2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 1 januari 2011

N*A*O*'s Nieuwjaarsbrief 2011: De jeugd is de toekomst!


N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, las zijn nieuwjaarsbrief :


2011, de jeugd is de toekomst  !


Omdat het consumentisme de jeugd overweldigt en in een wereld dompelt waarin uiteindelijk niets nog reële waarde heeft, krijgt men de indruk dat de jongeren zichzelf waardeloos beginnen te vinden.

Het consumentisme, dat niet van gisteren dateert, maar van het begin van de vorige eeuw, loopt echter op zijn einde.

In het midden van de vorige eeuw en zeker vanaf de jaren zestig kregen de massamedia de jeugd in het vizier. De vrije radio’s ontdekten een “niche” – “Salut les copains” – en cultiveerden de “yéyé-periode”. Na de Amerikaanse rock’n’roll en in het spoor van de pop art vond de popmuziek zijn publiek.
In combinatie met het protest tegen de oorlog in Vietnam werd dit een vrij complex fenomeen dat tot de “tegencultuur” en tot mei 68 leidde, maar tegelijk als anticonformisme het sterkste verkoopsargument werd om het kernprobleem van het kapitalisme, de overproductie, te bezweren.

Reclamebureaus schoten als paddenstoelen uit grond en inspireerden zich op de methoden van Edward Bernays, de naar Amerika uitgeweken schoonbroer van Sigmund Freud.
De marketing nam stilaan de plaats in van opvoeders, van ouders en leraars, en van instellingen als school en gezin.
De “jongerenstijl” met zijn systematische waardering van het nieuwe en zijn viscerale afkeer van de traditie, begon zijn mondiale opmars.

Het is nogal logisch dat als gevolg van de structurele overproductie in het kapitalisme en de permanente crisisdreiging de meer beïnvloedbare jongeren en zelfs kinderen als doelwit gekozen worden… niet alleen door de kapitalisten zelf, maar door iedereen, ook door de arbeiders en hun vakbonden.

Er kwam natuurlijk verzet tegen de “consumptiemaatschappij”, dat refereerde aan Guy Debord, Herbert Marcuse of Jean Baudrillard en zich afspeelde in Parijs, San Francisco, Tokyo en zelfs Praag.
Maar uiteindelijk was de teloorgang ingezet van de intergenerationele verhoudingen.

En juist deze intergenerationele relaties zijn essentieel: ik kan namelijk maar volwassen worden als ik kind kan zijn en kan ontvangen wat alleen ouders kunnen nalaten. Zij kunnen me doorheen hun taal, hun vrienden, hun cultuur, hun passies én hun erkenning van hún ouders zaken leren die mijzelf te boven gaan, waarvan ik de autoriteit kan erkennen en die tenslotte het leven de moeite waard maken.

Wat het leven waardevol maakt en het noodzakelijk zelfvertrouwen geeft is hetgeen overgeleverd wordt doorheen een lange intergenerationele keten, die tegenwoordig jammer genoeg kortgesloten wordt, vooral door de audiovisuele media.
“Kinderen verdienen meer dan dát” is een reclameslogan van het Franse Canal J, die met “dát” een vader en een grootvader belachelijk maakt…


In plaats van zo’n publiciteit te verbieden, worden de intergenerationeel losgeslagen jongeren, die geen zelfvertrouwen meer hebben, door de overheden tot zondebokken gemaakt dankzij de uitholling van het verzachtende begrip “minderjarigheid” in het jeugdsanctierecht, dat door de jeugd te willen responsabiliseren en hun ouders het kindergeld af te nemen het door het consumentisme aangetaste ouderlijk gezag nog meer ruïneert. Men vat nu het plan op om kleuters met gedragsproblemen in kaart te brengen.

De rampzalige vernietiging van de ouder-kind relatie wordt wellicht niet doelbewust nagestreefd, maar is wel een gevolg van de systematische en beredeneerde marketingpolitiek, die ondertussen realiseerde dat 40 à 50 % van de consumptie onder druk van de kinderen plaats vindt!

De openbare macht werd de openbare onmacht en liet na om een degelijk politiek en sociaal antwoord te bieden op de economische onverschilligheid van het consumentisme. Tegenover de criminalisering van de jeugd en het gezin staan de bedrijven, de media en de opiniemakers, die alle rechten hebben.

De sociale gevolgen zijn grimmig. In een samenleving waar koopkracht het meest belangrijke is, zijn er geen ouders meer, geen autoriteit, en dus ook geen kinderen. De ouders worden ongeloofwaardig en tegelijk schuldig, terwijl de aandacht van de nieuwe wezen, de ADHD-kinderen afgeleid wordt naar de koopwaren.

Het neerhalen van het ouderlijke gezag tast meteen de symbolische macht van de Wet of van het sociaal contract aan, zodat het menselijk geweten niet meer werkt door middel van de interiorisering van het verbod en door reflectie, maar alleen nog automatisch, als geconditioneerde reflex, uit schrik voor de controle van Big Brother.
Het gebrek aan symbolische interiorisering verzwakt het vertrouwen en de burgerzin, zodat onze wereld onherroepelijk evolueert in de richting van meer repressie.

Het gaat hierbij helemaal niet meer over de “klassenstrijd”, want de ontbinding van de intergenerationele keten vindt niet alleen plaats onder de arme bevolking (wiens kinderen natuurlijk wel fragieler en meer bedreigd zijn dan die van de bourgeoisie).

Maar dat heeft het interessante gevolg dat de sociale en politieke strijd gevoerd kan worden in het algemeen belang. Wanneer immers kinderen van bankiers en industriëlen mentaal gepollueerd raken, gaat ook hun toekomst naar de haaien.
Om af te geraken van het kortetermijndenken van het kapitalisme en van de wegwerpmaatschappij moeten we het dus over het algemeen belang hebben: als onze consumptieartikelen weggesmeten mogen worden, dan doen niet alleen de arbeiders die ze produceren niet ter zake, maar mogen ook de fabrieken gedelocaliseerd worden.

Om de intergenerationele banden te herstellen en de jeugd een toekomst te geven moet niet alleen het consumentisme bekritiseerd worden in het licht van het algemeen belang, maar moet anderzijds de jeugd zelf betrokken worden bij de productie, die in overeenstemming met haar interesse zeer innovatief en digitaal zal zijn.
De verschillende generaties met hun eigen kennis moeten samenwerken en gebruik maken van de nieuwste technologie, die draagster is van economische, culturele en politieke alternatieven.
Er is een nieuwe industriële revolutie aan de gang, waarin de tegenstelling tussen productie en consumptie opgeheven is. Deze samenwerkingseconomie volgens een niet-consumptiemodel herkennen we in vrije computerprogramma’s, zoals Wikipedia, maar ook buiten de digitale wereld, bijvoorbeeld in de intelligente energiedistributienetwerken.
De mobilisatie van de jeugd voor zulke grote toekomstprojecten schept meteen de mogelijkheid om de intergenerationele banden aan te halen.

De jeugd is veel meer waard dan ze zelf denkt, maar ze moet ervan overtuigd raken. De “digitale inboorlingen”, die de jongeren geworden zijn, beschikken over unieke kennis, die de kern moet vormen van een politiek-economisch en intergenerationeel project, de basis van een nieuw sociaal project.

Wij moeten hiertoe de overheid dwingen om dergelijke netwerken, die, ofschoon ze onmisbare economische en sociale waarde hebben, nog niet “gemonetariseerd” werden op de vrije markt, toch al te financieren.
De jeugd is als de bijen die onze tuin bevruchten terwijl ze bezig zijn hun honing te fabriceren.
Daarop moeten onze beleidmakers inzetten, eerder dan op sociale bijstand en herverdeling.
Om de immense omschakeling en het eerherstel van ons industrieel model te realiseren moeten onze politieke leiders nieuwe opdrachten uitwerken en massaal jongeren aanwerven, zodat zij voelen dat we hen vertrouwen en beroep doen op hun toenemende competenties.



Aldus las N*A*O*,
‘Van wensen komt verdriet’,
Merksem, 1 januari 2011

Geen opmerkingen:

Een reactie posten