2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 28 mei 2011

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (XXXVII): DEMOCRATIE OF NIE

N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, was verrast vorige week vrijdag te horen dat de ook wel eens “natte dweil” genoemde butler Herman Van Rompuy een tweede ambtstermijn als Europees president niet afslaat.
Hij vraagt zich af of dat betekent dat de Europese elite ervoor kiest om de complete decadentie van de Europese instellingen nog eventjes uit te stellen door middel van Van Rompuy’s politiek concept van de “roestige vadsigheid”, net zoals de Belgische elite dat met de ondergang van België in 2008 deed? (1)
-1-            Ondemocratisch Europa

Laatst verscheen een hartenkreet van die andere eurodweil Paul Goossens: “Van kreet tot idee”. (De Standaard, 14 mei 2011)
Daarin vraagt ambetant Polleke zich af of Frans Van Daele’s stelling dat Europa “crisis per crisis” vooruit gaat nog wel opgaat. Omdat de Europese bevolking enerzijds bedreigd wordt door een door Europa opgelegd sociaal bloedbad en anderzijds terug geloof hecht aan de versterking van de nationale grenzen om vreemdelingen buiten te houden, heeft Europa in elk geval veel goodwill en krediet verloren.
Maar in plaats van toe te geven dat de Europese integratie verschrompelde van een idee tot nog maar een kreet, is Polleke nijdig omdat het euroscepticisme omgekeerd evolueerde van kreet tot idee. Hysterisch zoekt hij naar het geschikte woord daarvoor: “populisme? Propaganda? Demagogie?”

Een veel trotsere analyse krijgen we van Europareiziger Geert Mak, die drie oorzaken geeft voor het wankelen van het Europese project. Ten eerste is er volgens hem de stagnerende economische groei en de vergrijzing. Ten tweede haalt hij de veel te trage politieke eenmaking aan, die de gezamenlijke reizigers uitputte. Ten slotte en niet in het minst bespreekt Mak het zogezegd democratische karakter van de Europese Unie: “Als één Europees probleem nog groter is dan de euro, dan is dat het Europese democratische tekort.” (De Standaard, 7 mei 2011)
In tegenstelling tot Goossens geeft Mak zich echter niet over aan impotente melancholie, maar geeft hij Europa nog een laatste kans om zich te politiseren en waarlijk moeite te doen om de Unie te democratiseren.
Hiervoor moet butler Van Rompuy natuurlijk resoluut opzij geschoven worden. “Als de nieuw gekozen Europese ‘president’ werkelijk een krachtige leider had mogen zijn, dan had hij de burgers van de lidstaten er veel beter van kunnen doordringen dat ze ook Europese burgers waren.” Met diens door Kathleen Cools aanbeden “roestige vadsigheid” zijn we dus niets: “Gemakzucht is nu onze grootste vijand.” (De Standaard, 7 mei 2011)
Het was werkelijk verbijsterend om vast te stellen dat het fenomeen dat hun macht Franse staatsmannen erotiseert in de ogen van journalistes, ook werkte bij de butler, die in de preutse en verliefde ogen van Kathleen ontdekte dat hij charismatisch is. (“Reyers laat”, VRT, 20 mei 2011)
Hierdoor blijft de dweil er natuurlijk blind voor dat hij zo goed betaald wordt om slechts butler te zijn, en gelooft hij in het diepst van zijn hart dat hij een excellent Belgisch premier was, die zijn ervaring met de Belgische roestigheid in dienst van de Europese Unie moet stellen.
Kritiekloos neemt hij de woorden over van de oude Nederlandse professor Arend Lijphart: “België blijft een lichtend voorbeeld”. (De Morgen, 9 mei 2009)
“Belgium is not just a complete example of consociational democracy: it is the most perfect, most convincing, and most impressive example of a consociation. Hence Belgium provides a highly valuable model that may be of great practical utility for other divided societies aspiring to democracy and peacefull coexistence.”

Terwijl de natte butler, maar ook vele anderen, zoals de eerwaarde Franstalig Belgische filosoof Philippe Van Parijs ons federaal landje verdedigen als model voor de Europese integratie, volgt de Naamloze Achter Ons Geert Maks oproep om komaf te maken met de gemakzuchtige dieren die nooit zullen gaan draven, die België en Europa zijn, en volop aan het werk te gaan.
Dweilende ideologen als Paul Goossens en aftrekkende politici in hun voetspoor als Herman Van Rompuy hebben volgens Mak “één ding gemeen: hun verbluffende verachting voor het gewone menselijk bestaan, voor het gewone inhoudelijk werk op scholen, in buurten, op het land en op straat. Ook op die vernedering is, van Helsinki tot Lyon, een flink deel van het anti-Europese protest gebaseerd. De voorzieningen die voor de gewone man en vrouw werkelijk het grootste verschil uitmaken – onderwijs, schoon water, volkshuisvesting, pensioenen, sociale ondersteuning, zorg – komen ondertussen zelden of nooit voort uit deze globalistische filosofie. Ze zijn vrijwel altijd lokaal of nationaal begonnen (..) Vanuit dit perspectief is de terugkeer van het denken in lokale – en soms nationale – termen een logische reactie op de globalisering en de europeanisering.” (De Standaard, 7 mei 2011)

Grondwetspecialist Stefan Sottiaux opent zijn inaugurale rede aan de K.U.Leuven met een raadsel: “Kunt u raden waar ik ben? Laat me eerst iets zeggen over het grondgebied waarop ik me bevind. Dat is samengesteld uit verschillende gemeenschappen die territoriaal min of meer van elkaar gescheiden leven maar waartussen een zekere mobiliteit bestaat. De inwoners van deze regio’s onderscheiden zich van hun buren door hun eigen taal, cultuur en geschiedenis. Toch hebben zij ook veel gemeen. Ze delen een lange geschiedenis en kampen met dezelfde grensoverschrijdende problemen. Die gemeenschappelijke lotsbestemming heeft zich in een politiek verbond vertaald. De samenwerking is echter bijzonder complex georganiseerd en vertoont volgens kritische stemmen een democratisch tekort. Dat laatste is het gevolg van een aantal feitelijke en institutionele factoren die elkaar wederzijds beïnvloeden. De eerste categorie houdt vooral de politicologen bezig. Zij wijzen op het ontbreken van een overkoepelende politieke ruimte. De afwezigheid van gemeenschappelijke politieke partijen, media en verkiezingen, verhindert een waarachtig democratisch proces dat de burger in staat stelt een reële keuze te maken tussen alternatieve beleidsopties en politieke leiders. Ook de instellingen zelf kampen echter met een democratisch deficit. Eerder dan een emanatie van het geheel, vertegenwoordigen de centrale besluitvormingsorganen de jure of de facto vooral de deelgebieden. Daarbij komt dat de samenstelling en de werking van deze organen niet altijd volgens het principe van de electorale gelijkheid verloopt en de democratische meerderheidsregel wordt uitgehold door vetoprocedures en bijzondere meerderheden.”

Enig idee waar Sottiaux zich bevindt?
Welnu, er zijn twee even goede antwoorden: hij bevindt zich in België… of in Europa.
De parallel tussen het Europese en het Belgische project is de rode draad van zijn rede “De Verenigde Staten van België”, waarin hij onderzoekt hoe politieke samenwerking en democratische besluitvorming kunnen samengaan.

Zowel de Belgische als de Europese politiek worden minder geteisterd door een toenemende polarisering van “links” en “rechts”, of van “open” en “gesloten”, maar vooral door een democratisch tekort. De politiek wordt minder en minder bedreven door democratisch gelegitimeerde organen, en meer en meer door niet-representatieve organen. In het compromismodel zijn het niet de burgers, maar de elite of de politieke klasse die overleggen. De politiek is dus technocratisch geworden en de mensen, met de Naamloze Achter Hen, hebben daar genoeg van.

Het fameuze “Lissabon-Urteil” van 30 juni 2009 van het Duitse Grondwettelijk Hof maakt terechte kritische kanttekeningen bij het Europese integratieproces. Waarom zouden de Duitsers niet op hun hoede zijn, wanneer niet alleen geen Europese politieke ruimte met pan-Europese politieke partijen, media en verkiezingen bestaan, maar ook overduidelijk sprake is van “overfederalisering” van de instellingen, zodat de stem van de Duitse burger overdreven veel lichter weegt dan die van bijvoorbeeld een Belg? Hiermee wordt het gelijkheidsprincipe geschonden.
Het Duitse Hof verwerpt de Europese “Grondwet” nog niet, omdat de door de Europese Unie uitgeoefende bevoegdheden voorlopig geen aantasting vormen van de nationale soevereiniteit. (2)

Op het eerste zicht bestaan hiervoor maar twee remedies: ofwel moet het centrale bestuursniveau gedemocratiseerd worden (alvorens tot een federatie te komen), ofwel moeten de bevoegdheden verder overgeheveld worden naar de meer democratische regio’s.
Voor België verzint Stefan Sottiaux nog een derde tussenoplossing, die men misschien ook voor Europa kan gebruiken en met Verafstoodt de “Verenigde Staten van Europa” zou kunnen noemen. Zijn model is natuurlijk meer dan een gedroomde wensvervulling en lijkt technisch op de Amerikaanse federatie. In feite is “subsidiariteit” het centrale uitgangspunt, dat stelt dat bevoegdheden uitgeoefend moeten worden op het niveau dat voldoende democratisch gelegitimeerd is om die specifieke bevoegdheden uit te oefenen.
Praktisch zou Europa, dat in tegenstelling tot Amerika geen “polis” of politieke ruimte kent,  vermoedelijk de vorm aannemen van een confederatie, maar dan zonder nationale soevereiniteit.
Omdat Sottiaux ervan uitgaat dat “onafhankelijkheid” achterhaald is in de actuele gelaagde internationale rechtsorde, kan voor hem ook soevereiniteit of hiërarchische macht verdwijnen en verspreid worden over de deelstaten.
In zijn model wordt niet meer gediscussieerd over soevereiniteit (wie beslist?) noch over bevoegdheden (waarover?), maar over democratie (elke burger heeft evenveel inspraak in alles).

Voor N*A*O* mag België gerust een model zijn voor de Europese Unie, op voorwaarde dat het democratisch tekort eerst opgelost wordt.
Onze roestige federatie zal vervangen worden door de onroestige confederatie van het autonome Vlaanderen en Wallonië… dan wel door Sottiaux’ “Verenigde Staten van België”… of zal gesplitst zijn!

De zaak is dringend omdat de Europese wetgevende macht zich niet meer beperkt tot de interne markt en geen louter coördinerend karakter meer heeft, maar met de verdere bevoegdheidsuitbreidingen (politie, justitie, asiel, immigratie, buitenlands- en veiligheidsbeleid, enzovoort) grote impact krijgt op het leven van de Europese burgers.

De Europese rechterlijke macht is in hetzelfde bedje ziek. N*A*O* neemt het voorbeeld van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), waarvan de samenstelling ook weer in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Elk van de 47 leden van de Raad van Europa vaardigt één rechter af, zowel het piepkleine Monaco, als het waanzinnig grote Rusland. Elk land selecteert op volkomen duistere manier drie rechters, waaruit één per land gekozen wordt door een commissie bestaande uit 18 leden van de 318 leden tellende Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa.
De controle op het beleid van het EHRM gebeurt viermaal per jaar door het Ministercomité van de Raad van Europa, waarin de ministers van Buitenlandse Zaken  van de 47 landen (of hun vertegenwoordigers) zetelen.

Ondanks dit euvel breidt ook de bevoegdheid van het EHRM zich uit. Oorspronkelijk werd het EHRM opgericht om na te gaan of de nationale wetgeving van een verdragsstaat en de gevolgde rechtsprocedures in overeenstemming zijn met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Maar ondertussen werd het Hof ook een Beroepsrechtbank (voor feiten), een Cassatierechtbank (vooral met betrekking tot asielkwesties en artikel 5: recht op vrijheid en veiligheid) en zelfs een kortgedingrechtbank.

En zelfs bij het uitoefenen van zijn eigenlijke opdracht wordt het onvoldoende gelegitimeerde EHRM actiever. Waar het zichzelf eerst beperkte tot het bewaken van de ultieme grenzen van de rechtvaardigheid, kan het vandaag in feite al het bestaande recht in de lidstaten toetsen aan zijn eigen interpretatie van de abstracte mensenrechten.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het EHRM bijna bezwijkt aan zijn werklast…
Zonder zich hier al definitief uit te spreken over de aanvaarding door ons federale parlement van een wetsvoorstel om de voorwaarden voor gezinshereniging te verstrengen, herkent de Naamloze in het verzet van Groen! en de argumentatie van Eva Brems daarvoor totalitaire trekken. Brems rekent op de vernietiging van een democratisch tot stand gekomen wet door een onvoldoende democratisch gelegitimeerde instelling als het Europees Hof van Justitie. (De Standaard, 27 mei 2011)
En als de wet er toch door komt, hoopt ze wellicht op een klacht bij het EHRM. Behalve het gevaar dat daarmee veel serieuzere schendingen van de mensenrechten alleen maar gebanaliseerd worden, wordt tevens ontkend dat de interpretatie van rechten aan tijd en plaats gebonden is: in ons geval aan Vlaanderen. (3)

Europa of België?
Het is typisch voor een totalitair regime om het onderscheid tussen de vrijheid van de burger en de vrijheid van de overheid en het onderscheid tussen recht en moraal te vervangen door het onderscheid tussen goed en kwaad.
Dit is zichtbaar in onze rechtspraak waarin bijvoorbeeld het gelijkheidsbeginsel, behalve als beginsel van behoorlijke politieke besluitvorming, meer en meer als mensenrechtelijke beschermingsbeginsel gebruikt wordt, hetgeen niet alleen een horizontalisering van het toepassingsgebied impliceert, maar vooral een inhoudelijke verruiming. Het Europese discriminatierecht telt al zes verdachte differentiatiecriteria (ras, geslacht, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid), terwijl het Belgische er vijftien kent! Het Europese is van toepassing op arbeid en beroep (met uitzondering van de gronden ras en geslacht), maar in België strekt de werkingssfeer van de wetgeving zich uit tot onderwijs, sociale, culturele en politieke activiteiten.

Europa of België worden intolerant omdat het juridisch bestrijden van wat men kwaad acht (bijvoorbeeld discriminatie) in de meeste gevallen een groter kwaad is (opheffen van de vrije meningsuiting) dan het tolereren ervan.
Europa of België worden populistisch omdat men de simplistische ethiek propageert, die alles wat onfatsoenlijk is juridisch bestrijdt, in plaats van de complexere moraal van de tolerantie.
Europa of België discrimineren zelf omdat men toestaat dat onder het mom van bescherming tegen discriminatie collectieve rechten toegekend worden aan groepen die zich goed kunnen organiseren. (Het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding helpt bijvoorbeeld islamieten, maar geen Vlamingen.)
Europa of België zijn nihilistisch omdat alles wat niet strafrechtelijk vervolgd kan worden meteen fatsoenlijk is. (Men mag geen eigen mening meer hebben over bijvoorbeeld hoofddoeken (waar ze niet verboden zijn), over de Islam, over homoseksualiteit, enzovoort: alles is immers fatsoenlijk.)
Europa of België zijn belachelijk wanneer men bijvoorbeeld in China over de mensenrechten gaat preken en daarmee fundamentele vrijheden (van geweten of van mening) op één hoopje gooit met het recht op betaald verlof of consumentenbescherming.
Europa is totalitair alleen al vanwege artikel II-54 uit het Handvest van grondrechten van de Europese Unie: “Geen der bepalingen van dit handvest mag worden uitgelegd als zou zij het recht inhouden enige activiteit aan de dag te leggen of enige daad te verrichten met als doel de rechten of vrijheden die in dit handvest zijn erkend, teniet te doen of de rechten en vrijheden verdergaand te beperken dan door dit handvest is toegestaan.” Dit artikel stelt dat geen van die rechten gebruikt mag worden om er ook maar één van af te schaffen of te beperken. Als dat niet totalitair is?
In België lazen we ook iets dergelijks in het beruchte arrest van het Gentse Hof van Beroep van 21 april 2004 inzake het CGKR tegen Vlaamse concentratie: “Een ten aanzien van medeburgers in de openbaarheidvereisten van het artikel 444 van het Strafwetboek gehouden pleidooi voor een discriminerende wetswijziging kan derhalve, ook al kan dergelijke wetswijziging slechts tot stand komen op de door de Grondwet voorziene wijze, ongetwijfeld als een algemene aanmoediging tot het bedrijven van discriminatie worden aangezien.”

-2-            Democratisch Finland
Aangezien de Finse parlementsverkiezingen overdonderend gewonnen werden door de “Ware Finnen” (waarbij “waar” ginds eigenlijk “basis”, maar ook “rechtschapen” betekent), werd deze partij automatisch betrokken bij de regeringsonderhandelingen.

De overwinning werd in Europa als een schok ervaren, niet zozeer omdat “Ware Finnen” een protestpartij is, maar omdat dit protest regelrecht tegen Europa gericht is. In haar programma staat onder meer dat het lidmaatschap van de Europese Unie niet in de Grondwet opgenomen mag worden en dat Finland geen bijkomende financiële steun zal geven aan het steunfonds voor de euro (nu voor Portugal).
Omdat Finse parlement ondertussen toch instemde met extra steun, trokken de “Ware Finnen” zich bijgevolg terug uit de coalitiebesprekingen, die nu moeizaam gevoerd worden met minstens vijf, vaak sociaaleconomisch erg verschillende partijen die nodig zijn om een meerderheidsregering te vormen.

Toen de regelgeving tot stand kwam met betrekking tot eventuele financiële steun aan noodlijdende lidstaten van de Europese Unie, waren de Finnen zo slim om te eisen dat de goedkeuring van elke solidariteit zou gebeuren door hun eigen parlement, en niet door het Europese, laat staan door een of andere ondemocratische Europese instelling!
Omdat dergelijke hulp unaniem toegewezen wordt, gaf het Finse parlement zichzelf met andere woorden een vetorecht.
De hiertoe opgerichte grote Finse parlementaire commissie - waarin de “Ware Finnen” nog ondervertegenwoordigd waren - gaf het parlement nu het advies om in te stemmen met de hulp aan Portugal, maar de Finse uittredende regering had wel een wisselmeerderheid nodig en dus de steun van de sociaaldemocraten om het voorstel te laten passeren.

De “Ware Finnen” willen geenszins dat Finland zich uit de Europese Unie terugtrekt, maar zij willen een Europa van fiere volkeren, dat respect heeft voor de nationale democratieën; en ze minachten de slappe volkeren die hun beslissingsmacht afstaan aan de eurocraten.
Enkel Vlaanderen was met het Vlaams Belang de “Ware Finnen” voor in het aanklagen van de ondemocratische, en dus burgerlijke en neoliberale laissez-faire immigratiepolitiek. Maar terwijl in Vlaanderen het Vlaams Belang slachtoffer werd van het cordon sanitaire, reageerde Finland door geen enkele “allochtoon” op een verkiesbare plaats te zetten op geen enkele verkiezingslijst.

Had het aan de “Ware Finnen” gelegen, dan hadden zij een coalitie gemaakt met de centrumpartij en met de sociaaldemocraten, met wie zij zowel de kritiek op de immigratie als op Europa delen.
De “Ware Finnen” zijn misschien cultureel conservatief, maar sociaaleconomisch zijn ze links, omdat ze een sociale welvaartspolitiek wensen, opkomen voor pensioenen, enzovoort.

-3-            Democratisch Hongarije

Vorig jaar ontstond er in Europa ook commotie toen de ex-communistische regering na acht jaar corruptie door het Hongaarse volk weggestemd werd en de “rechtse” premier Orban een twee derde (!) meerderheid haalde in het parlement.
Orbans partij Fidesz kondigde meteen aan dat de Grondwet zou gewijzigd worden en dat deze formeel zou breken met het communistisch verleden van het land. Het is ondertussen duidelijk dat een zeer ruime meerderheid der Hongaren hier effectief mee instemt.
Het Hongaarse parlement stemde ook een nieuwe perswet, die de regering onder meer toeliet nieuwe raden van bestuur van de televisiezenders te benoemen.
Terwijl in alle West-Europese landen na verkiezingen de bestuur-raden van de omroepen in overeenstemming gebracht worden met de verkiezingsuitslagen, was nu het kot te klein en werd Hongarije een dictatuur genoemd.

In de nieuwe Grondwet worden ook de basisgegevens van de Hongaarse identiteit vastgelegd: Hongarije erkent en eerbiedigt bijvoorbeeld de westerse christelijke waarden.
De Grondwet bepaalt ook dat Hongarije gedurende 46 jaar ophield te bestaan, namelijk tussen 19 maart 1944 (Duitse bezetting) en 2 mei 1990 (eerste vrije verkiezingen na de Sovjet bezetting), zodat het land geen enkele verantwoordelijkheid treft voor alles wat in die periode gebeurde. (Zeg daar dus nooit dat de Russen het land van de nazi’s bevrijdden!)

Terwijl andere Oost-Europese landen die laatste vondst waarderen, ergert het Europarlement zich aan het christelijk uitgangspunt van de nieuwe Grondwet, dat bijvoorbeeld het homohuwelijk of misschien zelfs abortus uitsluit.
(Het staat nog niet vast dat abortus verboden zal worden, maar men mag niet vergeten dat de Hongaren abortus associëren met het communisme. (Le Monde, 17 april 2011))
Het ziet er in elk geval naar uit dat de “Verenigde Staten van Europa” beter rekening houden met het subsidiariteitsprincipe en met het Duits Grondwettelijk Hof accepteren dat “de voor de democratische zelfbeschikking essentiële wetgevende bevoegdheden” dan ook niet op het niveau van de Unie uitgeoefend worden.
N*A*O* denkt hierbij aan gezondheidszorg, onderwijs, openbare veiligheid, pensioenen en sociale zekerheid, maar de Hongaren beslisten autonoom om daar zeker hun geschiedenis, hun morele inzichten en geloofsovertuiging aan toe te voegen.

-4-            Democratisch Kroatië

De politieke klasse in Kroatië meent dat het land er alle belang bij heeft om toe te treden tot de Europese Unie, maar durft daarover geen referendum organiseren, omdat dat wellicht een negatief resultaat zou opleveren.

De mensen staan er duidelijk niet meer te springen om op te gaan in de Europese Unie en ze stellen vast dat de twee Europese landen die nooit interesse hadden om lid te worden, Noorwegen en Zwitserland, veruit de welvarendste van het continent zijn.
In de hoofdstad zijn er permanent anti-Europese demonstraties van nationalisten en linkse antiglobalisten.
De antiglobalisten gebruiken protectionistische argumenten: de kwetsbare kleine Kroatische bedrijven zullen nooit kunnen concurreren op de internationale vrije markt eens Kroatië toetreedt tot de EU. De Kroatische banken zijn trouwens al gedeeltelijk in Duitse handen.
De nationalisten geloven wel in de voordelen van het lidmaatschap, zoals buitenlandse investeringen, modernisering en tewerkstelling, maar vrezen dan weer het verlies van hun autonomie en hun christelijke identiteit. De Kroaten zijn danig geschrokken van de recente Europese haat tegen hun historische bondgenoot Hongarije!

Maar vooral de veroordeling door het Joegoslavië-tribunaal tot 24 jaar gevangenisstraf van de nationale held Ante Gotovina wegens schendingen van de mensenrechten is in het verkeerde keelgat geschoten.

Toen Joegoslavië uiteenviel en de verschillende deelstaten, waaronder Kroatië, bij referendum hun onafhankelijkheid uitriepen, viel Servië in 1993 het zuidelijke Krajina binnen. In 1995 beval president Tudjman opperbevelhebber Gotovina de Krajina te heroveren. Deze klaarde de klus in twee dagen en werd overvloedig gedecoreerd.
Omdat hij de Servische bevolking gedwongen had Kroatië te verlaten en daarbij 150 doden vielen kwam er een klacht tegen hem. Hij vluchtte, maar werd verraden en gearresteerd.

Zelfs de meest gematigde Kroaten beschouwen de veroordeling van hun held als een belediging: zij steken dan ook Europese vlaggen in de fik in hun hoofdstad.
Ongezien in een “kandidaat-lidstaat”!

Zou dit voorval een rol spelen in de meningsvorming van Theodore Dalrymple? “Ik ben tegen Europese belastingen. Dat zou geen goede zaak zijn. Als we niet uitkijken, komt er weer oorlog in Europa.” (Knack, 11 mei 2011)

Nijdig Polleke Goossens reageert daarop met de typisch “linkse” ontkenning van de realiteit: “Dalrymple (..) waagt zich hier aan een Europese karaktermoord. Terwijl Europa altijd een vredesproject was, wordt het door Dalrymple even tot een bedenkelijke en gevaarlijke stokebrand gedegradeerd.” (De Standaard, 14 mei 2011)
Allez?!

Dat de conservatieve psychiater en welzijnswerker, en persoonlijke held van de Vlaamse wever Bart, vorige week een column kreeg in De Standaard, is ondenkbaar voor de bekrompen en tot fascisme neigende “linkse” opiniemakers, waaronder ons Polleke.

Dalrymple presteerde het om in zijn eerste schrijfsel te beweren dat rock aanzet tot geweld, met de algehele razernij van de luie en onderontwikkelde “progressieve” meute tot gevolg.


De Naamloze rocker Achter Ons kan zelf alleen maar lachen om Dalrymple’s eerlijke klacht, die hem onwillekeurig doet denken aan de onovertroffen stijl van die andere misantroop Arthur Schopenhauer, die ook voortdurend door lawaai getergd werd, zoals men kan lezen in zijn prachtige “Er is geen vrouw die deugt”…

Alvorens zo slap en hysterisch te keer te gaan zou “links” beter eindelijk eens moeite doen en de conservatieve Dalrymple ernstig van antwoord dienen.
De Naamloze A*O* heeft daar nu niet de tijd voor, maar maakt daar alvast een begin mee.
Theodore Dalrymple werkte vroeger aan de onderkant van de Britse samenleving. Hij vindt dat men heroïne- en alcoholverslaafden moet stigmatiseren, omdat dat de enige manier is om hen zichzelf te laten ontwennen. Mishandelde vrouwen verwijt hij haar dubbelzinnig gedrag tegenover agressieve mannen. Hij hekelt de vrije liefde, vooral vanwege de verwoestende gevolgen ervan voor de onderklasse. Hij bekritiseert de criminologie: “De criminologie verhoudt zich meestal tot de misdaad zoals Hitler tot de Franse maarschalk Pétain.” Het cultuurrelativisme zorgde ervoor dat de enige redding uit de miserie, de traditie en vooral het onderwijs, het lieten afweten…

In zijn jongste boek “Door en door verwend” valt Dalrymple de slachtoffercultuur van onze sentimentele samenleving aan.

Dalrymple keert zich in zijn boek tegen de romantische filosofie van Jean-Jacques Rousseau, die er verantwoordelijk voor zou zijn dat men kinderen geen zelfbeheersing meer bijbrengt. Men leert hen integendeel om permanent hun emoties te uiten. En het gevolg daarvan is niet alleen dat er verwarring ontstaat tussen de gevoelens zelf en de uiting ervan, maar ook dat sentimentaliteit dwingend en inflatoir wordt. Een voorbeeld daarvan zijn de VRT-nieuwsankers, wier sentimentaliteit uiteindelijk onze gevoelens versterken! Sentimentaliteit is zelfgenoegzaam en narcistisch en stompt daarom onze fantasie af en uiteindelijk ons inlevingsvermogen in onze medemensen. Sentimentaliteit gaat hand in hand met populisme, dat onze gevoelens oproept om essentiële problemen weg te kunnen moffelen. Sentimentaliteit bevoordeelt slachtoffers, die alles gepermitteerd wordt, zodat op dictatoriale wijze niet alleen zondebokken aangeduid worden, maar ook iedereen die zijn gevoelens niet op de voorgeschreven manier uit gediscrimineerd wordt.

Niemand zal betwijfelen dat de hedendaagse pampercultuur (en evengoed de Vlaamse transfers naar Wallonië) alleen maar tot meer afhankelijkheid leidt, en evenmin dat de alleen maar in bendes functionerende zielenpoten die het domein van Hofstade terroriseerden niet criminologisch verontschuldigd moeten worden.
Maar men moet wel de vraag stellen of Dalrymple’s analyse scherp genoeg is?
Is onze sentimentaliteitscultus eerder het gevolg van de christelijke caritas, die hij toch als een onderdeel van onze Europese culturele traditie opvat, dan wel van het socialistische collectivisme, dat hij als liberaal ten zeerste bestrijdt?
Of is het de door hem verdedigde vrijemarkteconomie die om de consumptie te garanderen ons aanport om onszelf niet te beheersen en onze driften te bevredigen?

De Naamloze Achter Ons concludeert dat Theodore Dalrymple, ondanks zijn schitterende pen, ons voorlopig op theoretisch vlak nog in de steek laat…

-5-            Democratisch Schotland

Meerdere Vlaamse compromisgeile, nooit “neen” zeggende, dus hoerige “staatsmannen” en -vrouwen konden nog voor de schokgolf van de Belgische federale verkiezingen van 2010 ontsnappen naar Europa. Eén van hen is Ivo Belet, die nu de N-VA plechtig oproept om op te houden mee te huilen met het anti-Europees “populisme”: “in het besef ook dat de EU zonder enige twijfel de beste garantie blijft voor het behoud van onze welvaart.” (De Morgen, 23 mei 2011)
Wel wel, de Europese Unie doet echt krampachtig haar best om ons te doen geloven dat onze toekomst in het verenigd Europa ligt… en probeert daarmee te ontkennen dat de geschiedenis duidelijk de andere kant opgaat.
Juist het etnisch nationalisme zet de toon in Europa…
Eerst splitste Sovjet-Rusland in vijftien autonome staten. Na de invoering van de democratie ontbond ook Joegoslavië. In Tsjecho-Slowakije besloten in 1992 de Tsjechische en de minder rijke Slowaakse politici (die blijkbaar veel trotser zijn dan onze Walen) om te scheiden na de val van de communistische dictatuur, nadat ze geen gezamenlijke regering meer bleken te kunnen vormen.
Daarna was het aan West-Europa: Catalonië, Baskenland, maar ook Noord-Italië en Vlaanderen worden ongeduldig om onafhankelijk te worden. In gidsland Nederland krijgen ook de Friezen volledige culturele en linguïstische autonomie.
Maar in West-Europa staat Schotland ongetwijfeld het verst op de weg naar zelfstandigheid.

Eerst en vooral mag men niet vergeten dat Schotland bij Engeland hoort door een verdrag dat in 1707 tussen beide staten afgesloten werd en dus altijd gewijzigd kan worden.
Sindsdien behield Schotland meerdere essentiële autonome elementen, zoals een eigen rechtssysteem, onderwijs en universiteiten, presbyteriaans-calvinistische religie, en zelfs een eigen munt, het Schotse pond, voor intern gebruik.
Vraagt men een Schot waar hij vandaan komt, dan zal hij altijd – in tegenstelling tot een onderdanige Vlaming die immer “België” zegt – “Schotland” zeggen!
Op 6 mei wonnen de Schotse nationalisten (SNP) overtuigend de verkiezingen voor het Schotse parlement. Met een volstrekte meerderheid van 69 op 129 zetels deden ze de “Britse” partijen (Labour, conservatieven en liberalen) serieus in het zand bijten. Enkel de groenen, die in Schotland wel nationalistisch zijn, hielden stand.

Premier Salmond bereidt een referendum voor over de onafhankelijkheid van Schotland.
Omdat zoals overal ter wereld Jan-met-de-pet begrijpelijkerwijze eerder angstig is, is het helemaal niet zeker dat de SNP dit referendum zal winnen (4), maar Salmond zal zijn voornemen natuurlijk vooral als drukkingsmiddel gebruiken om zoveel mogelijk concessies af te dwingen van de Britten. Een “minnelijke schikking” als het ware…
Er wordt nu al duchtig onderhandeld over verregaande fiscale autonomie en bevoegdheidoverdrachten.
Schotland laat zich goed betalen om bij Groot-Brittanië te blijven. In het Verenigd Koninkrijk lopen de transfers immers van zuid naar noord.
Dit betekent echter niet dat Schotland een bedelaarsnatie is. In ruil voor de royale Britse bijstand, stond Schotland de volledige opbrengst van de olieproductie uit de Noordzee af aan de Britse schatkist. Moest er een kink in de kabel komen zodat de transfers zouden opdrogen, dan kan Schotland gemakkelijk overleven dankzij deze olieopbrengsten.

De Schotse cultuur is au fond links. De Schotse kerk is in feite vrijzinnig protestants. De laatste Engelse communisten waren Schotten. Voor het succes van de nationalisten was Labour er de belangrijkste partij.
Een idee voor Vlaanderen?

-6-            Democratisch Nederland

De Nederlandse minister van Sociale Zaken Henk Kamp van CDA wil dat immigranten (ook uit Europa) pas kunnen genieten van de sociale zekerheid (met uitzondering van gezondheidskosten) als ze vijf jaar in Nederland werkten en de Nederlandse taal machtig zijn. Zodra immigranten een inburgeringscursus volgen zouden ze wel van een voorlopige uitkering kunnen genieten.

Is hier iets op tegen?
De door Ivo Belet hooggewaardeerde Europese Commissie is, zoals het te verwachten en te voorzien was, natuurlijk tegen deze Nederlandse plannen, die zouden indruisen tegen de Europese regels inzake het vrij verkeer van mensen.

Wat is het trotse Nederlands antwoord op deze Europese kritiek?
Nederland spoort Europa aan om zijn reputatie in Nederland wat meer te verzorgen en niet te veel “Europees” verzet te bieden tegen de Nederlandse maatregel…

* * *

De Nederlandse minister van Financiën De Jager, ook van CDA, heeft in naam van de regering de Europese begroting afgewezen omdat deze met vijf procent stijgt ten opzichte van vorig jaar. Aangezien Europa streng toeziet op de begrotingen van de lidstaten, moet het zelf het goede voorbeeld geven. De Jager dreigt er zelfs mee de Europese instellingen lam te leggen met een Nederlands veto.

Wanneer zullen de Brusselse eurocraten het signaal van de burger eindelijk begrijpen? Hoeveel “rechtschapen Finnen” moeten er nog komen, nu eveneens de Britse regering de Europese begroting verwierp en ook Zweden en Duitsland hetzelfde dreigen te doen?

                                                                              * * *
De Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken Donner, opnieuw van CDA, bereidt een herziening van de taalwet voor, waardoor het spreken en schrijven van het Fries in Friesland opgewaardeerd wordt tot een formeel recht. Friezen zullen altijd en overal in Friesland kunnen eisen om in hun taal te woord te worden gestaan. Gerechtelijke procedures en officiële stukken zullen dus meer en meer in het Fries uitgevoerd worden. Het onderwijs zal in belangrijke mate in het Fries gebeuren.
De autoriteiten, ambtenaren op alle niveaus, maar ook alle andere dienstverleners (zoals bijvoorbeeld artsen en verpleegkundigen) zullen tweetalig Nederlands-Fries moeten worden!

Is daar een probleem mee?
Nederland: gidsland!

Henk Kamp, Jan Kees De Jager en Piet Hein Donner: dat zijn drie CDA-ministers. Wat zou Tom “bakkebaard” Lanoye daarvan vinden?

In het opiniestuk “Van het konijn en de boa constrictor” schreef Lanoye immers: “De kern van deze hele crisis draait niet eens om de wankele Belgische structuur of de overmoedige Vlaamse elite, maar om de stuurloze christendemocraten.” De theatrale auteur meent dat de Vlaamse christendemocraten geen bestuurders meer zijn, omdat CD&V “zonder inhoudelijk doel of ideologisch kader” zit. Dit kader definieert hij als “de macht in het centrum,” waarbij hij natuurlijk aan de legendarische compromisbereidheid van de oude CVP denkt. (De Standaard, 29 januari 2011)
De Nederlandse christendemocraten lijken anders niet zeer compromisbereid en ook onze oude CVP-minister van Staat Leo Tindemans komt daarvan terug. Hij bekritiseert Rik Torfs, de nieuwe CD&V-ideoloog: “Hij zegt dat het wezen van de christelijke volkspartij erin bestaat dat wij per definitie naar het compromis zoeken. Ik zeg: pas op voor de politicus die alleen maar over een compromis spreekt. Dat is het teken dat hij aan het proberen is zijn opvattingen naar buiten te dragen. (..) Natuurlijk moet je op tijd en stond naar een compromis toe werken. Maar een politicus die “het compromis” voorstelt als zijn basishouding? Doet die dat niet om te verbergen dat hij zelf weinig te zeggen heeft? Het zoeken naar een levenshouding lijkt voor Rik Torfs niet zo belangrijk te zijn.” (De Morgen, 21 mei 2011)

Tom Lanoye’s denken blijkt aangetast te zijn door de filosofie van de “roestige vadsigheid” van de butler-met-CVP-allure. Hij mijmert over de vervlogen tijden waarin hij omringd door het jongensnetwerk van Humo zijn gal kon spuwen over de tjevenmentaliteit van de christendemocraten, die hij er nu - jammer genoeg voor de allerlaatste keer - nog eens van langs kan geven.
Hij merkt niet dat de tijden veranderd zijn en het volk en de Naamloze Achter Ons veel mondiger werden en hun democratische rechten opeisen.

Omdat Lanoye zelf deel uitmaakt van de twintig procent genetische Vlaamse collaborateurs met het Franstalig Front, is hij natuurlijk ook blind voor het feit dat alleen in het in afhankelijkheid gehouden Wallonië de drie archaïsche politieke partijen nog kunnen gedijen en het moralistisch gezwets over solidariteit en compromis kan aanslaan.

In het eerste deel van zijn tekst is Lanoye’s gespeelde, want literair gestroomlijnde woede nog niet gekanaliseerd in de richting van CD&V en hakt hij redeloos en nog machteloos in op de N-VA.
Zijn verbale diarree bevat woorden als “georganiseerde kanker,” “malafide techniek,” “schandalig gemanipuleerde cijfers,” “anti-intellectualisme,” “grootste idioten,” “paranoïde,” of “versteende Vlaamse Beweging,” hetgeen aardig lijkt op de typische haatmail van de lezersfora.

Ook in een eerder artikel in “De Morgen” (15 januari 2011) richtte hij zich nog rechtstreeks met zijn in salpeter gedrenkte pen tegen de N-VA: “Quousque tandem abutere, Bart De Wever, patientia nostra?

Zelf moeders liefste koorknaap zijnde noemde hij Siegfried Bracke een “diva” en “een plattelandskoster met een Richelieucomplex”. Nochtans lijkt hij, die zoals die andere socialist Pascal Smet ook afkomstig is van “over ’t water”, en die eenvoudige boeken schrijft om de spreekbuis te kunnen zijn van het Antwerps  bakfietsmilieu, aan dezelfde aandoening te lijden, aangezien hij zichzelf tijdens de opening van het MAS samen met de verkozen burgemeester de onverkozen vertegenwoordiger van Antwerpen beschouwde, voor wie honing Albert wel eens wat moeite mocht doen.

Lanoye, van wie toch vermoed kan worden dat hij zelf de vagina, dus het “andere” vreest (hetgeen popanalytisch “angst voor separatie” genoemd wordt), tracht zijn lezers ook bang te maken, maar dan voor de separatie van Vlaanderen en Wallonië.

Natuurlijk fulmineert hij ook tegen Dalrymple, die volgens Lanoye cynisch werd als buurtwerker en daarom “een over het paard getilde nageboorte van Margaret Thatcher” is. Tom Lanoye, die zich volgens N*A*O* niet eens inzette in het “Roze Huis” in Antwerpen, stelt daar Barack Obama tegenover, die ook als welzijnswerker begon… maar die niet cynisch geworden zou zijn?! Akkoord Obama verdient niet zoveel als de “natte dweil”, maar wel bijna zoveel.
En dan komt de aap uit de mouw, hét Obama-citaat: “This land was built on compromise.” De Naamloze Achter Obama weet maar al te goed dat het zijn salaris en macht zijn die de president behoeden voor het diepste cynisme, dat hem overviel sinds hij de rotste compromissen moet sluiten met zijn tegenstanders en met het militair industrieel complex, om slechts de meest verwaterde versie van zijn eigen partijprogramma erdoor te krijgen. Het is zoals Lance Bennett het zegt: “Het valt moeilijk te begrijpen, maar een belangrijke vraag in de Amerikaanse politiek is hoe taai je bent. Are you tough enough.” (Knack, 25 mei 2011)

Tom Lanoye, die zelf met een dominante moeder opgeschept zat, vergelijkt de wever Bart met Hamlet: “Tomeloze dadendrang, maar op het moment van handelen slaat de existentiële schijterij toe.” De Naamloze Achter O* meende dat Tom Shakespeare kende, maar lijkt zich vergist te hebben.
Tom Lanoye is een schuttingtaal gebruikende poseur met bakkebaarden geworden, die zowel Shakespeare’s Hamlet, als Vlaanderens wever Bart op een volkomen voorbijgestreefde wijze interpreteert.
Hoe kan hij nog beweren dat Hamlet aarzelt, terwijl hij godverdorie drie moorden pleegde, rechtstreeks verantwoordelijk is voor twee andere, onrechtstreeks voor Ophelia’s waanzin en dood, en bovendien zijn dominante moeder grondig schoffeerde.
Zo zwak is Hamlet dus niet. En Bart al evenmin.

Hamlet aarzelt nooit: hij “hapert”. Hamlet zegt zelf wat hem scheelt: “Yet I, a dull and muddy-mettled rascal, peak like John-a-dreams, unpregnant of my cause, and can say nothing.” Hamlet aarzelt niet om daden te stellen, maar hij kan of wil niet spreken, zodat hij nooit de ware toedracht van de gebeurtenissen aan het licht brengt en zijn omgeving er voortdurend het raden naar heeft wat er zich werkelijk afgespeeld heeft.
Hamlet en Bart doen het dus niet in hun broek, maar in tegenstelling tot Tom Lanoye’s verbale schijterij, haperen hun tongen.

Waarom zwijgt Hamlet? Is dat omdat hij door de waarheid te verhullen uiteindelijk zijn moeder wil sparen, hetgeen juist typisch is voor homo’s…
Neen, Hamlet geeft zelf de reden waarom hij niet spreekt: ik ben “unpregnant of my cause.”
Hamlet speelt een rol waar hij niet achter staat, zodat hij zijn daden ook niet kan verdedigen. Hij is een figuur die gevangen zit in een wereld met Middeleeuwse trekken die zijn wereld niet meer is. Hij kan niet meer opgaan in zijn rol. Wanneer Hamlets moeder hem vraagt waarom zijn houding zo anders lijkt, antwoordt hij: “Nay, it is. I know not ‘seems’.” Hij kent geen schijn.
En dit maakt Shakespeare’s stuk zo onweerstaanbaar nieuw: Hamlet doet wat hij moet doen, maar hij kan dat niet langer beamen met zijn woorden, die dus haperen. Het toneelstuk tast het geloof en het vertrouwen aan dat de klassieke wereld (die een schouwtoneel is) waarachtig is. Er worden daden gesteld, maar er is geen waarheid meer voor Hamlet die trouwens eerder het hof verliet om in Wittenberg te gaan studeren. Shakespeare’s toneelstuk is daarom geen tragedie meer… en daarmee zeer modern.

En dat is natuurlijk wat Tom Lanoye wil: dat de wever Barts opkomst op de klassieke Belgische scène tragisch afloopt. Maar de wever Bart is zoals Hamlet een politieke figuur die niet meer past in de feodale Belgische constructie. Hij gelooft niet meer in theater en is in tegenstelling tot Lanoye niet obsceen. Hij zwijgt…
En daarom begint Tom Lanoye te tateren. In de hoop dat de oude Belgische wereld toch nog zin kan hebben en herkenbaar blijft.
De wever is week omdat hij medelijden had met Sarah Palin en zijn kiezers niet durft teleurstellen, zoals Dehaene en Tobback dat wel konden.

Wat een vroegoud moederskind is Tom Lanoye toch! Dehaene en Tobback konden toen nog hun kiezers en de Naamloze Achter Hen bedotten, die dat nu echter niet meer accepteren!
Juist daarom zwijgt de wever Bart: hij past niet meer in het ouderwetse paternalistisch systeem van cynische Belgische politici en hun onmondig kies-vee.

Lanoye, die vaak in Zuid-Afrika vertoeft haalt ook Nelson Mandela aan als iemand die  niet vies was van het compromis. En inderdaad, Avishai Margalit toont in “On compromise and rotten compromises” overtuigend aan dat het door Mandela geaccepteerde compromis effectief een degelijk compromis was.
Maar Tom beargumenteert niet ernstig wat dan voor de wever Bart een acceptabel compromis kan zijn. Een compromis is blijkbaar altijd goed op zich.
Het enige wat hij daarover zegt is dat aangezien de Vlamingen niet zo hevig van zich laten horen dan indertijd de Zuid-Afrikanen, het compromis ook niet zo verregaand moet zijn.
Die andere belgicist, professor Blommaert, zou – indien hij consequent is - ongetwijfeld chargeren dat deze sentimentele en populistische redenering Lanoye tot een fascist maakt.
Natuurlijk zijn wij er niet slechter aan toe  dan de Zuid-Afrikanen, maar daarom beloofden onze politici ons ook heel andere zaken dan Mandela zijn volk. Bovendien laten de Vlamingen wél van zich horen, zij het door middel van verkiezingen: kijk maar naar het toenemend stemmenaantal van de V-partijen.

Uiteindelijk gaat Tom totaal de mist in. Hij meent dat Vlaanderen meer zou moeten investeren in de promotie van zijn cultuurproducten in Wallonië, omdat hij daar toch interesse voelt voor de werken van een aantal van zijn vrienden KVS-artiesten. “We grijpen de kansen te weinig omdat Vlaanderen wel culturele akkoorden heeft met zowat ieder land ter wereld, tot Mongolië toe, geloof ik, maar niet met Wallonië.”
Weet Tom dan niet dat Vlaanderen al meer dan tien jaar aandringt op zo’n cultureel verdrag, dat echter door Wallonië hooghartig geweigerd wordt omdat het de in 1963 grondwettelijk overeengekomen taalgrenzen niet erkent?!

Hoe kan hij zo naïef zijn?
Maar onbewust begrijpt hij misschien wel waarom hij en zijn artistieke vrienden desondanks op Franstalige interesse kunnen rekenen: “omdat het net die belgitude zo correct vat.”

-7-            Ondemocratisch establishment

Die eeuwige “belgitude”, dat gefoefel en geprofiteer, bestaat ook in de politiek zelf.

Met de politieke “belgitude” heeft de Naamloze Achter Ons het over de vicieuze cirkel, die de particratie in België is. Zij is het noodzakelijk gevolg van de niet democratisch functionerende Belgische constructie, die om haar permanente instabiliteit te kunnen beheersen altijd nood zal hebben aan de binnenskamerse conferentie en het gemarchandeer van de partijvoorzitters. En zij is wegens het inherente gefoefel en geprofiteer zelf de oorzaak van de voortschrijdende inefficiëntie en uitholling van de democratie.
Bart Brinckman: “Handboek Politieke Partijen, het imponerende doctoraat van Dajo De Prins (UAntwerpen) dat maandag werd voorgesteld, bezorgt anderzijds de stelling van Van Reybrouck (5) een karrenvracht aan munitie. De manier waarop partijen worden gefinancierd, ‘bevrijdt hen van een maatschappelijke verankering’. Die zit. De overheid draait op voor 85 procent van het partijbudget. Elk jaar ontvangen de diverse politieke formaties zo’n 55 miljoen euro. De partijen verzeilen niet alleen in de klauwen van de staat, de burgers worden absoluut niet aangemoedigd om (bijvoorbeeld via schenkingen) enige invloed uit te oefenen.
De Prins ziet hier een grondwettelijk probleem inzake vrijheid van vereniging. Men kan zich inderdaad de vraag stellen in hoeverre die vrijheid wordt gegarandeerd, als een organisatie zich haast volledig afhankelijk maakt van de overheid. Het grondwettelijk hof in Duitsland vindt onomwonden dat een partij slechts voor de helft kan teren op belastinggeld. Een nog belangrijker probleem appelleert aan het wezen van de democratie zelf. Comfortabel eten uit de staatsruif maakt partijen lui.
Waarom zou ze zich nog moe maken voor de militant? Zijn bijdrage is verwaarloosbaar.” (De Standaard, 25 mei 2011)

Politoloog Bart Maddens zegt hetzelfde: “Ook in dit opzicht is België een vreemde eend in de bijt: het komt bijna nergens voor dat politieke partijen haast uitsluitend uit de hand eten van de overheid. De meeste democratieën streven naar een gezonde mix van publieke en privé-financiering. Partijen mogen niet louter afhankelijk zijn van giften omdat dit leidt tot corruptie. Maar ze mogen ook niet al de middelen in de schoot geworpen krijgen, want op die manier worden ze lui en verliezen ze hun maatschappelijk draagvlak.
Het is blijkbaar typisch Belgisch dat de partijen hun financiële lot niet in de handen van de burgers durven te leggen. Hadden ze dat wel gedaan, dan was de kloof tussen burgers en politiek vandaag wellicht niet zo groot gewest.” (De Standaard, 19 mei 2011)

Rik Van Cauwelaert: “Bovendien zijn er de partijbelangen en de gedeelde belangen. Want samen vormen de traditionele partijen een groep die het Belgische beleidsniveau bezet houdt, geregeld de buit onderling verdeelt en omzeggens niemand, ook het federale parlement niet, uitleg is verschuldigd.
De traditionele partijen hebben bovendien verplichtingen. Want zij functioneren als uitzendbureaus voor leden die een hoge bestuurlijke functie ambiëren. Het is een nog steeds geldende bedenking ooit gemaakt door Bart Tromp, de huisideoloog van de Nederlandse PvdA.” (Knack, 9 maart 2011)

CD&V

Zoals gezegd liet de negentig jarige minister van Staat Leo Tindemans nog eens van zich horen. Hij verdacht de nieuwe CD&V-ster Rik Torfs er meteen van een uitverkoop van de christendemocratische opvattingen te houden en het gouden kalf van het compromis te aanbidden.
Voor de Naamloze A*O* komt de oude Leo nog vrij fris over, terwijl de jonge garde al vroeg rot is en dat met coole bakkebaarden tracht te verbergen. Zelfs de jonge politoloog Carl Devos zegt over N-VA dat deze partij de “psychologie van een kleine strijdpartij” heeft, “niet van een partij die verantwoordelijkheid voor het land moet dragen en dus zwaar op haar programma moet inboeten.” (Knack, 9 maart 2011)

Politiek bedrijven is met andere woorden kunnen inboeten op het partijprogramma in plaats van trots te vechten voor het partijprogramma.
Ten allen tijde tot een compromis bereid zijnde kwezels als Tom Lanoye moeten de na de op hem gepleegde karaktermoord herrezen “verliezer” Yves Leterme wel erg bewonderen, omdat hij er immers in slaagde werkelijk het complete CD&V partijprogramma op te offeren.
Deze opofferingsbereidheid heeft natuurlijk tot gevolg dat de traditionele politieke partijen allemaal op elkaar beginnen te lijken, zodat het toch niet verwonderlijk is dat het kies-vee “zo volatiel als een vlucht regenwulpen onder een donderwolk” wordt, zoals Lanoye schrijft? (De Standaard, 29 januari 2011)

Uiteindelijk is Leo Tindemans nog te vriendelijk voor Rik Torfs, die samen met Inge Vervotte een discussietekst schreef om de christendemocratische ideologie te verfrissen.
Want de tekst is misschien een vage en banale woordenkramerij, die het gladde compromis-denken zou moeten onderbouwen, maar de maker ervan komt wel eens cynisch uit de hoek: “Bijvoorbeeld de redenering: ‘moslims kunnen hier vrij zijn, maar zijn christenen ook vrij in Saoedi-Arabië?’ Wel, dat laatste interesseert me niet.” (De Standaard, 30 april 2011)

Het compromis-denken van CD&V kan men beter immoreel moralisme noemen. Het was te verwachten dat Rik Torfs in hetzelfde interview met het volgende op de proppen zou komen: “Is dit een communautaire impasse? Of draait het om de vraag of politici al dan niet in staat zijn een compromis te sluiten?” (De Standaard, 30 april 2011)
Het compromis om het compromis: zonder de vaststelling van de ideologische grens waar men niet over gaat, zoals Christus het ons geleerd heeft. Een compromis tussen goed en kwaad, kan alleen maar kwaad zijn. Ik pik iets van u en als compromis geef ik er een deel van terug. Het is duidelijk dat voor de nieuwe CD&V goed noch kwaad bestaat.

S.P.a

Overal in Europa worden de sociaaldemocraten in de verdediging gedrongen, ook in Vlaanderen. De Duitse filosoof Peter Sloterdijk vindt dat niet zo verwonderlijk, omdat de Europese landen in feite sociaaldemocratisch werden, en de socialistische partijen in zekere zin overbodig geworden zijn.
Maar in Vlaanderen gebeurt dat toch ietsje meer… Waarom?
Omdat de Belgische particratie en de kloof tussen burger en partij die er het gevolg van is des te zwaarder doorwegen voor een partij die met name het volk beweert te vertegenwoordigen.

Nadat de losgeslagen S.P.a in de handen was gevallen van de populist Steve Stevaert, duidde hij Caroline Gennez, na een weekendje uit met haar, aan als ondervoorzitter van de partij.
Toen de S.P.a bij de verkiezingen van 2007 een derde van haar stemmen verloor, bombardeerde de totaal ontredderde Johan Vande Lanotte haar tot voorzitter.
Bijna iedereen, ook binnen de partij, weet ondertussen dat Gennez niet geschikt is voor die opdracht en daarom zo snel mogelijk moet verdwijnen. Zij lijkt meer op een studente die wat socialistisch aandoende praat uit haar hoofd leert en de ene blunder na de andere begaat.
Laatst dacht ze de immer aandacht behoevende Tom Lanoye, die het letterwoord N-VA al verbasterd had tot Nieuw-Vlaamse Elite (N-VE), naar de kroon te kunnen steken en had het in haar één mei-toespraak over de Nieuw-Vlaamse Arrogantie. Leuke woordspeling, dat wel, maar tegelijk een voorzet die de wever Bart er maar in te koppen had.
Walter Pauli: “dwaasheden. Voorop Gennez' ranzige suggestie dat de N-VA straks scholen zal belonen die negertjes buiten smijten. Als op diezelfde 1 mei N-VA-voorzitter Bart De Wever zegt dat dat "een gebrek aan stijl en niveau is", dan geeft heel Vlaanderen hem gelijk, ook de meeste kiezers die sp.a stemmen, of stemden.” (De Morgen, 2 mei 2011)

Iedereen weet dat ze weg moet, maar ze wil niet weg, en omdat ze al zolang talmde nam de vernedering die haar vertrek voor haar zou betekenen ondraaglijke proporties aan. Het kost haar minder energie om te blijven geloven dat een federale ministerpost er nog inzit, vooral omdat haar cynische entourage dit geloof bekrachtigt: men weet maar nooit dat zij dan haar kabinet kunnen vormen.

Toch verwacht men een voorzitterswissel bij de S.P.a in het najaar en de Naamloze Achter O* hoopt dat tegen dan met Gennez meteen ook hun belgicisme door de socialisten van de hand gedaan wordt, omdat links Vlaanderen nu eenmaal recht heeft op een socialistische partij – een rol die nu op tegennatuurlijke wijze opgenomen wordt door de N-VA.
De Waalse socialisten laten ook altijd de Waalse regionale belangen primeren boven de Belgische – dus wat men ook moge beweren: Wallonië is niet minder nationalistisch dan Vlaanderen.

De Naamloze hoopt dat de S.P.a tegen het najaar zichzelf herbrond zal hebben en in deze globalistische tijden haar plaats zal hervonden hebben dicht bij het Vlaamse volk.
Doet ze dat niet, dan zal ze zichzelf volledig marginaliseren, zeker in Antwerpen, waar ze, in de strijd om het burgemeesterschap, dan zal moeten concurreren met het nog belgicistischer kartel van PvdA+ en haar eigen dissidenten van Rood!.

En natuurlijk volstaat het niet om een nieuwe voorzitter te installeren. Het socialisme moet zichzelf heruitvinden, het regionalisme omarmen, het Belgisch democratisch tekort aanpakken en de armzalige “solidariteit” verlaten ten voordele van jobcreatie voor Vlamingen in eigen streek!

In Gent heeft de S.P.a-familie Van Den Bossche dit alvast al begrepen…

Open VLD

Terwijl N*A*O* de piepjonge VLD-voorzitter, de grote Alexander De Croo, ergens wel bewonderde voor zijn moed om in de lente van 2010 de stekker uit de slepende onderhandelingen over de door het Franstalig Front geweigerde staatshervorming te trekken, betwijfelt hij nu of Alexander sterk genoeg zal zijn om weerstand te bieden tegen de oude, dus niet verkozen partijtop, die onlangs zonder hem vergaderde op het kabinet van Turtelboom: Dewael, De Gucht, Vanhengel en, jawel… Verafstoodt.
Toen Alexander De Croo in 2009 met running mates Quickske en Patricia Ceysens de VLD-voorzittersverkiezingen won, was dat in feite een nederlaag voor Verafstoodt, die gewed had op de overwinning van Marino Keulen.

De partij had verlies geleden bij vier opeenvolgende verkiezingen, en toonde met de verkiezing van Alexander dat ze de oude garde kwijt wilde.
Jammer genoeg leed de VLD opnieuw verlies na de legendarische federale verkiezingen van vorig jaar, en zal ze volgens meerdere opiniepeilingen in de toekomst verlies blijven lijden.

Meerdere partijleden denken nu dat ze door Alexander te verkiezen een fout maakten, maar ze durven de smerige tackle die Verafstoodt vroeger op Annemie Neyts toegepast had om partijvoorzitter te worden, nu niet meer herhalen.

Daarom proberen ze De Croo nu overbodig te maken door zonder hem te vergaderen.
Als ze dat lang genoeg volhouden en de gewillige pers hiervan op de hoogte houden, dan moet de grote Alexander al uit sterk hout gesneden zijn om hieraan niet ten onder te gaan.

Vergelijkbaar met wat de particratische krokodillen binnen CD&V doen, verwijt men Alexander dat hij teveel aanleunt bij N-VA.
Het is allemaal zeer cynisch, als men weet dat Verafstoodt zelf in het geheel niets realiseerde van wat hij voorstelde in zijn verschillende burgermanifesten.
Hij keerde zich daarin tegen onze “onechte democratie” en wilde daarom de Senaat afschaffen, alsook stemplicht en lijststem, en referenda invoeren, evenals de rechtstreekse verkiezing van burgemeesters en eerste minister, voorverkiezingen houden om de particratie tegen te gaan, enzovoort.

Om te voorkomen dat deze ondemocratische VLD dezelfde ondergang tegemoet gaat als de andere traditionele partijen, zal ze niet anders kunnen dan even op de tanden bijten en in vrije val de interne vuile was naar buiten te brengen om vervolgens grote kuis te kunnen houden.

-8-            Democratisch antiglobalisme

Het Knack-interview met ex-VRT-baas en actueel Bekaert-baas Bert De Graeve veroorzaakte heel wat deining in Vlaanderen. (11 mei 2011) Letterlijk stond in Knack: “Het is dus niet uit te sluiten dat Bekaert ooit helemaal uit België vertrekt? De Graeve: Dat kun je inderdaad niet uitsluiten.” Dit werd ten lande geïnterpreteerd als een dreiging met de delokalisatie van het Vlaamse bedrijf wanneer de Belgische economie niet snel geresponsabliseerd, dus geregionaliseerd wordt.
Doch eigenlijk doet de interpretatie er niet toe. “Helemaal uit België” betekent immers dat Bekaert sowieso al hele afdelingen afbouwde om ze goedkoper herop te bouwen in Azië.

Daarom wordt het tijd dat Vlaamsgezind links, al dan niet samen met de ontredderde S.P.a, de socialistische beweging fundamenteel hernieuwt en deze in plaats van in België in het Vlaamse volk verankert. Links moet het valse internationalisme laten varen omdat dat toch enkel het casinokapitalisme in de kaart speelt en vernieuwende lokale economieën en tewerkstelling op het spel zet, om toe te treden tot het strijdbaar antiglobalisme.

De hernieuwing van het socialisme impliceert dat begrippen als “conservatief” en “progressief”, “rechts” en “links” anders ingevuld moeten worden.
Als historisch materialist stelt de Naamloze A*O* voor om zulke begrippen beter sociaaleconomisch in te vullen, en dus zeker niet ethisch als al dan niet libertair.
Zowel de “Ware Finnen” als “Fidesz” zijn bijvoorbeeld ethisch “conservatief”, maar sociaaleconomisch “progressief”, zodat ze voor N*A*O* links zijn.

Als dialectisch materialist stelt N*A*Obama voor om het technocratisch consensusdenken te verlaten en het politiek antagonisme weer volop te laten spelen. Politiek moet weer een trotse strijd worden tussen radicaal tegengestelde partijen, omdat de mens weliswaar een sociaal dier is, maar tevens een extreem ambivalent sociaal dier!
Om dit mogelijk te maken en de vele menselijke tegenstellingen aan bod te laten komen zonder in wederzijdse vernietiging te vervallen, vond men de democratie uit.
Dat is om zo te zeggen een extra methodologische linkse toets. Links, omdat de organisatie van de intelligentie van de menselijke veelheid, dus van de massa ook sneller rekening houdt met de maatschappelijke progressie.

Van Winston Churchill is de volgende paradox over de democratie: “Het is waar dat de democratie het slechtste van alle mogelijke stelsels is; het probleem is dat er geen enkel stelsel beter zou zijn.”

Omdat het een paradox is, is deze uitspraak per definitie logisch onoplosbaar.
Als de democratie het slechtste stelsel is binnen de verzameling van “alle mogelijke stelsels”, dan zijn alle andere toch beter?
Tenzij de groep van “alle mogelijke stelsels” niet alomvattend is, en er nog aanvullende stelsels bestaan.
De verzameling van “alle mogelijke stelsels” is daarmee opengebroken, zodat we uit het nieuwe feit dat geen enkel stelsel beter zou zijn evenmin kunnen afleiden dat de democratie het beste stelsel is…
De Naamloze Achter O* lost het raadsel op door de uitdrukking letterlijk te  nemen. Hij meent dat Churchill zich verzette tegen het bestaan van één “enkel stelsel”, hetgeen men eventueel totalitair zou kunnen noemen.
(Het is best mogelijk dat hij zich ook zou verzetten tegen het uniek bestaan van het democratisch stelsel alleen.)
Er moesten voor de Engelse staatsman dus meerdere stelsels bestaan, zij het beperkt tot “alle mogelijke” (waarvan de democratie dan wel degelijk het slechtste zou zijn).

De vraag is dan welke andere stelsels allemaal mogelijk en zelfs beter zijn, naast de democratie?
Hierop zijn twee antwoorden mogelijk: dat van de linkse en dat van de rechtse Churchill.

De rechtse Churchill is de meest waarschijnlijke, zeker wanneer men zich die andere uitspraak van hem herinnert: “Het beste argument tegen democratie is een conversatie van vijf minuten met een gemiddelde stemgerechtigde.” De andere mogelijke stelsels zijn dan natuurlijk de pragmatische, in Churchills ogen meer efficiënte, zo men wil “verwaterde” vormen van democratie, die om daadkrachtig te kunnen regeren noodzakelijk moeten bestaan naast de ideale vorm van democratie, die om principiële of ideologische redenen  moet blijven bestaan.

De linkse Churchill is die waar de Naamloze Achter staat. De verzameling van “alle mogelijke stelsels” is dan de democratie met daarnaast verschillende radicale versies ervan: dit wil zeggen “verbeterde” versies!

Voor de Naamloze Achter O* is dus een linkse democraat nog een beetje meer links en een rechtse democraat een beetje minder rechts, naarmate ze radicaler democratisch zijn.
Wat is radicale democratie?
Ook daar is natuurlijk discussie over nodig. In elk geval evolueert democratie in de tijd, zodat ze theoretisch ook kan verbeteren.
De mate van democratie verschilt met het beleidsniveau waarop ze georganiseerd is. Op Europees vlak kent men een democratisch deficit, dat op het “lager” niveau van de deelstaten niet hoeft te bestaan.
Des te linkser is diegene die hetzij probeert de meest verregaande vorm van democratie te installeren op zoveel mogelijk niveau’s, hetzij het subsidiariteitsprincipe aanhangt en beslissingsbevoegdheden overdraagt naar het niveau met de meest verregaande vorm van democratie.

In het formitastische weekblad Knack laat men daarom de communicatiewetenschapper Lance Bennett aan het woord. (25 mei 2011)
“We moeten onze democratische instellingen herdenken. Het lijkt alsof die natuurlijk zijn, maar dat is niet zo. De parlementaire democratie is niet meer of niet minder dan het voorlopige resultaat van onze geschiedenis. En het probleem is de heersende mentaliteit bij politici. Die is nog altijd: ‘Jullie hebben ons verkozen, waarvoor dank. Ga nu maar opnieuw aan het werk, dan doen wij het onze.’ Maar beleid is echter altijd een work in progress. Burgers kunnen daar een constructieve rol in spelen.”
Bennetts ideeën krijgen een belangrijke plaats in N*A*O*’s herdenking van het socialisme.
Om de proletarisering, die het gevolg is van de telecratische macht om onze lange termijn verlangens te vernietigen door onze korte termijn driften te bevredigen, en waarvan in tegenstelling tot wat Marx dacht álle klassen het slachtoffer zijn, tegen te gaan, moet de vervreemding tussen producenten en consumenten opgeheven worden. Dat is volgens de Naamloze mogelijk aan de hand van het revolutionaire concept van de amateur…

Zoals gezegd sluit Bennetts denken naadloos hierbij aan: “We evolueren naar een atomaire maatschappij waarin mensen zich niet langer in verticale maar in hiërarchieloze, horizontale netwerken organiseren. Partijen en vakbonden boeren achteruit. En ideologieën worden vervangen door wat ik life style politics noem. Er is niet minder engagement dan vroeger, maar het uit zich anders. Individuen met hun eigen verzameling van ideeën, waarden en onderwerpen die zij belangrijk vinden, steunen via sociale media rechtstreeks informatie- en actienetwerken om bedrijven en regeringen bij te sturen. (..) Jongeren gebruiken technologie en doen ermee aan politiek. Maar het heeft hun band met de overheid niet hersteld. Integendeel. (..) Horizontale netwerken functioneren het best wanneer ze niet centraal worden gecontroleerd. (..) Nieuwsorganisaties moeten technologieontwikkelaars aanwerven. Niet om webpagina’s te maken, maar om makkelijk te gebruiken interfaces te ontwikkelen die burgers inspraak geven.” (Knack, 25 mei 2011)

Het lijkt erop dat het nog even zal duren voor we in Europa zover staan als Bennett kan zien. Zelfs de representatieve democratie werkt nog niet op het Europees federaal niveau.
Volgens N*A*O* kunnen we zolang ook niet meer wachten, omdat de uitwassen van de neoliberale mondialisering nu bestreden moeten worden.
Hiervoor zijn een efficiënte besluitvaardigheid en sterke daadkracht nodig, die alleen mogelijk zijn wanneer de kloof tussen burgers en beleidsmakers gemakkelijk overbrugbaar is en er geen te grote preferentieverschillen zijn of er een gezamenlijke doelgerichtheid bestaat.
Aangezien dit niet het geval is op Europees federaal niveau moeten, zoals Stefan Sottiaux al aangaf, de essentiële bevoegdheden om de burgers te beveiligen helder en klaar aan de regio’s toegewezen worden. Dit moet verhinderen dat de eurocraten zich nog op onbescheiden wijze en vooral in minder trotse regio’s inmengen in lokale aangelegenheden, vooral via de partijhoofdkwartieren en via de bewerking van de publieke opinie door middel van de media, en meestal met het moralistisch-internationalistisch refrein, dat vrij baan geeft aan het casinokapitalisme.

Zolang “links” enkel hoopt dat de eurocraten ook “links” zullen worden (en daarbij vergeet dat ze daarna evengoed weer rechts kunnen worden), en dus enkel zeurt over het oprukkende neoliberale keurslijf, doch niets reëel onderneemt om het democratisch tekort en de technocratie die daar de oorzaken van zijn op te lossen, vindt de Naamloze Achter Ons alleen maar inspiratie bij Lars Von Trier, John Galiano, Paul Severs én Vader Ubu, en stelt daarom voor om de Nieuw Socialistische Dietse Amateurs Partij (N*S*D*A*P*) op te richten, die zich in eerste instantie zal bezighouden met de uitwerking van enkele, ook op Europa toepasbare, plannen om het Belgisch democratisch deficit integraal weg te werken en met de creatie van Europese kennisgemeenschappen van technologieamateurs (producenten en consumenten) om een industriële cultuur te doen ontstaan die weer in iets gelooft en dus de Europese Geest realiseert.

Aldus sprak N*A*O*:
‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXXVII)’,
Zagreb, 28 mei 2011


(1) Is het derhalve Europa’s lot om geschaakt te worden door de neoliberale witte stier, net zoals de mooie Penelope en de Venetiaanse kunst bedreigd worden door de patsers van het grote geld? Herlees “Razzle Dazzle”: http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/10/naos-f-art-theory-iii-razzle-dazzle.html .
(2) Het democratisch deficit in België is daarom veel groter dan het al is in Europa: terwijl ook in ons land de gelijkheid van de twee gemeenschappen veel belangrijker is dan de gelijkheid van de individuele burgers, bevinden zich bij ons wel zeer belangrijke bevoegdheden op het federale niveau!
(3) De PS ging aanvankelijk akkoord met het wetsvoorstel, maar accepteerde het uiteindelijk toch niet onder druk van de Brusselse afdeling, die om puur electorale redenen goed wil staan bij de immigrantengemeenschappen.
(4) Dit is meteen de reden waarom Tsjecho-Slowakije gesplitst werd zonder referendum. Politici moeten inderdaad visionair zijn. In een echte democratie zal het volk hen achteraf al dan niet steunen.
(5)Misschien zal België ooit verdampen. Maar één ding is duidelijk: de particratie, die alsmaar minder legitieme macht van de politieke partijen, zal nog vroeger verdampen. Want democratie is te belangrijk om ze te reduceren tot particratie.” (David Van Reybrouck in De Morgen, 4 april 2011)