N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, las zijn nieuwjaarsbrief :
In 2012 begint de participatieve democratie
Zeggen dat 2012 het begin is van de participatieve democratie houdt een pleonasme in, tenzij men ervan uitgaat dat de democratie bedreigd is.
Ik ben niet akkoord met de stelling dat de Belgische “consensusdemocratie” een voorbeeld is voor Europa en de rest van de wereld.
Maar België KAN wel een voorbeeld worden door als eerste zijn democratisch deficit op te lossen.
Doch de bedreiging waarover ik het nu heb is veel breder: het hedendaagse wantrouwen van de burgers in hun politieke vertegenwoordigers.
Omdat democratie en vertegenwoordiging niet zonder elkaar kunnen, brengt dit wantrouwen de GEHECHTHEID aan en het VERLANGEN naar democratie in gevaar.
GEHECHT zijn aan democratie veronderstelt dat men ervan overtuigd blijft – dankzij de herinnering aan de strijd ervoor, en aan de verliezen en de overwinningen – dat zij het beste regime is.
VERLANGEN naar democratie impliceert dat zij inderdaad een tekort heeft in het licht van haar eigen principes, waarvan men dus wel nog iets verwacht.
Om GEHECHTHEID en VERLANGEN te versterken moet onze democratie méér participatief worden.
Ook in België wordt – door alle partijen – wel eens geklaagd over enkele mankementen aan ons democratisch systeem. Maar het gepruts waartoe dit aanleiding geeft, doet mij vermoeden dat onze politici toch geen urgentie voelen, zodat hun oproepen als populisme afgedaan kunnen worden.
Om de crisis écht te lijf te gaan begint men eerst met een debat, waaraan iedereen kan deelnemen, over de verschillende democratische modellen.
We kennen ten eerste de utilitaire “beschermingsdemocratie”, die om een maximum aan geluk aan zoveel mogelijk mensen te garanderen, de macht wil beperken en bezit wil beschermen.
Deze vorm van democratie lijkt eerder gehechtheid aan en verlangen naar veiligheid te versterken.
Ten tweede is er de “ontplooiingsdemocratie”, die de gevestigde orde aanvaardbaarder wil maken voor de massa, waarvan het grootste deel geen eigendom heeft, en daarom de sociale ongelijkheid wil wegwerken en dus een nieuwe samenleving belooft.
De “evenwichtsdemocratie” ten derde kennen wij heel goed. Zij berust op twee principes: enerzijds is zij niet meer dan een mechanisme om een regering te kiezen, en anderzijds beperkt zij zich tot een concurrentiestrijd tussen politieke groepen.
Mogelijke explosieve behoeftes van de massa worden in dit systeem gefilterd als het aanbod van politieke partijen tegenover de vraag van de kiezer-consument.
De vraag hierbij is natuurlijk of de kiezer wel autonoom is in het uiten van zijn vraag? Betekent het achterlaten van de “ontplooiingsdemocratie” niet meteen het opgeven van de autonomie van de kiezer?
Omdat in de “evenwichtsdemocratie” de elite vraag en aanbod controleert, kan de kiezer alleen maar ontgoocheld worden en zal niet veel GEHECHTHEID opgewekt worden. En omdat over de neutraliteit van de “evenwichtsdemocratie” zoveel consensus bestaat, zal er evenmin VERLANGEN opgewekt worden.
Juist omdat de “evenwichtsdemocratie” de DEMOCRATISCHE UTOPIE opgeeft, is er nu nood aan een vierde model: de “participatieve democratie”, die de modaliteiten om de vraag te beluisteren en de macht om daar een aanbod tegenover te stellen vernieuwt.
De “deliberatieve democratie” (een vijfde model van de G1000) en zeker de telecratie (de talkshows) bieden geen afdoende oplossing, omdat ze noch de filters teniet doen, noch onverwachte vragen kunnen verwerken. De “deliberatieve democratie” is slechts een enscenering van de “participatieve democratie”: het is participatief populisme.
Wat is échte participatie dan?
Om onverwachte vragen te kunnen uiten moet een TAALEIGEN van de individualiteit uitgevonden worden, want om zich politiek uit te drukken moet elk individu zich die taal eigen maken en deze innerlijk laten resoneren. TAALEIGEN uitdrukking maakt gebruik van moderne technologieën: participatie vereist dus ook organologische vernieuwing.
De vertegenwoordiging van het woord moet voorbereid worden door de verdeling van het TAALEIGEN, dat trouwens nooit verzekerd is en daarom de belofte blijft van het woord van de toekomst.
Een zesde model, de “directe democratie”, biedt hier geen oplossing, omdat zij de lange omweg van de feitelijke wereld naar de politieke rechtstaat dreigt kort te sluiten.
Het recht is een omweg, die een ideaal vertegenwoordigt. Daarom is altijd vertegenwoordiging nodig en politiek denken: om het individuele TAALEIGEN te projecteren in de toekomst en om daarvoor verlangen op te wekken.
Een verlangen opwekken impliceert dat een innerlijke resonantie in gang gezet wordt en een reden om te bewegen ontstaat, hetgeen van een heel andere orde is dan een vraag of een behoefte creëren, hetgeen een concrete conditionering veroorzaakt.
Als men innerlijk resoneert wordt men uitgenodigd om te participeren in verbonden kringen, waarvan men de organisatie “politiek” noemt: waarin men de vertegenwoordiging denkt, in vraag stelt, hervormt, uitwerkt, heruitvindt, enzovoort.
Dankzij innerlijke resonantie wenst het individu moeite te doen, een TAALEIGEN te scheppen en kiest het voor de omweg van de democratie-cultus. Hij wil over de toekomst dialogeren en daarvoor de wetten kennen, die de rede reguleren. Hij verlangt dus filosoof te worden, zodat Joseph Beuys het bij het rechte eind had: “Alle mensen zijn kunstenaars.”
De filosoof houdt immers van de wijsheid en daarom ook van de politiek, die de verbinding van kringen organiseert.
De actuele politiek moet de machinale kloof tussen politieke productie en consumptie overbruggen. De politieke consument kan alleen participeren mits duurzame investeringen in de technologische ontwikkeling van het individuele TAALEIGEN, en dus ook van écht vrije tijd (“otium”) (in tegenstelling niet alleen tot de werktijd, maar ook tot onze geconditioneerde vrije tijd). In die écht vrije tijd participeert hij als potentieel filosoof aan de politieke filosofie.
Als we moeten rekenen op de actuele politiek en op daarvan uitgaande investeringen, dan gaan we een verband aan met hetgeen juist de vraag conditioneerde, het verlangen afstompte, de participatie afbouwde en de democratie kortsloot door de ontwikkeling van het TAALEIGEN over te slagen (met de telecratie).
De actuele politiek is met andere woorden tegelijk het vergif en de remedie.
Democratie en politieke filosofie zijn dus farmacologisch of therapeutisch: het is daarbij de bedoeling om de middelen van de democratische cultus zorgzaam aan te wenden.
“Participatieve democratie” houdt in dat iedereen het recht en de plicht heeft over alles verantwoordelijk te zijn en er zorg voor te dragen. Iedereen is organoloog, filosoof en arts. Dit veronderstelt dat iedereen gecultiveerd is of een TAALEIGEN heeft van politiek-filosofische kennis.
Aldus las N*A*O*,
‘Van wensen komt verdriet’,
Merksem, 1 januari 2012