio’s staatshervormingsvoorstellen zijn een regelrechte oorlogsverklaring aan de fiere Vlaming.
Wat betreft de financiering van de gewesten en gemeenschappen (BFW) meent N-VA dat Di Rupo’s voorstellen niet echt responsabiliserend zullen werken. Prof. André Decoster, socialist en onderhandelingsexpert voor Groen!, is het hiermee niet eens. (De Standaard, 8 juli 2011) De Naamloze Achter Decoster accepteert wel enkele opmerkingen, maar vindt dat hij het globaal niet bij het rechte eind heeft. Omdat aan te tonen grijpt N*A*O* terug naar Decosters eigen “De Bijzondere Financieringswet voor dummies”. (7)
Decoster heeft gelijk dat Di Rupo de financieringswet transparanter maakt door de ‘negatieve term’ (terugstorting aan de federale overheid ter compensatie van gederfde regionale belastingen) af te schaffen.
Hij accepteert echter nogal gemakkelijk de “egaliseringsokkel” die ingebouwd wordt als een tactische zet om het Franstalig Front de herziening te laten slikken, want hij zegt er niet bij dat die sokkel slechts heel geleidelijk afgebouwd zal worden, namelijk door hem niet te indexeren.

Decoster merkt terecht op dat Di Rupo het inter-gewestelijk solidariteitsmechanisme zowel “horizontaal” maakt, als begrenst (tot 80%) (zodat het vergelijkbaar wordt met het Duitse).
In zijn eerdere tekst ontkende hij echter niet dat deze inter-gewestelijke solidariteit extreem hoog is en de “juste retour”, die wel degelijk responsabiliserend werkt, helemaal uitvlakt. Dat komt natuurlijk omdat in ons land slechts één regio opdraait voor de twee of anderhalve andere. Daarom mag men toch veronderstellen dat men, als men de inter-gewestelijke solidariteit wenst te laten voortbestaan, deze toch enigszins tracht te compenseren.
Decoster heeft daar zelf interessante ideeën over, die Elio niet overneemt. Men zou bijvoorbeeld het (grootste) deel van de gemeenschapsdotaties, namelijk uit de BTW-inkomsten ook kunnen verdelen volgens de “juste retour”, in plaats van op basis van behoeften. Men kan de “juste retour” zelf nog directer koppelen aan de inkomsten van de personenbelasting, namelijk door die dotaties als een procent van die inkomsten te beschouwen (en niet meer als een vast bedrag dat geïndexeerd wordt). Op die manier zou ook een stuk van de fameuze “elasticiteitsbonus” naar de regio’s gaan.
Di Rupo stelt dit niet voor en Decoster minimaliseert deze niet-responsabiliserende uitvlakking.
Het voorstel Di Rupo voorziet ook in fiscale autonomie door de reeds bestaande mogelijkheid van op- en afcentiemen uit te breiden. Deze uitbreiding impliceert niet alleen dat de oude marge van een kleine zeven procent wegvalt, maar ook dat een deelstaat de opcentiemen kan laten verschillen per inkomensschijf. Decoster stelt terecht dat men zo heel dicht bij een “split-rate” komt.
Anderzijds spreekt Decoster niet over de hoogte van de toegekende fiscale autonomie: die bedraagt namelijk maar een vierde van de personenbelasting.

De financieringswet vormt een eerste luik van de staatshervorming, die ook bevoegdheidsoverdrachten behelst. En op dit vlak blijft Di Rupo “kurieren am Symptom” en komt hij geenszins tegemoet aan de Vlaamse vraag om homogene bevoegdheidpakketten en om de overdracht van echte beleidshefbomen – hetgeen globaal genomen niet alleen de beleidsefficiëntie zou verhogen, maar natuurlijk ook weer het draagvlak voor de enorme Vlaamse solidariteitsoverdrachten. De bevoegdheden inzake arbeidsmarkt, gezondheidszorg en justitie blijven teveel versplinterd.

Eigenlijk zou de grootste compensatie voor de grootmoedige Vlaamse solidariteit en het behoud van dit federaal apenland er simpelweg uit kunnen bestaan om het Belgisch “democratisch deficit” op te lossen.
Hierover sprak de Naamloze’s dierbare Jean-Pierre Rondas in zijn weerom schitterende 11 juli-feestrede: “Grendel is een monster in Beowulf” (zie ook verder: hoofdstuk 6). Maar het egoïstische Franstalig Front zal ons deze geste van politieke solidariteit natuurlijk altijd weigeren, zoals Guido Vanden Wyngaerd in “Vlaamse droom is een illusie” benadrukt. (De Standaard, 18 juli 2011)
Di Rupo’s hoofdstuk “politieke vernieuwing” is dan ook zeer mager.

Eerst en vooral blijven de grendels behouden en worden de Bijzondere wetten nog uitgebreid.
Elio wil ministers vijf percent minder laten verdienen. Jawaade! En de staatssecretarissen?
Hij wil de dotaties voor de Honinklijke familie twee jaar bevriezen. De Naamloze Achter Albert II wéét hoe blij de honing was toen de wever Bart Di Rupo’s plan afschoot!
Hij wil de personeel- en werkingskosten van de federale openbare administratie bevriezen. Maar hoe gaat hij dan de fraude bestrijden? En gaat hij ook de openbare investeringen bevriezen, die in België al veel te laag zijn?

Er zullen 15% minder federale parlementsleden zijn en de Senaat wordt eindelijk – zoals in alle respectabele federaties – een soort deelstaatoverleg. Maar waarom de Senaat niet helemaal afschaffen: in België zijn er genoeg efficiënte regionale parlementen.
Wat wel zwaar op de Vlaamse maag ligt zijn Di Rupo’s voorstellen om de federale en de regionale verkiezingen te laten samenvallen en om een beperkte federale kieskring in te voeren.

Het eerste voorstel zal er voor zorgen dat de federale regeringspartijen zullen bepalen hoe de regionale regeringen samengesteld worden. Dit is ongetwijfeld nuttig voor de door het Franstalig Front gedomineerde en vergrendelde federale regering en parlement, maar het ontkent het politieke overwicht van de deelstaatparlementen!

Een federale kieskring zou N*A*O*’s goedkeuring nog kunnen wegdragen indien hij radicaal ingevoerd werd en alle grendels die de Franstalige minderheid extra beschermen zouden weggenomen zijn. (8) Maar een beperkte federale kieskring, mét een ingebouwde paritaire grendel (zie Di Rupo’s voetnoot 17), zal onmiddellijk aangewend worden door de overal in Vlaanderen wonende Franstaligen om hun macht uit te breiden. De facto wordt hiermee dus het BHV-probleem uitgebreid tot heel Vlaanderen.

De ultieme ramp vormt zonder twijfel Di Rupo’s hoofdstuk over BHV en Brussel.
BHV wordt wel gesplitst, maar welke toezeggingen staan daar tegenover?
Terwijl door de beperkte en vergrendelde federale kieskring BHV tot heel Vlaanderen wordt uitgebreid, wordt BHV omgekeerd ingekrompen tot B+6, omdat de inwoners van de faciliteitengemeenten voor Brusselse kandidaten zullen kunnen blijven stemmen. De 6 zullen zelfs een kanton vormen – noteer daarvan het geopolitiek belang! – dat onttrokken wordt aan de Vlaamse overheid en onder de jurisdictie valt van het paritair samengestelde Grondwettelijk Hof.
Het miserabele Brussel – dat niet eens intern hervormd wordt, door bijvoorbeeld de 19 gemeenten te fusioneren -  wordt een volwaardig gewest, aangezien het gemeenschapsbevoegdheden toegewezen krijgt (bijvoorbeeld kinderbijslag) en een extra (vooral door Vlaanderen opgehoeste) jaarlijkse én in een Bijzondere Wet vergrendelde dotatie van een luttele 500 miljoen euro.
In ruil voor dat geld verliest Vlaanderen inspraak in zijn rothoofdstad, die voortaan zelf gemeenschapsbevoegdheden zal uitoefenen en waarvan de ambtenaren zelfs niet langer tweetalig zullen moeten zijn.
Het Brussels Gewest wordt bovendien sluipend uitgebreid tot 35 gemeenten, aangezien het deel zal uitmaken van een “hoofdstedelijke gemeenschap”.

Enfin, nogal wiedes dat de wever Bart deze hatelijke tekst de grond inboorde.

Ondertussen is er natuurlijk tijdens dit zoveelste jaar stilstand weer 11 miljard euro van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel gestroomd. Bart Sturtewagen: “Het gaat om de pure essentie van het conflict: de centen.” (De Standaard, 15 mei 2011) Dirk van Poucke: “Dat is het enige wat Di Rupo eigenlijk wil. Hij kan niet zonder Vlaams geld.” (Gazet van Antwerpen, 19 mei 2011)

Ondertussen ook bleek uit opiniepeilingen (ja, ja, Dave Sinardet, die zijn niet wetenschappelijk) van Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws en VTM op 8 juli, de dag na de wever Barts uitleg over het neen van N-VA, dat 60 à 70 procent van de Vlamingen dit neen goedkeurt en N-VA zelfs goed is voor 40 procent van de stemmen, zodat die partij samen met de stemmen van het Vlaams Belang wel degelijk een Vlaams-nationalistische meerderheid haalt.
Vier op de tien Antwerpenaren willen dat er nu gepraat wordt over de splitsing (9) van het land en eisen minimaal confederalisme.

Dus “hoe meer de Vlaams-nationalisten als de bad guys worden afgeschilderd, hoe minder de Vlamingen dat nog lijken te geloven.” (De Tijd, 29 april 2011) Zoals Bart Maddens zegt: “De waarheid is dat de pret nog steeds niet op kan bij veel Vlamingen: eindelijk is er een politiek zwaargewicht die ook eens neen durft te zeggen tegen de Franstaligen.” (De Morgen, 15 april 2011)

-2-            Oude Belgische & Europese politiek: vadsige rottigheid

In “Brussel Deze Week” doet André Monteyne het volgend verhaal over de Belgisch-Europese butler. (23 juni 2011)

In zijn toespraak voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (14 juni 2011) stak de voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, de loftrompet over de kenmerkende diversiteit en veeltaligheid (23 talen) van Europa zoals gesymboliseerd door het beginsel “ieder spreekt zijn eigen taal”. En inderdaad, tijdens een Deense tv-reportage (12 juni 2011) over een jaar Europees presidentschap spraken alle politieke toplui: de Portugees Socrates, de Deen Rasmussen, de Pool Kaczynski, de Zweed, de Oostenrijker, de Griek en natuurlijk Berlusconi, Schröder, Brown, Chirac, Zapatero, hun moedertaal, behalve… de Vlamingen Wilfried Martens (Engels) en Herman van Rompuy, die de hele reportage lang uitsluitend Frans sprak en aldus zijn signaalfunctie misbruikte om het vooroordeel te bevestigen dat België – en dus zeker Brussel – Franstalig is en dat het Nederlands een minderwaardig taaltje is, niet passend op internationale podia. Toegegeven, in het buitenland wordt Belgie reeds lang beschouwd als een protectoraat van Frankrijk, zeker nu onze nutsbedrijven en onze financiële kroonjuwelen mede door regeringen waarin Van Rompuy naar eigen zeggen een belangrijke rol speelde, verpatst werden aan dat land. Maar moet hij daarom nog eens extra zout in die wonde strooien? Of was dat een onderdeel van de deal met Nicolas Sarkozy om president te kunnen worden? Voor een Vlaams-Brussels publiek het gebruik van de moedertaal aanprijzen maar ze in de Europese praktijk negeren is meer dan schijnheilig. Geef ons dan maar de Vlaamse (en Brusselse) socialist en gewezen buitenlandminister Hendrik Fayat, die toen dat nog niet evident was (hij was lid van een nog unitaire partij en van een dito regering), zijn Nederlandse moedertaal sprak op internationale bijeenkomsten. (10)

Misschien had van Rompuy ook beter Engels gesproken toen hij onlangs tegen de Engelse eerste minister begon te pronken over zijn ei, zijnde het exorbitant dure, luxueuze en excentrieke paleis dat hij speciaal voor zichzelf liet bouwen.
David Cameron, die juist wil dat “Brussel”, dat iedereen besparingen oplegt, zelf ook serieus bespaart, bezorgde woedend de brochure over het ei, die de butler hem gaf, aan de Britse media, die er niet om konden lachen. Zij hadden de nochtans goedbetaalde butler er al eerder op betrapt dat hij privéreisjes maakte met zijn dienstwagen.

De reden dat hij Frans praat en geen Engels is niet alleen omdat hij moet van mutti Merkel en haar Nicolas, maar ook omdat de Engelsen hem consequent en correct “chairman” blijven noemen, terwijl hij toch kaartjes en briefpapier liet drukken waarop onder “European Council” bewust verkeerd “The President” prijkt.
Volgens Caroline de Gruyter is zijn bleke bescheidenheid “deels gespeeld” en is hij “genadeloos en zeer ambitieus, zijn bureaula ligt vol geslepen messen.” (NRC-Handelsblad, 1 juli 2010)
Naar het schijnt voert hij een verbeten strijd met Commissievoorzitter Barroso over wie van beide de belangrijkste functie heeft. Door middel van zijn typisch Belgische “vadsige roestige” compromissen kreeg hij ondertussen al evenveel medewerkers (40) als Barroso en mag hij ook naast hem zitten wanneer hij regeringsleiders ontvangt. (De Volkskrant, 25 juni 2010) Beide heertjes “brengen uren en uren door met het uitvlakken van de onderlinge meningsverschillen, en steken daar ongelooflijke energie in.” (Le Monde, 2 december 2010)
Van Rompuy is een echte, door Vlaamse vrouwen als Kathleen Cools en Tom Lanoye bewonderde tsjeef, die als butler perfect gestalte geeft aan het Gaullistisch adagium van mutti Merkel en haar Nicolas: “Europa, dat zijn Frankrijk en Duitsland, de anderen zijn les légumes”.

* * *

Omdat de “vadsige roestigheid” helemaal geen Griekse pret oplevert is het aantal in Brussel geaccrediteerde journalisten al met de helft geslonken.

Brussel is trouwens helemaal niet meer veilig. Zeker niet voor homo’s. Die worden tegenwoordig serieus lastig gevallen in de Vlaamse, Belgische en Europese hoofdstad.
Professor Marc Hooghe zal natuurlijk beweren dat het verband tussen homofobie en moslimimmigranten niet wetenschappelijk bewezen is en de politiek correcte VRT zal minstens de etnische oorsprong van de misdadige “jongeren” stil houden, maar het is dit niet willen weten dat er mee verantwoordelijk voor is dat het verdrongene meer en meer en des te ongelegener tevoorschijn springt.

Gelukkig is de Vlaamse Gelijke kansenminister zelf homo: “de nieuwe Belgen of migranten ontwikkelen zich als een zedenpolitie.” (De Standaard, 21 juni 2011) De vriend van het laatste op straat nagenoeg gewurgde slachtoffer: “Een hoop arme, gefrustreerde mensen uit culturen die niet om kunnen met homoseksualiteit wonen samen in ghetto’s. Ze weten gewoon niet wat hier de normen zijn.” (De Morgen, 22 juni 2011) Journalist Mario Danneels werd zelf meermaals afgerammeld: “Telkens waren de daders Noord-Afrikanen. Maar dat mocht je niet zeggen. De politici bleven blind voor het probleem.” (De Standaard, 22 juni 2011)

Het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding (CGKR), dat nauwe banden heeft met de PS, doet natuurlijk niets. Wat wil je: een minderheid kan toch alleen maar gediscrimineerd worden?
Tegen bedrijven van autochtonen wordt klacht ingediend wanneer er allochtonen geweigerd worden, maar allochtonen kunnen zoveel discrimineren als ze willen. In Nederland mogen homo’s zonder problemen vergeleken worden met varkens. Asielzoekers, die hun land van herkomst omwille van hun geaardheid ontvluchtten, wordt er zelfs geadviseerd toch zeker niet uit de kast te komen! Volgens “Human Rights Watch” worden homo’s nergens meer gemolesteerd dan in Amsterdam.
Anderzijds waarschuwde de homoseksuele Franse filosoof Michel Foucault homo’s er al in de jaren zeventig voor om niet toe te geven aan de zelfdisciplinering en de beperking van de eigen bewegingsvrijheid, die het gevolg zijn van de “coming out”-gedachte.
Maar dit moet vandaag evengoed verzwegen worden. De homo’s en hun vrienden zijn dus zelf ook al even politiek correct.
Gerrit Komrij trekt zich daar vanzelfsprekend niets van aan: “Ik wil homo-af worden. (..) De homo’s van nu zijn het beste geneesmiddel tegen de homoseksualiteit.” (Knack, 24 maart 2011)


* * *

Mutti Merkel was tamelijk nijdig toen ze op buitenlandse missie te horen kreeg dat ze weer naar Brussel zou moeten afreizen omdat haar butler vandaag op de Belgische feestdag een vergadering belegd had over de Griekse kwestie.

Of was het omdat ze van de Naamloze Achter Haar vernomen had dat de Brusselse escortebureau’s telkens als er zo’n Europese top plaatsvindt goede zaken doen?
“Dream Angels” openen zelfs een tweede bureau. Een escortdame legt in “Het Laatste Nieuws” uit dat ze stikken in het werk en meer en meer klanten moeten weigeren. De dames moeten goed op de hoogte zijn van de complexe Europese instellingen en van de actualiteit, maar gelukkig moeten ze zich niet ver verplaatsen, aangezien de meeste rendez-vous hotels zich vlak bij de Europese instellingen en het toekomstig ei van de butler bevinden.

* * *

De Europese geisha’s, die natuurlijk de licht verteerbare haiku van de butler lezen, zijn des te verheugder dat ze zich voor hun werk nooit met het openbaar moeten verplaatsen. Omdat zij Europa zo goed beginnen te kennen, zijn er ook van op de hoogte dat België het Europese land van de stakingen bij uitstek is.
Zo wist een wulpse dame N*A*O* te vertellen dat in België per 1000 werkdagen er 79 gestaakt worden, tegen 6 in Duitsland en 5 in Nederland.
Alleen Frankrijk benadert het aantal stakingsdagen van zijn vazalstaat België.

* * *

Een meisje van escortebureau “Treviso”, dat “Tijgetje” genoemd wilde worden, wist de Naamloze Tussen Haar dan weer te vertellen dat één van de medewerkers van de Britse ambassade zich geërgerd had omdat “Brussel” behalve het ei van de butler nu ook van plan was een “Huis van de Europese geschiedenis” neer te poten in het Leopoldpark. Een grapje van 150 miljoen euro! “While nobody is interessed in this fucking European history!” schreeuwde hij uit op zijn hoogtepunt.

* * *

Toen Tijgetje de Brit op straat zette, bleek hij niet meer op zijn benen te kunnen staan. Of ze hem niet naar zijn appartement wilde brengen? Tijgetje stelde hem gerust met de wetenschap dat je in België beloond wordt voor dronkenschap. Ze vertelde hem het verhaal van Marc Guillemin, hoofdcommissaris van de scheepvaartpolitie, die als gedoodverfd opvolger van de Gentse politiechef Peter De Wolf stomdronken in de vaart reed. Hij kreeg geen tuchtstraf en werd door minister van Binnenlandse Zaken Turtelboom bevorderd tot hoofdadviseur bij haar kabinet.

* * *

De Naamloze Op Tijgetje raakte geïrriteerd omdat zij als Franstalige in zijn hoofdstad niet begreep wat hij bedoelde met “winkelhaak”. (11)
“Aha, l’équerre,” suste ze na een woordenboek geconsulteerd te hebben en maakte het snel weer goed.
Even later vroeg ze sterk verwonderd: “Is Brussel ook de hoofdstad van Vlaanderen?? Ik dacht dat dat Antwerpen was.”
“Neen, het is nog steeds Brussel,” antwoordde N*A*O*, “maar dat zou wel eens kunnen veranderen.”

Waarom denk je anders dat de wever Bart alles op alles zet om de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen te winnen? Als N-VA die effectief wint, dan wordt Antwerpen zonder twijfel het bolwerk van het Vlaamse radicalisme, waar ook de Naamloze Achter zal staan, dat veel fiere Vlaamse Brusselaars zal aantrekken.
In Brussel zelf zullen dan enkel nog de pseudo-multiculturele suïcidale belgicistische KVS-Vlamingen achterblijven… en verdwijnen. Ze dachten de immigranten te kunnen integreren door ze naar Nederlandstalige scholen te lokken, maar kwamen van een kale reis terug. Er wordt minder en minder Nederlands gesproken in die scholen en meer en meer Vlaamse ouders verlaten de stad. Nu al zijn er nog maar een goede vijf procent officiële Nederlandstaligen in Brussel.
En ondertussen zet Di Rupo zich in om de tweetaligheid van de “hoofdstad” onderuit te halen…

* * *

In tegenstelling tot de Naamloze Naast Haar veroudert Tijgetje beetje bij beetje, zodat ze wel eens aan haar pensioen denkt. Vooral nadat de butler haar vertelde dat binnen afzienbare tijd “Europa” de lidstaten zal dwingen de pensioenleeftijd op 67 te brengen. In Nederland, Duitsland en Spanje is het al zo ver, en in andere Europese landen zal het eerstdaags gebeuren. De butler zat er mee verveeld dat de Belgen zijn filosofie van de “vadsige roestigheid” al te letterlijk nemen: hier blijft het natuurlijk weer bij de woorden van madam “non”, die altijd maar herhaalt dat zij (ooit?) de werkelijke pensioenleeftijd wil optrekken tot 65…

Tijgetje amuseerde de butler met het bekende YouTube filmpje (12) van onze minister van Pensioenen Michel Daerden, waarin hij zijn “Groenboek” voorstelde in het parlement. Ze kreeg er de “natte dweil” toch mee aan het lachen, maar niet voor lang, aangezien zij zich beiden realiseerden dat zij daar sindsdien niets meer van gehoord hebben.

In Nederland gaat het er wel wat anders aan toe, had ze vernomen van een Nederlands Europarlementariër.
De regering sprak er met de vakverenigingen af dat in 2020 de pensioengerechtigde leeftijd 66 zal zijn en in 2025 67. Vroeger stoppen met werken zal een vermindering van de pensioenuitkering tot gevolg hebben. Langer werken levert een bonus van 6,5 procent op. Het brugpensioen werd afgeschaft. De hoogte van het pensioen wordt ook afhankelijk gemaakt van de welvaart van de pensioenfondsen.
De pensioenstelsels bouwden in Nederland al een reserve van 700 miljard euro op, tegen 15 miljard in België. (De Tijd, 11 juni 2011)
In elk geval benadert het Nederlands pensioen de vroeger genoten wedde veel dichter dan het armoedige Belgische. Mensen met een gemiddeld inkomen krijgen er zelfs een pensioen dat hoger ligt dan die wedde.
“Nu begrijp ik waarom die oude man, die enkele jaren geleden meermaals het nieuws haalde, zo hardnekkig de offerblokken van kerken leegroofde,” mijmerde de presidentiële butler aan Tijgetjes’ boezem, “hij zei de rechter effectief dat hij niet rondkwam met zijn pensioentje.”
“Ik zou hem graag ontmoeten en gratis verwennen,” antwoordde Tijgetje lief.

“Is Yves trouwens nog langsgekomen?” vroeg de butler haar enigszins jaloers voor hij doorging. “Neen, sinds hij met die del uit Brasschaat is, zie ik hem niet meer.”

-3-            Nieuwe Europese politiek: weer Griekse pret

Volgens Tijgetje doen haar Duitse klanten zeer misprijzend over de euro’s waarmee ze haar moeten betalen. Dat kan kloppen, want driekwart van de Duitsers zou het liefst de euro willen opgeven en minder dan de helft wil een stuk van zijn welvaart opgeven om de Grieken te helpen.
Daarom dreigde mutti Merkel deze week ook haar butler af, in echte CD&V-stijl: ik kom pas naar je rotvergadering als je me garandeert dat mijn eisen ingewilligd zullen worden!

Het ziet er niet goed uit, noch voor de euro, noch voor de Europese Unie.
Het probleem van de euro is dat het een politieke munt is. Een Frans idee dat de Duitsers opgedrongen werd in ruil voor de Franse instemming met de hereniging van West- en Oost-Duitsland: “voor Duitsland was de euro de prijs voor de Duitse eenheid, en voor Frankrijk een instrument om greep te houden op Duitsland.” (NRC-Handelsblad, 21 december 2010)
Economisch gezien hadden België, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland in 2002 niet tot de euro mogen toetreden, maar de politiek besliste er anders over. Volgens de oud-voorzitter van onze Nationale Bank Fons Verplaetse wilde toenmalig Commissie-voorzitter Jacques Delors namelijk “naast de stevige Germaanse poot ook een Latijnse poot.” (Gazet van Antwerpen, 8 mei 2010) De bedoeling was natuurlijk om Frankrijk zwaarder te doen wegen in de muntunie dankzij de steun van de zuiderse culturen.
In de Duitse media wordt oud-kanselier Kohl vandaag zwaar bekritiseerd dit onzalig idee ooit aanvaard te hebben.

Men kan er natuurlijk van dromen om culturele verschillen zomaar politiek te overwinnen, doch tussen droom en daad…
Maar dromers kunnen gevaarlijke dwingelanden worden en, zoals Jürgen Habermas zegt: “zonder blikken of blozen hun eliteproject doorzetten en de Europese burger zijn stem ontnemen.” (De Groene Amsterdammer, 14 april 2011)
Komt daar nog bij dat mutti Merkel afkomstig is van de vroegere DDR en helemaal geen schuldgevoel heeft over de Duitse nazi-praktijken, zodat “de naoorlogse Duitse morele schuld als brandstof voor de Europese eenwording weggevallen” is. (Elsevier, 4 december 2010)
Jérôme Louis Heldring: “Een scheiding tussen een strenger Noorden en een lakser Zuiden tekent zich af.” (NRC-Handelsblad, 9 juni 2011) Syp Wynia: “De euro kan alleen voortbestaan met een relatief klein aantal landen dat bereid is zich te voegen naar de economische krachtigste spelers, dat zijn de noordelijke landen, Duitsland voorop.” (Elsevier, 2 juli 2011)

* * *

Duitsland gaat inderdaad meer en meer zijn eigen weg.
Het besliste eenzijdig om al zijn kerncentrales tegen 2022 te sluiten en dan zelfs geen uit kernenergie gewonnen elektriciteit meer te importeren, zodat ook veel centrales in de buurlanden zullen moeten sluiten.
De voornaamste energieleverancier van Duitsland wordt het Russische Gazprom.
Duitsland richt zich (al sinds Schröder) economisch op het Oosten, en stilaan zelfs politiek: samen met Rusland onthield het zich in de Veiligheidsraad bij de stemming over sancties tegen Libië.

Duitsland gaat zijn eigen weg… en vergroot daarmee alleen maar zijn macht.
De vooruitziende Amerikanen hebben dat natuurlijk door en vereerden Merkel met de hoogste civiele onderscheiding: de “Presidential Medal of Freedom”. Tijdens zijn speech zei Obama dat Duitsland de leiding moet nemen in Europa.
Ter voorbereiding van de Brusselse top van vandaag belden de twee elkaar nog.

Omdat de Duitse economie gelukkig nog groeit en hun export dit jaar waarschijnlijk een waarde van duizend miljard euro zal overschrijden, blijven de Duitsers voorlopig nog bereid om offers te brengen.
De vraag is alleen hoelang?
Toen de Europadronken Verafstoodt niet alleen euro-obligaties voorstelde, maar er ook aan toevoegde dat Duitsland de kosten ervan moest dragen, had hij veel geluk zich op dat moment niet in Duitsland te bevinden: hij zou er regelrecht opgeknoopt geworden zijn.

* * *

Frankrijk zelf gaat dezelfde weg op. Recent verscheen daar de wetenschappelijke studie “De Fransen, het protectionisme en de vrijhandel”, waarin de rampzalige gevolgen van de mondialisering en de vrijhandel door economen en sociologen van allerlei ideologische strekkingen uitgelegd wordt. (Le Monde, 17 en 22 juni 2011) Zij pleiten onomwonden voor de herinvoering van de douanegrenzen.
Men schat dat zeker in Frankrijk de voordelen van de schaalvergroting van de markt kleiner waren dan de nadelen op het vlak van tewerkstelling en van arbeidsloonvorming. Men gaat er bovendien vanuit dat de situatie er minstens de eerste tien jaar niet op vooruit zal gaan.
Net zoals bijvoorbeeld in Griekenland, profiteerden in Frankrijk bepaalde sectoren van de open grenzen, terwijl andere – die misschien wel de sterkste troef van de nationale economie uitmaakten – vernietigd werden. Men vreest nu dat de winst in de ene het verlies in de andere sector niet compenseerde.
Meer dan vijftig procent van de ondervraagden gelooft dat nieuwe (Franse) douanerechten de industrie zullen stimuleren en de werkloosheid doen dalen. Tachtig procent wil de Europese buitengrenzen herstellen.

Het is duidelijk dat dit debat hét thema wordt van de nakende Franse presidentsverkiezingen, dat vooral door Marine Le Pen opgepakt werd, die hieraan de haar gunstige peilingen dankt. Ook de door de communisten gesteunde linkse socialist Jean-Luc Mélanchon zit op die lijn. En stilaan volgen enkele andere mogelijke kandidaten uit het socialistisch kamp (Ségolène Royal, Arnaud Montebourg), evenals zich van Sarkozy distantiërende gaullisten.

In deze omstandigheden is het logisch dat de burgers bekommerd zijn om hun identiteit. Wat iemand als Hendrik Vos (13) afdoet als “populisme” is gewoon de behoefte aan kleinschaligheid en erkenning van de waarde van de eigen tradities, niet uit bekrompenheid, maar als reactie op de tastbaar toegenomen sociaaleconomische onveiligheid.
Omdat de mondialisering en de europeanisering vooral de rijken ten goede kwam, is de ideologische verdediging ervan elitair, burgerlijk en rechts.

-4-            Oude linkse politiek: rottige vadsigheid

Het kosmopolitische socialisme van de welvarende culturele bovenlaag is duidelijk elitair en rechts. Het verliest in heel Europa de stemmen van de massa aan nationalistische partijen, die dan maar krampachtig “populistisch” genoemd worden.

In Vlaanderen is het niet anders. (14)
De linkerzijde gaat hier een electorale ramp tegemoet, hetzij bij eventuele nationale verkiezingen na de zomer, hetzij bij de gemeenteraadsverkiezingen een jaar later.

De reden hiervoor werd al aangehaald: “links” begrijpt nog steeds niet dat het Vlaams-nationalisme de grond of de onderstroom vormt voor maatschappelijke omwenteling. Het zit opgeschept met de idee-fixe dat het Belgisch nationalisme linkser is dan het Vlaams-nationalisme.
“Links” noemt zich sinds de federale verkiezingen van 2010 bij monde van de S.P.a-voorzitster “de tegenmacht” tegen het Vlaams-nationalisme en tackelde voortdurend elke minste aanzet tot Vlaamse frontvorming. (De Morgen, 2 juli 2011)
De S.P.a vaardigde twee medewerkers af in het dertien man sterke onderhandelingsteam van Elio Di Rupo.
Terwijl de S.P.a woordvoerder werd van de PS en Groen! van Ecolo, verwijten beide Vlaamse partijen CD&V geen eigen mening te hebben door zich Vlaams op te stellen.
Het onbewuste verraadt zichzelf echter altijd: het is bijzonder grappig om te horen dat uitgerekend Caroline Gennez zichzelf een CD&V’er noemt (zie hoger). Tijdens de onderhandelingsdagen voorafgaand aan deze Nationale Feestdag werd ze bovendien behalve woordvoerder van Di Rupo, zelfs zijn “masseuse” om Wouter Beke (CD&V), die Elio niet zo goed verdraagt, te bevredigen. (De Standaard, 20 juli 2011)

In plaats van een debat met N-VA aan te gaan binnen een Vlaams Front en in te gaan op de wever Barts voorstel om samen te werken met “socialisten zoals Schröder” - de SPD-bondskanselier die vanaf 2002 in samenwerking met “Die Grünen” van Joschka Fischer de verregaande Hartz-hervormingen doorvoerde - stuurt “links” doelbewust aan op een polarisering binnen Vlaanderen.
Fils-à-papa en gedoodverfd opvolger van Gennez aan het hoofd van S.P.a, Bruno Tobback zegt: “De tegenbeweging die er in Vlaanderen is, moeten wij absoluut vormgeven.” (De Standaard, 2 juli 2011)
Om hun verpletterende verantwoordelijkheid voor de mislukking om in Vlaanderen een links vooruitstrevende macht vorm te geven te kunnen blijven ontkennen, dromen S.P.a en Groen! van een coalitie zonder N-VA, onder leiding van de PS, die dan de postjes zal verdelen.
Marc Hooghe over de S.P.a: “De partij heeft het afgelopen decennium een rampzalig personeelsbeleid gevoerd, waarbij de nadruk lag op nepotisme, snel electoraal gewin en
vriendjespolitiek.” (De Morgen, 28 juni 2011)

Voorlopig doet Caroline Gennez dus nog dienst als “masseuse” en omdat ze tegen Béatrice Delvaux van de fascistische “Le Soir” klaagt dat ze in Vlaanderen veel uitgelachen wordt met haar kleine gestalte en haar grote neus, antwoordt deze dat men haar in Wallonië “très sexy” vindt en dat haar collega’s haar benijden voor dit interview: “Aaah tu vas interviewer Caroline Gennez.” (9 juli 2011)

Koen Meulenaere: “Wordt een socialistisch voorman geïnterviewd, dan krijgt men zelden de indruk met een eerlijk mens te maken te hebben.” (Knack, 6 juli 2011)
Wat wil je? Een socialist kan in de strijd om zelfbeschikkingsrecht van een volk tegen een staat toch niet de partij kiezen van de staat?

-5-            Oude artistieke politiek: belachelijke heldhaftigheid

Dezelfde intellectuele corruptie teistert de welvarende culturele bovenlaag – die het “kosmopolitische socialisme” aanhangt – en is dus even elitair en rechts.
 deelneemster Halina Reijn

In Den Haag in Nederland trok de “mars der beschaving” door de straten.
De mars werd georganiseerd door zichzelf verklaarde vertegenwoordigers van de culturele sector, omdat het kabinet Rutte jaarlijks 200 miljoen euro wil besparen op kunst en cultuur, zodat het cultuurbudget van 900 naar 700 miljoen euro inkrimpt.
Natuurlijk namen ook Vlaamse artiesten deel aan de mars, meer bepaald de kosmopolitische KVS-kliek – allemaal CD&V’ers zou Caroline Gennez zeggen of zelfs CVP’ers zoals Tom Lanoye wil. (15) Ze organiseerden bovendien zelf een mars naar de ambtswoning van de Nederlandse ambassadeur in Brussel.
Terwijl ze in België nog smeekten om een regering en het voortdurend over “dialoog” hebben, gaan ze in Nederland meteen mee betogen zonder voorafgaandelijk overleg met de regering over de besparingen…
Over de besparingen in het onderwijs, de zorg, de pensioenen, enzovoort, hoorde men hen dan weer niet.

Ramsey Nasr ging lichtelijk de hysterische toer op: “Een regering die geen geld (sic) wenst uit te geven aan kunst, trekt ons terug naar het dierenrijk!”
Volgens Arnon Grunberg houdt staatssecretaris Zijlstra “het midden tussen een pompbediende en de schoenpoetser van een schrijftafelmoordenaar,” waarmee Nederlanders Eichmann bedoelen. (De Volkskrant, 28 juni 2011)
In een dramatische column “De ontregeling van Nederland” schrijft KVS-baas Jan Goossens: “Dat lijkt te zijn wat de regering-Rutte wil: komaf maken met een moeilijk te controleren, creatieve en weerbarstige sector die zich tot nu ten dele aan de markt wist te onttrekken.” (De Morgen, 14 juni 2011)

Wat een grap!
Moeilijk te controleren? Rik van Cauwelaert: “Gaandeweg heeft de culturele sector op staatskosten een eigen kleine kaste in het leven geroepen van vaak prinselijk betaalde prelaten en bedienaren van de culturele erediensten, een kaste die vastbesloten is vooral zichzelf in stand te houden.” (Knack, 16 maart 2005)
Creatief? Hans Devroe vraagt zich terecht af of dit “tot enige kwaliteitsverbetering tegenover de courante middelmatigheid heeft geleid.” (Knack, 16 september 2009)
Weerbarstig? Hoe kan dat, wanneer men om een regering smeekt, Belgisch nationalist is en voortdurend moraliseert over dialoog en compromis?
Sylvain Ephimenco over de “mars der beschaving”: “die ronkende, arrogante, pretentieuze, irritante, zelfgenoegzame benaming staat me tegen.” Hij stelt voor die veranderen door: mars voor “eigen belang eerst”. (Trouw, 24 juni 2011)

In zijn “F***art-theorie” stelt de Naamloze Achter Ons voor het begrip “artiest” gewoon af te schaffen en te vervangen door “TINKAA” (the individual never known as artist) en eventueel als overgangsmaatregel door “TIFKAA” (the individual formerly known as artist)! (16)


-6-            Feestelijk N*A*O*woord

De 11 Juli-feestrede 2011 te Brugge werd dit jaar gehouden door Jean-Pierre Rondas.


Grendel is een monster in Beowulf
door Jean-Pierre Rondas

Ik wil het vanavond met u hebben over grendels en vergrendeling, beton en betonnering in de Belgische politiek. Ik moet u mijn naïviteit bekennen betreffende de werkelijke verhoudingen in de Belgische staat sinds 1970, het jaar van de grendelgrondwet van Vader Eyskens.

Een bord grendelsoep
De eerste keer dat ik daar raar over opkeek was enkele jaren geleden, als moderator van een panelgesprek naar aanleiding van de voorstelling van een geschiedkundig werk over de prijs van de scheiding in 1830 [1]. In dat panel zat ook Louis Tobback, die mij na een tijd verbaasde met de opmerking dat BHV nu eenmaal niet splitsbaar was als de Franstaligen dat niet wilden. Niet zomaar omdat het onfair zou zijn onze Vlaamse meerderheidswil aan hen op te leggen buiten de alom geprezen consensuspolitiek. Maar de Franstaligen moesten dat nu eenmaal niet willen omdat zij wettelijk gezien op geen enkel institutioneel verlangen van de meerderheid in deze staat hoefden in te gaan. En dat kwam, voegde Tobback er gnuivend aan toe, omdat de Vlamingen anno 1970, in hun zucht om tot federalisme te komen, nu eenmaal de macht in de staat hadden afgegeven. Dus moesten ze nu niet komen klagen. Ik stond wat perplex over de hardheid van die uitspraak, die verder ging dan het gewone parler-vrai van de Leuvense burgemeester. Het was alsof het om een ruil was gegaan tussen federalisme krijgen en meerderheid afstaan. Ik zag hem zo denken en zien dat het publiek met die waarheid nog niet op die manier geconfronteerd was geweest, daar ook niet mee om kon, en hij stapte snel over op een ander argument.

De tweede keer dat mijn mond openviel van verbazing was als televisiekijker. We bevonden ons te midden van de toen nog als eindeloos beschouwde onderhandelingen in Hertoginnedal medio 2007. Op een gegeven moment kwam bij het fameuze belegerde hek Joëlle Milquet naar buiten. Een duidelijk getipte RTBf-journalist vroeg haar of een bepaalde regeling die wel erg beantwoordde aan het programma van de Franstaligen, toch wel zeker definitief verworven was? Madame Non stelde de man snel gerust met de bewoordingen “oui oui, il y a suffisament de verroux”. De evidentie waarmee ze dit stelde verbouwereerde me. Blijkbaar had zij zich tot taak gesteld om bij elk onderdeel van de regeringsonderhandelingen op zoek te gaan naar voldoende grendels. Of om, in goed Wetstraatees uitgedrukt, elke voorlopige Vlaamse inwilliging, als dit haar voordelig uitkwam, snel te betonneren.

Deze indruk werd bevestigd door de schok die ik als lezer enkele keren kreeg bij de lectuur van opiniestukken van Luc Huyse, niet alleen in de kranten, maar ook (onder de vorm van hoofdstukjes) in het boek van Jos Bouveroux bij diens televisiereeks over de communautaire geschiedenis van België, Het onvoltooide land. In deze geschriften wordt vaak honend gesproken over het realiteitsverlies bij sommige Vlaamse politici, die blijkbaar niet goed beseften dat zij hun democratische en parlementaire meerderheid voor een bord linzensoep hadden verkocht. “Met de grondwetsherziening van 1970 had Vlaanderen feitelijk afstand gedaan van die meerderheidsmacht. Zag men dat dan niet in?” [2]

Het antwoord is blijkbaar: neen, dat zagen sommige CVP-politici, zoals Huyse suggereert, toen inderdaad niet in. En de meeste politici van vandaag moeten het telkens weer leren, net zoals het overgrote deel van het publiek trouwens. De meeste kiezers beseffen niet wat er in 1970 eigenlijk is gebeurd, en ikzelf was daar tot voor kort, als toch min of meer geïnformeerde burger, nogal naïef in: vandaar de drievoudige verbazing die ik hier heb geschetst. Ik wist wel, maar besefte niet.

Gelukkig is er af en toe toch één redacteur die de lezer met de neus op de onaangename feiten drukt. Ik citeer Guy Tegenbos, die in zijn commentaar in De Standaard van 22 maart 2011 schrijft: “Als morgen 100 procent van de Vlaamse volksvertegenwoordigers zich uitspreekt voor een staatshervorming waarvoor vandaag al 50 en voor sommige aspecten bijna 90 procent zich uitspreekt, hoeft die er nog niet te komen als de Franstalige partijen dit niet willen… Het is hallucinant.” Dat impliceert onmiddellijk dat nieuwe verkiezingen tenminste aan deze situatie niets zouden veranderen, tenzij hun inzet juist de correctie ervan zou zijn.

Grendel Revisited
Dat verklaart dan weer de krampachtige pogingen van sommige theoretici om aan te tonen dat de representatieve democratie niet meer van deze tijd is, dat we aan andere vormen van overleg- en consensusdemocratie toe zijn. Tot op zekere hoogte zijn die pogingen begrijpelijk, want in België is in het jaar 1970 de representatieve, parlementaire democratie bij wet afgeschaft. Alleen zo is de huidige schandalige impasse te begrijpen. Als de Franstaligen, al was het tegen honderd procent meerderheid aan Vlaamse zijde, met de hakken in het zand neen blijven zeggen, dan staat de staat stil. Als de Vlamingen op hun programma blijven staan, dan komt er niet eens een regering en dan kan dat de Franstaligen geen ene moer schelen. Sindsdien bestaat de taak van de Franstalige politici erin om standvastig elke poging tot wijziging van de machtsverhoudingen in Vlaamse meerderheidszin af te blokken. Ze hoeven slechts neen te zeggen in een situatie waarin de Vlamingen hen beleefd hun verzuchtingen moeten voorleggen, het hen “schoon moeten vragen”.

De huidige Belgische impasse, uniek in Europa en waarschijnlijk ook in de wereld, wijt ik dus aan de “vergrendeling” van Vlaanderen in 1970. We moeten met andere woorden terug naar de zogenaamde grendelgrondwet. Grendel revisited. Grendel is een monster in het Oud-Engelse epos Beowulf dat de samenleving tiranniseert.

Deze herziening van de grondwet, van de hand van vader Gaston Eyskens, voorzag in speciale meerderheden om diezelfde grondwet te kunnen wijzigen. Hoe het land ook zou ingedeeld zijn, in drie of vier gewesten, in twee of drie of vier gemeenschappen, in negen of tien provincies, of in honderden gemeenten of in duizenden wijken of zelfs honderdduizend straten, om het even: er zouden twee taalrollen zijn, en de grondwet zou alleen kunnen gewijzigd worden door een meerderheid in elke taalgroep apart en een twee derde meerderheid in het gehele parlement, en dit in Kamer en Senaat. Wat deze taalrollen betreft: volgens de Franstaligen zijn we allen Belgen als het gaat om interpersoonlijke solidariteit. Of het nu om Vlamingen, Walen of Brusselaars gaat, wat betreft interpersoonlijke solidariteit bestaan er geen subnationaliteiten in België. Als het echter om afgrendeling gaat, dan weet men wel welke demografische meerderheid er dient afgegrendeld te worden, dan bestaan er ineens “taalrollen” – een juridisch onding dat om te kunnen functioneren toch wel een soort subnationaliteit moet erkennen.  

Op basis van deze grendelgrondwet zou men dan “speciale” of “bijzondere” wetten maken, als het ware in de grondwet ingeschreven, en waarvoor de vernoemde  bijzondere meerderheden zouden gelden. Tegelijkertijd werden de alarmbelprocedure en de pariteit in de regering ingevoerd, die trouwens juridisch één pakket vormen  – nog iets wat de modale kiezer niet beseft. Deze alarmbelprocedure moest belangen- en bevoegdheidsconflicten beslechten en op die manier, o bittere ironie, toezien op de federale loyauteit (van de Vlamingen wel te verstaan).

Die wetten zijn er ondertussen gekomen. Ik beperk me in de oopsomming tot drie belangrijke. Ten eerste, de bijzondere financieringswet (oorzaak van de aanslepende onderhandelingen in 2010 en 2011); ten tweede, de bijzondere wet tot hervorming der instellingen (die maakt dat de belangrijkste onderhandelingen over institutionele herschikking en over de financiering van gemeenschappen en gewesten voor eeuwig aan het wetgevende initiatief van het parlement onttrokken zijn); en ten derde,  de bijzondere Brusselwet van 1989 (met zijn vervorming door Dehaene die in 1993 toeliet dat de Cocof decreetgevende bevoegdheid kreeg, en dus het fameuze en bij Vlamingen onbekende tweede Brusselse, totaal Franstalige parlement kon installeren).

Dit alles was slechts mogelijk doordat in 1970, nog voor de eerste serieuze staatshervorming, de Grendelgrondwet werd gestemd. De Franstaligen waren daarin vooruitziend. Deze tactiek doet denken aan de overeenkomst in de zomer van 2010 over de twaalf “balises” waaraan elke herziening van de vernoemde bijzondere financieringswet zou moeten voldoen – precies om op die manier zo’n hervorming onmogelijk te maken.

Wie is daar voor het eerst opgekomen? Welnu, het eerste Franstalige voorstel van een wettelijke grendel tegen de Vlamingen dateert van 1921. [3] Dat wil zeggen dat de taalwetten van de jaren dertig gestemd zijn door een echt Belgisch parlement zonder taalrollen, gewoon Vlaamse meerderheid tegen Franstalige minderheid. Met het systeem dat sinds 1970 in voege is hadden we niet eens taalwetten gekregen. Had men met de taalwetten tot vandaag gewacht, of waren er grendels geweest in de jaren dertig, dan hadden we zeker het risico op een burgeroorlog gelopen. Franstaligen met grendels achter zich laten nu eenmaal geen taalwetten toe.

Waarom hebben anno 1970 de Vlamingen, tegen wie dit gericht was, niet gereageerd als de Vlamingen tegen wie dit gericht was? Alleen de Volksunie riposteerde. Enkele oud-senatoren en -kamerleden vertelden me hoe ze toen tevergeefs hadden geprobeerd om de publieke opinie tegen deze rampconstructie te mobiliseren. Hebben de andere Vlaamse volksvertegenwoordigers gemeend dat ze dit snel moesten goedkeuren, omdat ze zelf vreesden dat ze misschien ooit wel eens van hun meerderheid misbruik zouden maken? De bedoeling was nochtans overduidelijk: de Vlaamse parlementaire meerderheid moest aan de leiband. De Grendelgrondwet had de bedoeling om het beetje federalisme dat Vlaanderen kreeg (alleen omdat Wallonië economisch federalisme vroeg) krachteloos te maken voor het goed en wel was ontstaan – terwijl het unitaire federalisme van Wilfried Martens vanzelf al gelijkstond met het prijsgeven van meerderheidsrechten.  

Laat het duidelijk zijn: de idee alleen al om een bepaalde materie in een bijzondere wet onder te brengen wijst erop dat als een regeling voordelig is voor de Franstaligen ze die ook als voor eeuwig verworven beschouwen. De bijzondere wetten waren dan ook de lelijke staketsels waarmee men het Belgische huis sinds 1980 bijeen heeft willen houden. Maar nu zijn deze staketsels zozeer verrot (ze lijden onder la mérule) dat ze het huis zelf hebben aangetast. Eindeloze discussies zijn verspild aan nutteloze reparaties van deze bijzondere miskleunen. Al deze communautaire energie is opgegaan aan de correctie van de middelen die de staat moesten redden, maar hem nu blijkbaar in de afgrond storten.

Men suggereert soms dat de grendelgrondwet – waardoor de Vlamingen hun meerderheid al in 1970 hebben afgestaan – bij de Vlamingen juist de zucht naar meer autonomie heeft aangescherpt. Dat moest ook wel, want autonomie is het enige ernstige alternatief voor deze ondemocratische, onparlementaire houdgreep die de grendelgrondwet betekent.

Maar er is de afgelopen jaren nog iets bijgekomen. Precies deze grendelgrondwet is de oorzaak geworden van een politieke impasse die uniek is in Europa en waarschijnlijk in de wereld. Het gebrek aan alertheid en standvastigheid van de Vlamingen in 1970 – vlak na de overwinning van Leuven-Vlaams – wordt nu door de hele Belgische bevolking betaald in de vorm van deze schandaleuze impasse anno 2010 en 2011. Een impasse die nog altijd het gevolg is van het diepe misverstand bij de Franstaligen dat de staat hen toebehoort en dat ze dus menen meer privilegies te mogen genieten, meer macht te mogen uitoefenen, meer subsidies te mogen krijgen, beter bediend te worden, meer bescherming te krijgen, dan hen in een rechtvaardig bestel zou toekomen. Tweeledigheid met pariteiten en grendels als het hen uitkomt, drieledigheid met gewesten als het hen uitkomt, vierledigheid als het hen uitkomt, afschaffing van Vlaamse Gemeenschap als het hen uitkomt, instelling van een nieuwe Franstalige gemeenschap onder de vorm van WalloBrux als het hen uitkomt.

Formateursgrendels
En toch was het nog niet voldoende. Het antwoord op verschuivingen in het Vlaamse politieke landschap, op verschuivingen in de grondstroom, het antwoord op de Vlaamse aversie voor de blokkeringsmechanismen met grendels en alarmbellen, het antwoord op de ongrondwettelijkheid van BHV, op de provocaties in de Rand, op de totale patstelling in de regering sinds 2007, is van Franstalige kant steevast en enkel en alleen: nieuwe en verse grendels en bijzondere wetten. En telkens vinden ze Vlaamse partijen die hen dat willen gunnen. Dit zijn dan de extra gendels die door Di Rupo in zijn formateursnota worden voorgesteld:

De Franstaligen willen meer geld voor Brussel, maar zonder inzage te willen geven in de rekeningen, en zonder dat de Vlaamse betaler voor Brussel ook maar iets mag bepalen in Brussel: het fameuze “subiete” geld, en “sans conditions préalables”. Vlaanderen vindt dat Brussel al overgesubsidieerd is, en dat er sowieso al mechanismen bestaan zoals Beliris, om Brussel voor de hoofstadfunctie te compenseren. Tot hun grote verbazing en oprechte verontwaardiging kunnen de Franstaligen dat geld dus niet zomaar “subiet” krijgen. Wat doet Elio di Rupo in zijn beide nota’s (die van 3 september 2010 en die van 4 juli 2011)? Hij eist gewoon dat de gevraagde (en steeds groeiende) som in een bijzondere wet wordt ingeschreven. De voorafgaande financiering van Brussel, het subiete geld, wordt een nieuwe, quasi onveranderbare grendel in het Belgische politieke landschap.

De Franstaligen zijn bezeten door de waan dat Vlaanderen Brussel wil insluiten – terwijl Vlaanderen al blij is als het de Rand kan redden. Mocht het ooit tot een Belgische scheiding komen (waarover de Franstaligen veel meer schrijven en nadenken dan de Vlamingen) dan ligt Brussel daar als een eiland te midden van vijandelijk gebied. Het ligt daar zoals Danzig in Polen in de jaren dertig. Dus willen ze niet alleen een corridor, maar van alle kanten vrije toegangswegen rond Brussel. Deze wegen worden aangelegd, onderhouden en betaald door Vlaanderen. Dus eisen ze een bijzondere wet op de Vlaamse op- en afritten op de Brusselse Ring. En deze bijzondere wet moet mee inhouden dat ook Wallonië medezeggenschap zou hebben over de op en afritten van Vilvoorde, Grimbergen, Zellik, of Dilbeek. Elio di Rupo heeft deze eis in zijn nota’s overgenomen.

De Franstaligen willen graag een soort economische unie voor Brussel en zijn zogenaamde “hinterland”. Er moet inderdaad beter gecoördineerd worden wat betreft mobiliteit (niet alleen wegen, maar ook openbaar vervoer) rond Brussel: de politieke en administratieve taalgrens hoeft daarom nog geen mensengrens of zakengrens te zijn. Dus is het wenselijk dat er om deze praktische problemen op te lossen, overlegstructuren tussen de drie gewesten ontstaan. Probleem is dat de Franstaligen daarin onmiddellijk een soort compensatie voor het verloren  kiesdistrict BHV zien, en dat ze wel degelijk de Vlaamse gemeenten die bij deze Metropolitane Gemeenschap zouden willen aansluiten (waaronder dus natuurlijk de faciliteitengemeenten) andere beheersregimes zouden willen opdringen, waardoor de bevoegdheid van Vlaanderen over zijn eigen gemeenten in Vlaams Brabant onmiddellijk op het spel staat. Dat schrijven ze ook letterlijk in hun studies daarover. Van zodra deze ideeën gestalte kregen waren er Waalse constitutionalisten die hebben aangeraden deze BMR te consolideren, te verankeren en te betonneren in een bijzondere wet. En dat is precies wat in de nota’s van Di Rupo staat.

De Franstaligen willen niet alleen via de BMR compensaties voor de splitsing van BHV. Het is vooral de bijna totaal verworven buit, de faciliteitengemeenten die daar als rijpe vruchten in hun schoot aan het vallen zijn, waarop ze zich concentreren. Afschaffing van de door de Raad van State goedgekeurde omzendbrief Peeters, het uitzonderingsrecht om voor kandidaten op de kieslijsten van een andere stad te kiezen, vervanging van de Raad van State door het politiek en paritair samengestelde Grondwettelijk Hof: even zovele methodes om deze gemeentes nu eens en voorgoed naar Brussel te doen overhellen en ze de weg te doen volgen van Neder-Over-Heembeek en Laken. Vlaanderen verliest in deze gemeenten alle zeggenschap – waardoor weer eens aangetoond wordt dat in België de binnengrenzen niet vastliggen. Dan stel je toch even snel voor om alle deze maatregelen in een bijzondere wet vast te leggen? Wie weet of die Vlamingen uit federale loyauteit toch bijten? Dan is dit alles voor eens en altijd verworven. En dus staat dit voorstel in de beide nota’s van Di Rupo.

Grendelverbeelding
Wat bij deze vier voorstellen opvalt is eerst en vooral dat Waalse politici (Di Rupo, Onkelinx, Magnette, Demotte, Milquet) zich alleenlijk om Brussel bekommeren. Wallonië komt in hun voorstellen voor bijzondere institutionele wetten niet voor (natuurlijk wel in hun voorstellen voor bijzondere financiële wetten). Dat komt omdat Wallonië wat het institutionele betreft helemaal afgegrendeld is – maar dan voor één keertje in een andere betekenis: Wallonië wordt door Vlaanderen nooit bedreigd in de zin dat Vlaanderen er gemeenten zou willen uit loswrikken, of de taalgrens ten nadele van Wallonië zou willen herzien.

Ten tweede valt het op dat Di Rupo de Brusselse grendels vooral daar voorstelt, waar deze grendels de consequenties van de zuivere gewestvorming kunnen neutraliseren. Ik bedoel daarmee: de Franstaligen willen inderdaad de gewestvorming met drie in plaats van de door hen vermaledijde gemeenschapsvorming met twee. Maar met een Vlaams Gewest waarmee ze zich niet meer kunnen moeien, daarmee kunnen ze ook geen vrede nemen. Vandaar dat ze via deze vier nieuwe grendelwetten zowel de Francofone aanspraken op Vlaams Brabant denken te behouden, als zich te verzekeren van permanente Vlaamse dotaties aan Brussel.  Daarenboven menen ze hun greep op wat ze le centre du pays noemen, te kunnen versterken.

Ten derde suggereerde ik al opzettelijk dat deze grendelvoorstellen van Di Rupo niet brandnieuw zijn. Ze dateren alle van zijn eerste informatieopdracht van september 2010. In zijn uitgebreide nota van vorige week heeft hij deze voorstellen gewoon door zijn studiedienst wat beschaafder laten formuleren. Dat wil zeggen dat de N-VA niet alleen van deze exorbitante voorstellen al een jaar op de hoogte was, maar het met varianten ervan ook eens was. Sommige van deze bijzondere wetten waren in feite door de N-VA al onderhandeld. Sommige ervan zijn, vrees ik, zelfs al verworven, wat terloops ook aantoont dat zelfs de N-VA in staat is compromissen te sluiten. Dat de PS daarmee niet subiet naar buiten is gekomen bewijst alleen maar dat nog niet alle bruggen zijn opgeblazen. Wat ik daarmee wil zeggen is, dat zelfs bij de parlementaire N-VA er een zekere gewoontevorming is ontstaan tegenover deze grendelgrondwet die de demografie in de democratie buitenspel heeft gezet. Wat wilt u ook anders: de grendelgrondwet dateert van 1970. De meeste NVA-medewerkers zijn zo rond de dertig jaar oud. Voor hen is het buitenspel zetten van het parlement een normale zaak, ze zijn ermee geboren. U zal al begrepen hebben dat ik dit een slechte gewoonte vind.

Dat het ongewone in de Belgische staat dus gewoon is geworden blijkt al uit het taalgebruik dat rond de grendels cirkelt. Daarom wil ik hier kort samen met u enkele synoniemen voor grendels overlopen, opdat u misschien in het vervolg meer op uw hoede zou zijn. Telkens als Luc Huyse het over consensusdemocratie heeft, bedoelt hij in feite een democratie waar de meerderheid niet meer speelt. Een afgegrendelde democratie. Geen afgegrendelde Waalse democratie, maar een afgegrendelde Vlaamse democratie. Telkens wanneer de commentatoren ons belerend naar het compromis verwijzen, herinneren ze er ons schamper aan dat we onze meerderheid hebben verkwanseld. Telkens wanneer Franstalige politici ons zeggen dat ze een evenwichtige oplossing willen, bedoelen ze niet wat u misschien begrijpt, want wie wil nu geen evenwicht? Ze bedoelen het evenwicht waardoor een meerderheid geminoriseerd wordt. Les équilibres, dat zijn grendels, noch min noch meer. Telkens wanneer Franstaligen naar de finaliteit van de staatshervorming vragen (die er ondertussen lekker maar niet komt) verwijzen ze naar betonneringen om die finaliteit uit te stellen. Telkens wanneer Franstaligen “geruststellende maatregelen” vragen, bedoelen ze betonneringen. Het is sterker dan henzelf. Ze leven in een betonnen cultuur.

Omdat de grendelverbeelding der Franstaligen onuitputtelijk is zijn er natuurlijk nog enkele grendelvoorstellen die de formatienota van Di Rupo niet gehaald hebben, maar die hij er graag had aan toegevoegd, omdat ze in Francofone kringen vandaag al volop circuleren. Ik begin met een merkwaardig verwijt aan de nota Beke (een nota die, nota bene, nooit openbaar is gemaakt. Wouter Beke had trouwens liever gehad dat ook Di Rupo zijn nota geheim had gehouden). Dat verwijt luidt, dat er helemaal niets in stond “dat ook maar één grendel zou kunnen voorstellen” – “il n’y a rien (…) qui pourrait constituer un verrou et faire en sorte que jamais la Belgique ne se disloque”. [4]  Dit wijst op een serieuze verslaving.

Een hoogst origineel voorstel voor een nieuwe grendel komt van een van de meest gerespecteerde Franstalige politicologen, Vincent de Coorebyter. Hij vindt dat we BHV kunnen splitsen op voorwaarde dat er een bijzondere wet komt die formeel zou verbieden dat ooit de taalgrens tot staatsgrens zou worden getransformeerd. Letterlijk staat er: “un texte de loi disant formellement que la frontière linguistique ne peut être interpretée comme étant la base d’une frontière d’état”, [5] wat er in feite op neerkomt (doordenkertje) dat de huidige taalgrens wat de Francofonie betreft juridisch helemaal niet veilig is.

Een volgende grendel die weliswaar de formateursnota niet heeft gehaald maar die wel degelijk op het bord staat is het minderhedenverdrag. Vlaanderen beweert dat er in België geen minderheden bestaan zolang er geen juridisch waterdichte binnengrens is. De nieuwe aanval op de faciliteitengemeenten zal het vertrouwen van de Vlaamse juristen in die binnengrens niet versterken. De nota Di Rupo heropent immers de taalstrijd over de hele taalgrens van de kust tot in Voeren. Daarom zou een redelijk Vlaams antwoord kunnen zijn dat Vlaanderen het minderhedenverdrag zal goedkeuren van zodra een Bijzondere Wet de taalgrens tot onaantastbare binnengrens maakt. Naast al die bijzondere wetten die alleen Franstalige belangen dienen mag er misschien wel eentje bij zijn dat de grootste Vlaamse bekommernis verwoordt?

Er is maar één grendel die groter is dan alle vorige samen, zowel de bestaande als de nog niet bestaande, en binnen deze laatste categorie zowel de door Di Rupo voorgestelde als de meer fantaisistische die de formatienota nog niet hebben gehaald: en dat is de staatsgreep, het ultieme blok op de Vlaamse meerderheid in deze staat. Ondenkbaar? Helemaal niet. Er lopen een paar CD&V-figuren rond die daar wel degelijk aan denken, en niet van de minste. Juist de meest eerbiedwaardige onder hen vertonen de bijna natuurlijke neiging zoiets te formuleren. Vooral de zoon van de vader die in 1970 de eerste grendelgrondwet heeft geconcipieerd, kan het niet laten te verwijzen naar het einde van de Vierde Franse Republiek (“het gehaspel dat ooit in Frankrijk de Vierde Republiek heeft gekenmerkt, en hem ten gronde heeft gericht” [6]) waardoor hij als het ware een Belgische De Gaulle bezweert. Ook de huidige Europese president heeft al de vergelijking gemaakt met de overgang van de Vierde naar de Vijfde Franse Republiek. Van den Boeynants achterna? Ik weet niet of zich dat nog op het niveau van de grapjes bevindt, maar zeg niet dat daarover niet wordt nagedacht.

Laten we de grendels ook eens in een ruimer perspectief zien. Ten eerste maken ze natuurlijk deel uit van een overdaad aan maatregelen ten voordele van de overlegdemocratie, en ten nadele van de representatieve democratie. Aan deze representatieve democratie wordt de laatste tijd in België een beetje te veel gesleuteld. Federale kieskring, legislatuurparlement, verankerd overlegcomité, samenvallende verkiezingen: het kan gewoon niet op. Al deze vergrendelingen maken deel uit van een weloverwogen en accumulatief containment policy. Het is ten tweede interessant te vernemen wat de internationale gemeenschap denkt als bijvoorbeeld een land als Hongarije, met de huidige hyperrechtse meerderheid, ook grendelwetten en bijzondere wetten installeert. Duitse juristen zijn daarin heel helder: twee derde meerderheden in het Hongaarse parlement schaden het democratieprincipe. Vooral wanneer basiswetgevingen over belastingen en pensioenen in de toekomst nog slechts met een twee derde meerderheid kunnen veranderd worden, dan beperkt zo’n grendelgrondwet de speelruimte van elke toekomstige regering. [7] Waarom wordt zoiets nooit eens over België gezegd?

Grendelbesluiten
Ik kom tot conclusies.

Voor 2007 besefte het publiek gewoon niet dat Vlaanderen totaal afgegrendeld is en dat de democratie in feite niet meer speelt. Eind 2007 kwam dat besef al wat dichterbij. Vandaag, na het misbruik van de splinterbom die de alarmbel is, weet en ziet iedereen het. De volgende vraag is dan, of men het leuk vindt om als een gevaarlijke diersoort in een ondemocratische consensus- en compromiskooi te worden opgesloten. Deze grendels dienen duidelijk niet tot de bescherming van de minderheid (dan zou men ze nog in overweging kunnen nemen) maar tot blokkering van de meerderheid, en dat was de bedoeling van in het begin. In de bestaande afgrendeling zit geen enkel gaatje, en dat heeft men ons met genoegen ingepeperd bij de mislukte stemming tot splitsing van BHV. Deze splinterbom zal nog lang rondtollen. Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat een machtspoliticus daarmee kan leven. Het gevolg is in elk geval dat de Grendelgrondwet meer en meer zelf in vraag wordt gesteld en zodoende voorwerp wordt van politieke actie. Dat is wat ik hier aan het doen ben. Ik probeer hier iets aan de orde te stellen.

Partijen die nu nog in de vergrendeling meegaan, tegen de grondstroom in Vlaanderen in, met andere woorden voornamelijk paarse partijen die de teloorgang van hun paarsheid betreuren, tonen iets van hun masochistische aard. Zij willen graag vergrendeld en gekooid zijn. Zij willen graag onderhandelen vanuit de positie van hond aan de ketting, en dat zeggen ze elke dag in de krant.

Met deze uitschakeling van de meerderheid kan of mag een normaal land niet langer leven. De vergrendeling zelf moet uitgeschakeld worden, anders kan de staat België niet zo blijven voortbestaan, niet omdat het einde van België zo leuk zou zijn, maar omdat na 41 jaar het trage Vlaanderen heeft ingezien waartoe de genereuze geste van Vader Eyskens heeft geleid.

Zolang de grendels functioneren is er met de Franstaligen geen gesprek mogelijk. We zien dat in de praktijk, omdat zij niet echt willen spreken zolang ze slechts hoeven af te wachten. Maar ik bedoel het ook als een soort moreel verbod. We mogen met hen niet langer praten (op de manier zoals we niet meer mogen roken als we onze gezondheid willen redden – ook als we lange tijd gerookt hebben). Het is namelijk moreel verwerpelijk nogmaals compromissen te sluiten op basis van het grootste compromis dat we al gesloten hebben, te weten de afstand van de macht van de democratische meerderheid. Daarvoor kunnen we n u wel de hele democratische wereld waarschuwen: dat als je zoiets toegeeft, je nog generaties lang kan bedelen aan de poort. Dan word je door niemand gehoord.

Hoe kunnen we de grendels afschaffen? We kunnen ze vervallen verklaren in het Vlaams Parlement, als ontoelaatbare en ondemocratische gemodifieerde meerderheden, als grendels op de democratie. De afschaffing van de grendels wordt dan de toetssteen of de Franstaligen nu echt met de Vlamingen willen blijven samenleven. Ik vrees ervoor. Ze zijn slechts in ons geïnteresseerd als er grendels bestaan die onder meer voor de jaarlijkse Ringelingschat zorgen. Ik vrees dat ze ons zonder grendels niet graag zien. Neem de grendels en de bijzondere wetten weg en het leven in België biedt hen niet meer dezelfde perspectieven als weleer. Schaf dus niet België af, schaf slechts de grendels af. En zie wat er gebeurt. Als nu zou blijken dat de Franstaligen geen België zonder vergrendeling willen, en bereid zijn België daarom op te geven – omdat België dan voor hen de moeite niet meer is – dan zal België daarop dus barsten. Dat weten de Franstaligen allang. Ik help u alleen wat mee om het eveneens onder ogen te zien. Het is waar: grendels willen afschaffen komt er waarschijnlijk op neer België te willen afschaffen. Dat alleen al maakt België onverdraaglijk.

De grendels beledigen mij. De grendels zijn een gebrek aan respect. De grendels zijn zelfs racistisch, want gericht tegen één bevolkingsgroep. Ik ben niet de eerste die het zegt: als een staat zonder democratie-uitschakelende bijzondere wetten niet bestuurbaar is, dan hoort die staat eigenlijk niet te bestaan. Als België niet kan bestaan zonder grendels, dan kiezen we voor de afschaffing van beide.

Ik dank u.
[1] Frank Judo en Stijn van de Perre, De prijs van de scheiding. Het uiteenvallen van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1830-1839. Pelckmans, Kapellen, 2007.
[2] Jos Bouveroux en Luc Huyse, Het onvoltooide land. Van Halewyck, Leuven, 2009, p. 149.
[3] Jos Bouveroux, De barst in België. Van Halewyck, Leuven, 2011, p. 43.
[4] La Libre Belgique 13/04/2011, V.d.W. en M.Co.
[5] La Libre Belgique 14/06/2011, interview met Vincent de Coorebyter door Mathieu Collyn.
[6] Eyskens in De Tijd, 07/07/2010.
[7] Maximilian Steinbeis in Die Zeit, 20/04/2011.


Aldus sprak N*A*O*:
‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXXIX)’,
Antwerpen, 21 juli 2011



(1) N*A*O*’s eerste schoonvader was een prachtige Vlaamse dichter en Georges Brassens-kenner, die ter lering zijn schoonzoon diens rigide denken wel eens reflecteerde.
(2) Waarschijnlijk bedoelt ze – zoals Tom Lanoye eerder (zie verder: voetnoot 15) – “CVP’ers”, die zich even graag als socialisten lieten compromitteren, in tegenstelling tot de CD&V onder Wouter Beke…
(3) Eregouverneur van de Nationale Bank van België, Fons Verplaetse gelooft blijkbaar niet in die afstand: “Een klein land als België kan veel meer leren van de Scandinavische landen: ze kennen een goede economische groei, zijn toonaangevend op het vlak van structurele competiviteit en onderzoek en ontwikkeling, hebben een hoge werkgelegenheidsgraad en een lagere werkloosheidsgraad, hebben een zeer lage overheidsschuld, er is een beperkte inkomensongelijkheid, geringe armoede, weinig corruptie, enzovoort.” (Knack, 22 juni 2011)
(4) De wever Bart zei onlangs in een kort interview dat hij op zoek is naar socialisten als Schröder. Pech, in België worden de sossen geleid door moeder Theresa-achtige wijven als Gennez en Di Rupo.
(5) De paarse PS moet er nu trouwens voor uitkijken ook niet teveel fiscale instabiliteit te creëren en een kapitaalvlucht naar niet eurolanden te stimuleren. Als “links” vandaag toch christendemocratisch is geworden, zoals Gennez beweert, dan moet het natuurlijk ook niet morrelen aan de zelf ingevoerde notionele interest: dat is inderdaad het argument van CD&V en N-VA…
(6) Ook loodgieter Jean-Luc Dehaene slaagde in de jaren 90 alleen maar dankzij Europese druk in zijn saneringen.
(8) Eigenlijk is de “nuttige bijdrage” die de PAVIA-groep volgens Di Rupo (in zijn voetnoot 18) levert nonsens. In België bestaat immers in zekere zin al een federale kieskring, aangezien onze Grondwet stipuleert dat élke volksvertegenwoordiger “alle Belgen” vertegenwoordigt! Het probleem is niet de ontbrekende federale kieskring, maar wel de historische splitsing – op Franstalig initiatief! – van de unitaire partijen.
(9) Ondervraagd over de gelijkenis tussen België en het gesplitste Tsjecho-Slowakije antwoordt Karel De Gucht: “We kunnen die twee niet vergelijken. Het is slechts een minderheid in Vlaanderen die vindt dat België moet splitsen.” (Knack, 13 juli 2011) Maar wat voor een minderheid! Moet die niet beschermd worden?
(10) Ondertussen kregen de spelers van voetbalploeg Anderlecht zelfs het verbod om Nederlands te spreken in de kleedkamers. De tweetalige interne communicatie Nederlands-Frans werd vervangen door Frans-Engels…
FDF-voorzitter en fascist Olivier Maingain, die een Vlaamse moeder heeft en perfect Nederlands kent, maar dat principieel nooit spreekt, zegt anders geen rabiate francofoon te zijn omdat hij het laatste boek van Tom Lanoye leest… in de Franse vertaling: “La langue de ma mère.”
(11) Bij de “winkelhaak” liggen de twee partners in lepeltjeshouding op bed en, nadat ze gepenetreerd werd, buigt de vrouw haar lichaam naar voren, zodat ze met haar lichaam een rechte hoek vormt. Van bovenaf gezien lijkt het alsof de vrouw op de man zit. Dit standje is ideaal voor een diepe penetratie. Vanuit deze houding is het voor vrouwen ook veel gemakkelijker om haar bekken op en neer te bewegen.
(13) In zijn opiniestuk relativeert professor Vos de meningen van economen over de euro door terecht te wijzen op hun curriculum, dat weergeeft welke belangen zij dienen. (De Standaard, 20 juli 2011) Hij moet dat natuurlijk ook voor zichzelf doen als directeur van het Centrum voor EU-studies van de Universiteit Gent.
(14) In België vormt de Franstalige PS hierop de uitzondering… in een uitzonderlijk land, waarin de democratie vergrendeld werd, en niet meer de individuele stem van de burger (opgeteld tot meerderheid) telt, maar wel die van de taalgroepen. Door de Nederlandstalige groep af te schilderen als “de kapitalist” kan de PS zonder problemen de democratische macht van de meerderheid opzij schuiven om “het geld te halen waar het zit”, namelijk in Vlaanderen. Op die manier is de PS de meest succesvolle socialistische partij in Europa.
(16) Herlees hoofdstuk 3 “Sinthomamoet is geen sinthomaquinisme” in: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/10/naos-f-art-theory-iii-razzle-dazzle.html .