2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

woensdag 29 december 2010

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (XXXII): HET KRUIS


N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, klaagt gewoon verder, terwijl hij weet dat “Kerstmis is die dag dat ze niet schieten” – zoals wijlen Wannes Van De Velde zong – en er dus ook minder geklaagd wordt.
Maar de Naamloze A*O* speelt niet de dramatische rol van de klager uit de transactionele analyse, die het slachtoffers en redders immer mogelijk maakt niets aan hun lot te veranderen, zodat de impasse totaal blijft.
De Naamloze is niet meer dan een ritueel aanklager, vergelijkbaar met een klaagvrouw.
Welnu, Kerstmis staat bol van rituelen, dus aanhoor zijn Klaaglied.

-1-            Of/of

Laat ons de serene kerstperiode gebruiken om wat te filosoferen. N*A*O* stelt voor daarvoor Søren Kierkegaards “Of/of” ter hand te nemen.
In dat boek heeft Kierkegaard het over de betekenis van de keuze, die volgens hem bepaald wordt door de wil, die in het klassieke aanklachtdrama net ontbreekt.


Het “Belgisch compromis” is daar een voorbeeld van. Geen van de twee partijen durft een definitieve keuze maken tussen slachtoffer- of redderschap omdat ze bezig zijn met wereldse en dus eindige zaken, zodat een keuze teveel verlies met zich meebrengt. De transactionele analisten stellen daarom terecht dat de rol van de aanklager kan samenvallen OF met die van het slachtoffer OF die van de redder OF die van allebei.
Het is duidelijk dat dit in oordeelslogische termen een “inclusieve disjunctie” is, met andere woorden: de kwestie is enkel vals als zowel het een en het ander vals zijn, maar waar in alle andere gevallen.(1) De rol van aanklager wordt dus vervuld door het slachtoffer, of door de redder, of door allebei. De rol blijft alleen onvervuld, wanneer er noch redder, noch slachtoffer zijn.
Kortom, omdat uiteindelijk iedereen kan blijven klagen, gaat het niet vooruit.

Alleen al de door Kierkegaard gegeven titel “Of/of” zou men kunnen opvatten als een kritiek op het klassiek logisch gebruik van de verhullende “inclusieve disjunctie” en als de promotie van de harde “exclusieve disjunctie” uit de omgangstaal: “’t Is ’t een of ’t ander!”
De oordeelslogische waarheidstafel van de “exclusieve disjunctie” toont dat een uitspraak waar is als het ene oordeel waar is OF het andere, maar niet beiden samen.(1)
Als de rol van de aanklager definitief zou samenvallen met hetzij het slachtofferschap hetzij het redderschap, zou er wellicht veel duidelijker gekozen worden, ook in België.

Søren Kierkegaard keert in “Of/of” in zekere zin terug naar de Aristoteliaanse logica met zijn wetten van de identiteit (iets is identiek aan zichzelf), van de uitgesloten derde (iets is dat iets of niet dat iets zonder derde optie) en van de niet-tegenstelling (iets kan niet tegelijk waar en vals zijn), die door Georg Wilhelm Friedrich Hegel in “Logische wetenschap” als te statisch vervangen werd door de dialectische logica: iets is altijd meer dan zichzelf; iets kan zowel zichzelf zijn als nog veel andere dingen; in oorsprong is alles tegelijk zichzelf als niet zichzelf.
Kierkegaard verzette zich tegen Hegels neutralisering van het of/of en zijn ontkenning van vrijheid en keuze. Hegel maakte het leven te eenvoudig, omdat in zijn denken conflicten zich vanzelf oplossen, zonder individuele keuze, gewoon door zich te onderwerpen aan een of ander natuurlijk proces.

In “Of/of” wordt de keuze gelaten tussen een hedonistische levensstijl, verteld door A., en een ethische, volgens B., in antwoord op Aristoteles’ vraag: “Hoe moeten we leven?”
Eigenlijk doet het er niet toe wat Kierkegaards eigen keuze was en hij maakte het trouwens ook moeilijk om die te raden, want hij gaf het boek uit onder het pseudoniem van Victor Eremita, die op zijn beurt het debat tussen A. en B. slechts presenteert. Ofschoon Eremita ergens schrijft dat zijn voorkeur uitgaat naar B., stelt hij hun debat als oneindig voor, als een harde “exclusieve disjunctie”, zodat de lezer zelf een keuze zal moeten maken, die noodgedwongen met veel spijt zal gepaard gaan.
“Of/of” bevat trouwens ook het “Dagboek van een verleider”, dat in feite autobiografisch is en de spijtige geschiedenis vertelt van Kierkegaards keuze om de relatie met zijn geliefde Regine Olsen te beëindigen.

Om zich vervolgens te kunnen bevrijden van het berouw over de noodzakelijke keuzes en de pijnlijke verliezen moet men geloven-in-iets.
Uiteindelijk blijft al het goede van de wereld onbetrouwbaar en eindig. Na elke keuze worden onze afzonderlijke driften wel bevredigd, maar vrij worden we er niet van. Integendeel, we raken eraan gewend. De mens zit evengoed gevangen in het harde of/of van de reële wereld – de “exclusieve disjunctie” – en blijft eeuwig onbevredigd.
Men helpt hem het best door hem ervan bewust te maken dat naast de beperkte keuzevrijheid binnen de wereld ook een keuzevrijheid erbuiten bestaat.

Dat is de keuze van een geloven-in-iets of een motief, dat iedereen heeft zodra hij maar wil. Zo’n beweegreden is onbeperkt; hij moet enkel permanent opgewekt worden.
De bevrijdende keuze wordt daarom de keuze tussen de eindige en conflicterende aspecten van de wereld en de oneindige vrijheid om absoluut zichzelf te zijn en ondanks vreugde of pijn een hoger doel te bereiken.

De Naamloze Achter Ons vraagt zich echter af of volgens Kierkegaard de contradictorische situatie kan bestaan van iemand die in absolute vrijheid het gevangen blijven in het wereldlijke of/of kiest?

-2-            Uw geld of uw leven

Met zijn “Ik denk dus ik ben” creëerde René Descartes eerder al de (belgicistische) illusie van vrijheid door middel van de verwaterde “inclusieve disjunctie”: de schijnvrijheid om niet te moeten kiezen.
Hij beschouwde het “cogito” als het tijdelijk samenvallen van zijn en denken, dus in klassenlogische termen als de doorsnede van de verzamelingen van het zijn en van het denken.

Ondertussen weet toch elke popanalist dat de disjunctie van zijn en denken exclusief is en dat de doorsnede ervan compleet leeg is: waar de mens IS daar denkt hij niet en daar waar hij DENKT is hij niet! Probeer zelf maar eens tegelijk te denken en te zijn…
Eens de “exclusieve disjunctie” van OF zijn OF denken gevestigd is, lijkt de menselijke bevrijding inderdaad – zoals Kierkegaard dat zag - in zijn denken te schuilen, in zijn geloven-in-iets, met andere woorden… in de vervreemding van zijn zijn.
Dat is wel degelijk een vervreemding, want verkiest de mens te denken, dan verdwijnt zijn zijn; maar kiest hij het zijn, dan verdwijnt met het denken jammer genoeg ook de betekenis van dat zijn. Het zijn verdwijnt dus altijd.
Het is zoals bij de fundamentele vraag: “Uw geld of uw leven!” Kiest men zijn geld, dan wordt men vermoord en verliest men alles; kiest men zijn leven, dan wordt dat een leven met een serieus tekort.

Terwijl deze vervreemding anderzijds onze enige echte vrijheid blijft om te geloven-in-iets en daarvoor te gaan, doemt voor de Naamloze toch weer de vraag op of zij geen nieuwe illusie oplevert?
Kan een mens toch niet voor zijn geld kiezen, of eieren voor zijn geld? Is dat zo ondraaglijk pijnlijk?
Moet het zijn noodzakelijk betekenis hebben? Verdwijnt het zijn als het niet door het denken gesublimeerd wordt?
Heeft men eigenlijk wel keuzevrijheid buiten de wereld?

Zo komen we uit bij de woedende filosofie van Peter Sloterdijk.
Akkoord, de “exclusieve disjunctie” van het of/of levert een duidelijk verlies op, maar waarom zou daaruit altijd weer afhankelijkheid in de vorm van spijt om dat gemis ontstaan – die dan alleen overwonnen kan worden in het sublieme geloven-in-iets?

Sloterdijk herinnert ons eraan dat het eerste woord van de Europese overlevering, in het eerste vers van Homeros’ Ilias “woede” is.
“De woede, godin, van Peleus’ zoon Achilles moet u bezingen. Hij was dodelijk, bracht voor Achaiërs rampspoed zonder einde en stuurde naar de Hades vele schimmen van forse helden; lijken werden voer voor honden en voor vogels allerhande. Maar zo voltrok zich het besluit van Zeus. Begin vanaf de dag toen twist een breuk bracht tussen Atreus’ zoon, bevelhebber van krijgsvolk, en de goddelijke Achilles.”(2)

Sloterdijk suggereert dat elke voldoende heftige aanleiding volstaat om bij de held Achilles de motor van zijn woede aan te zwengelen. Het gruwelijke gevolg hiervan is dat Achilles een record van drieëntwintig vernietigde nederzettingen op zijn naam heeft staan!

Peter Sloterdijk toont daarmee aan dat onze voorouders, die zeker geen theoretische monotheïsten waren en daarmee ook verstoken waren van het cartesiaanse zelfreflexieve denken, dat hautain vanuit de afstandelijke hoogte zichzelf onder controle kan houden. (Eén God: één controlerend ego.) Dit betekent niet dat de antieken slechts blinde of willoze instrumenten van hun affecten zouden zijn, wel dat ze zich als “personen” onmiddellijk tussen hun eigen affecten en gevoelens zelf bevinden. Ze bezitten nog niet die extremistische en hiërarchische zelfcontrole, die de drie monotheïsmen Jodendom, Christendom en Islam kenmerkt, maar lijken van ver op de postmoderne “multiple personality”.

Sloterdijk geeft hiermee een interessante kritiek op de verklaring van de menselijke conditie vanuit de erotiek door de meeste popanalytische stromingen. Volgens Sloterdijk miskent de popanalyse de op zichzelf staande pool van de “thymotische” energieën, naast de energierijke eros-pool. Wanneer popanalisten het al eens over trots (“thymos”) of ambitie hebben, dan is dat hoogstens als een compensatie – schijnheilig “sublimatie” genoemd – voor een tekort aan seks.

De Grieken accepteren wel het verlies dat inherent is aan al onze keuzes en dat als erotisch verlangen en als geloven-in-iets de mens kan leiden, maar anderzijds kennen zij een dubbele psychische ontwikkeling. Naast de erotische paden, bewandelt de mens ook de “thymotische”: op het verlies kan hij ook reageren met zijn trots, zijn moed, zijn kordaatheid, zijn gevoel voor waardigheid en eer, zijn verontwaardigdheid en zijn strijdbaar-wrekende energieën.


Het is dus best interessant om naast de psychologie van het verlangen ook een psychologie van het besef van eigenwaarde en van de zelfhandhavingsvermogens te ontwikkelen.
Op die manier kunnen we het “ik denk waar ik niet ben” aanvullen met het “ik voel waar ik niet denk”…

-3-            Uw geld of uw leven, opnieuw

In eerste instantie laten we het kleurloze “Belgische compromis” en de “staatsdragende” illusie om niet te moeten kiezen van de met het Franstalig Front collaborerende Vlamingen van S.P.a en Groen! best achterwege. Die achterhaalde populisten denken enkel dat ze zijn.
Dus, weg met de “inclusieve disjunctie”!

Maar in tweede instantie kunnen we beter het oneindig zorgzame streven naar het hogere doel van het Vlaamse volk aanvullen met de directheid van de Zinnedine Zinnedaniaanse trots.
Voor de schone Vlaamse mens van de sublimatie is ogenblikkelijke evidentie een onhaalbare zaak; in het meest gunstige geval kan hij steunen op de krukken van de gewoonte: hij denkt immers niet te zijn.
Dus, evengoed, weg met de sublieme vrijheid!

Sloterdijk: “Wie daarentegen van woede vervult is, heeft de slappe tijd achter de rug. De mist trekt op, de contouren worden scherper, nu leiden duidelijke lijnen naar het object. De driftige aanval weet waar hij naartoe wil. Wie optimaal in woede ontsteekt, ‘trekt de wereld in als een kogel die op het slagveld wordt afgevuurd’.”


In de laatste uitzending van “Reyers Laat” waren we getuige van deze epische woede, die spontaan opwelde uit Vic Van Aelst, de advocaat die onlangs de verdediging op zich nam van Els Clottemans in de zaak van de parachutemoord.
Zonder Franstalig respect voor Vlaanderen zegt deze meester zijn solidariteit op. Op de vraag “Uw geld of uw leven,” antwoordt hij resoluut: “Mijn geld!” Hij weigert te kiezen voor een armzalig gecompromitteerd leventje.

De woorden “Ik was op 13 juni ongelooflijk gelukkig,” vervulden de mannelijke held van een Vlaamse woede zoals de Noordpool ijzig is, de Olympus omwolkt en de Mont Ventoux winderig.(3) (Canvas, 23 december 2010)

In de zekerheid dat de oorlog de vader van alle dingen is, demonstreerde Van Aelst dat waarheid en explosie wel degelijk samenvallen. Zijn Vlaamse woede wees hemzelf en allen die hem bezig hoorden er opnieuw op wie zijn door het lot bepaalde tegenstander is: wij, Vlamingen, moeten van de Franstaligen af, zei hij op hyperlucide wijze, tenzij zij redelijk worden.

Daarmee liet hij alle aanwezige en alle aan de buis gekluisterde Vlaamse consumenten verbluft achter.
Zelfs de grote Alexander, die in het voorjaar nog de stekker uit de BHV-onderhandelingen trok, hapte naar lucht en stamelde desgevraagd enkele krukkige sofismen, in de trant van dat woede in strijd is met de redelijke natuur van de mens.

-4-            Het kruis

Op Kerstmis, na 195 dagen lullige regeringsonderhandelingen (één dag meer dan het vorige al even lullige record van 2007), viert men de geboorte van Jezus Christus, die later aan het kruis zou sterven.
Welnu, al bijna even lang als onze populistische politici onderhandelen, hoort men hen beweren dat ze cruciaal bezig zijn.

Maar wat betekent “cruciaal” in feite?
Het woord is afgeleid van het Latijnse “crux” of kruis, maar zijn moderne betekenis kreeg het begrip van Francis Bacon, die in 1620 de term “instantia crucis” introduceerde in “Novum Organum”. Bacon refereerde aan de in kruisvorm opgestelde wegwijzers op kruispunten en vergeleek deze met de beslissingspunten die genomen moeten worden tijdens het denkproces. Later gebruikten de wetenschappers Isaac Newton en Robert Boyle het concept “experimentum crucis” voor die experimenten die konden aantonen welke hypothese een fenomeen juist verklaarde.
Het cruciale komt dus dichtbij de “exclusieve disjunctie” en bij Kierkegaards “Of/of”.

Wat onze profiterende politici allemaal verzonnen en zullen blijven bedenken om hun ondemocratisch amateurisme als “cruciaal” te verkopen, zal geen indruk meer maken op wie de oorspronkelijke betekenis van het woord kent.
Hun politieke activiteiten zijn integendeel volstrekt triviaal. Ze doen niks ter zake en zijn zeker niet “cruciaal”, tenzij soms in een verwaterde en gecompromitteerde Belgische betekenis, die in de richting gaat van de “inclusieve disjunctie” van het alle richtingen uitgaande “ ’t is ’t een of ’t ander of alletwee of nog iets anders”…

Ondertussen deed de schokgolf die Vic Van Aelsts zin “Ik was op 13 juni ongelooflijk gelukkig” op 23 december veroorzaakte, zijn werk.
Meer en meer stemmen gaan op voor een “tabula rasa”. Voor het herstel van de “exclusieve disjunctie” en het cruciale “Of/of”. Meer en meer Vlamingen beantwoorden de vraag “Uw geld of uw leven!” met “Mijn geld!”

Op Kerstdag zelf publiceerde VUB-prof Herman Matthijs zijn eigen proeve van een Bijzondere Financieringswet als alternatief voor het geknoei van de telkens naar zijn moeder lopende PS-slaaf, den baard. “Wallonië moet inleveren en wel 1,7 miljard euro. Wat je ook doet, Wallonië zal altijd minder inkomsten hebben", aldus Matthijs.(4)

Ook op Kerstdag kwam het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen op de proppen met een persmededeling, waarin de onderhandelaars gesuggereerd werd: “Schuif deze complexe rotzooi aan de kant. Herbegin met een tabula rasa! Maak het blad nu écht leeg.”(5)

En op de maandag volgend op het Kerstweekend gooit dan ook nog eens KUL-professor Wim Moesen een steen in de onderhandelingskikkerpoel. Volgens hem zit den baard op een verkeerd spoor door de drogredenering van de PS te volgen en te weigeren de vennootschapsbelasting te regionaliseren uit angst voor interregionale concurrentie. Alsof Wallonië met zijn arbeidsmarktbeleid dan niet probeert te concurreren met Vlaanderen; alsof Brussel met zijn verlaagde onroerende voorheffing niet met de twee andere Belgische gewesten concurreert; en alsof België met zijn “notionele interestaftrek” niet met heel Europa concurreert??

Dus, fiere Vlaming, ontsteek in woede! België aan het kruis! ’t Is ’t een of ’t ander, ofwel redelijk zijn, ofwel gedaan ermee!

-5-            De eersten zullen de laatsten zijn: mais pour les Wallons pas la même chose!

Christus, de Gezalfde, die verlaten door zijn vader in vrij onrechtvaardige omstandigheden aan het kruis zou sterven, bleef tot zijn laatste snik volhouden dat recht zou geschieden en dat de laatsten de eersten zouden zijn.

De Belgische geschiedenis is daarom één slepende, stapvoetse politieke lijdensweg naar taalevenwicht. Volgens Els Witte moesten de Vlamingen hiervoor telkens tweemaal strijd leveren: eerst om wetten te bekomen, later om ze te doen toepassen. (“Strijden om taal”, 2010)

Vlaanderen radicaliseerde mede door de taaltoestanden in het Belgisch leger en aan het front. De Eerste Wereldoorlog vertraagde de algemene tweetaligheid van het leger, zodat zich hallucinante situaties voordeden en de Vlamingen tot kanonnenvlees gereduceerd werden.
Tijdens het interbellum kwamen er eindelijk deuken in de Franse eentaligheid van onze strijdkrachten, maar er bleven nog veel typisch Belgische uitzonderingsbepalingen en achterdeurtjes.
Voor echte evenwichten moest er gewacht worden tot aan het einde van de twintigste eeuw!

Eind 2005 stonden 55% van de personeelsleden van Defensie op de Nederlandse taalrol. Deze verhouding benadert de Belgische bevolkingcijfers (60/40) zelfs beter dan in alle andere overheidsdiensten, waar de taalverhouding ongeveer 50/50 is.
En in de allerhoogste legertop zijn de Vlamingen zelfs beter vertegenwoordigd met 23 van de 33 generaals.
Op iets lagere echelons is er wel een grotere instroom van Franstaligen, die wereldrecordhouder zijn inzake overheidstewerkstelling.


In de zomer van 2009 begon het mis te lopen. Nadat er al minder Franstalige kandidaten waren voor benoeming (30%) en er daarvan een relatief kleiner deel slaagde (nog eens 30% daarvan), begon minister van Oorlog Pieter De Crem ook nog eens besparingen door te voeren.
Onmiddellijk tekende het Franstalig Front verzet aan, hetgeen nooit zonder resultaat blijft. In Wallonië werd derhalve veel minder bespaard dan in Vlaanderen. David Geers (S.P.a) over het “wafelijzer” van De Crem: “Het is kapot. Het blijft enkel plakken langs de onderkant. De Franstaligen hebben blijkbaar betere boter.” (Belga, 14 januari 2010) Achteraf beweerde De Crem dat zijn apparaat hersteld werd en dat ook in Vlaanderen bepaalde besparingen teruggeschroefd werden…

Deze herfst was er weer commotie in het leger. Omdat hij waarschijnlijk niet kan verwerken dat Franstaligen minder slim zijn dan Vlamingen, heeft kolonel Luc Gennart het telkens over “la flamandisation” van de legertop. Zoals de bedoeling was vloog de Franstalige pers erop, evenals de twee Vlaamse collaboratiekranten De Morgen en De Standaard: “Franstaligen worden in het leger uitgerangeerd.” (18 oktober 2010) Het conflict escaleert: overplaatsing, Raad van State, chatsessie van Gennart op de redactie van Le Soir, ontslag van Delcour, tuchtraad, beroep… en we gaan nog niet naar huis…

Het domme Franstalige amalgamisme gooit alles op één hoop. Omdat Franstaligen niet in staat zijn de andere landstaal grondig te beheersen, worden zij plots gereduceerd tot kanonnenvlees. Omdat Wallonië verslaafd is aan overheidsbetrekkingen, wordt de sluiting van een kazerne plots de van de meest gesofisticeerde en interessante economische activiteiten naar Vlaanderen.

Het Franstalig Front vraagt om de taalvoorwaarden voor het officierenkorps af te zwakken. Achterlijk als dat Front is leerde het niets uit de geschiedenis. Zij lijken zich niet te realiseren dat de intelligente Vlamingen in de legertop perfect tweetalig zijn, en verkiezen eentalige bevelhebbers over een tweetalig leger van een tweetalig land.

De Franstalige parlementsleden eisen minstens een parlementaire werkgroep over de kwestie. Die werkgroep komt er na een stemming in de commissie… dankzij de Vlaamse stemmen van Groen! en S.P.a, waarvan de woordvoerder zelfs toegeeft dat De Crem “deze keer er toch niet ver zal naast zitten”?! (Doorbraak, december 2010) Waarom dan een werkgroep? Pure collaboratie. “MR-stokebrand Ducarme speelt Vlamingen uit mekaar.” (De Standaard, 18 november 2010)

Welaan, fiere Vlaming, blaas op dat laatste unionistische bolwerk! Splits het leger! ’t Is ’t een of ’t ander, ofwel tweetalig, ofwel niks!

-6-            De eersten zullen de laatsten zijn: maar niet voor KB Lux!

Halfdood aan zijn kruis begon Christus toch te twijfelen aan de door hemzelf beloofde rechtvaardigheid. Hij vatte zelfs begrip op voor de hevige woede van de dappere Vlamingen, die door Julius Caesar verkeerdelijk “Belgae” werden genoemd in zijn “De bello gallico”, het boek dat hij meegenomen had tijdens zijn trip door de woestijn.
Christus kreeg zelfs schrik voor de toenemende woede van zijn eigen vader, hoog boven hem in de hemelen. Daarom riep hij naar boven: “Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen!”
Maar toen hij zich bewust werd van de draagkracht van zijn eigen woorden, bezorgden zijn twijfels hem denderende hoofdpijn en gaf hij de pijp aan Maarten.

Veel later, in 1996 startte de pijprokende Brusselse onderzoeksrechter Jean-Claude Leys, ster van de Brusselse magistratuur, een grootscheeps onderzoek naar fiscale fraude ten belope van zo’n 400 miljoen euro, tegen de toenmalige top van KB en KB Lux (vandaag KBC).
Op vrijdag 10 december laatstleden werd dat hele onderzoek door het Brusselse Hof van Beroep nietig verklaard.
Het arrest bevestigde de uitspraak van de rechtbank van eerste aanleg, die eind 2009 al oordeelde dat de bewijslast tegen de beklaagden op onrechtmatige wijze was verkregen.


Maar al in 1998 had Knack-journalist Frank De Moor de zeer twijfelachtige onderzoeksmethoden van Leys en van de Brusselse gerechtelijke politie (tot en met vervalsing van bewijsmateriaal) onthuld.(6)
Leys reageerde door De Moor zonder mandaat op te pakken en door hem vals te beschuldigen in de pers.

Het kan niet anders in België, maar deze hele juridische miserie heeft natuurlijk een communautair kantje. Want ofschoon KB Lux zowel Nederlandstalige als Franstalige klanten had, leverde Leys’ onderzoek voor de PS, en vooral voor José Happart, het bewijs dat de Vlaamse rijkdom frauduleus was.

Ofschoon we nu nooit meer zullen weten of de beschuldigingen gegrond waren, is nu tenminste recht gesproken.
Alhoewel… eerst nog Cassatie.
Alhoewel… Jean-Claude Leys werd nog steeds niet bestraft, en zal dat, gezien zijn politieke bescherming door de Franstalige liberale én socialistische partijen, ook nooit worden. Integendeel, naar goede Waalse gewoonte kreeg hij promotie.(7)

Komaan, fiere Vlaming, vernietig het partijdig Belgisch gerecht! Een eigen Vlaamse justitie! ‘t Is ’t een of ’t ander, rechtvaardig of Vlaams!

-7-            De laatsten zullen de eersten zijn: Leterme wel; Clottemans niet

Net als in lang vervlogen tijden onze Heer Jezus Christus, werden de twee Vlamingen Yves Leterme en Els Clottemans slachtoffer van een karaktermoord. Yves eind 2007, begin 2008 en Els in 2010.

Leterme herstelde vrij goed van de Franstalige en door de bekende Vlaamse collaborateurs gesteunde aanslagen. Hij werd de ondertussen zeer gewaardeerde leider van de regering Leterme II, mag niet aftreden ofschoon hij ontslagnemend is, zette VRT-coryfee Onan De Vadder op zijn eigen buis voor schut en werd door De Naamloze Achter Ons genomineerd als de nieuwe Belgische Messias en dus als toekomstig premier van de noodregering Leterme III.(8)

Omdat N*A*O* al genoeg over deze taaie Vlamink oreerde, en omdat hij in volle woede dreigde met de splitsing van het Belgisch ministerie van Justitie, bespreekt de Naamloze A*O* enkel de karaktermoord op Els Clottemans in het licht van de vraag of ook een Vlaamse gerechtelijke dwaling denkbaar is.

Els Clottemans werd door het assisenhof van Tongeren, dus door een volksjury, veroordeeld tot dertig jaar opsluiting voor de “parachutemoord” op Els van Doren.
Er was geen enkel bewijs voor de schuld van Clottemans en des te meer voor begane onderzoeksfouten, maar desondanks volgde de jury, die alleen met ja of nee mag antwoorden, niet de regel dat bij twijfel vrijspraak volgt.

De echte volksjury, het Vlaamse volk, dat het hele proces op TV volgde, twijfelde echter wel…


Ondanks het feit dat Els volgens haar psychiater Dams regelrechte folteringen onderging, die blijkbaar toegelaten zijn in dit klotenland, bekende ze nooit. (Humo, 26 oktober 2010)
Luc van der Kelen: “Er is meer aan de hand dan het loutere feit dat de beschuldigde tegenover een overmacht stond van aanklagers, die de juryleden naar hun hand hebben weten te zetten. De meeste reacties slaan op het feit dat iemand veroordeeld kan worden tot de zwaarste straf zonder enig spoor van bewijs.” (Het Laatste Nieuws, 22 oktober 2010)
De Luikse professor Masset stelt dat de wel meer voorkomende schuldigverklaring op basis van de “intieme zekerheid” sinds de wet van 21 december 2009 niet meer mogelijk is. Die wet vereist dat de jury het bewijs van schuld levert en dat ook voldoende beargumenteert.

In dit proces kwam het bewijs dus van de door het openbaar ministerie aangeduide psychiaters.
Normaal dienen psychiatrische onderzoeken om vast te stellen of iemand toerekeningsvatbaar is, maar zeker niet om iemand schuldig te verklaren, hetgeen hier wel gebeurde om tegemoet te komen aan de nieuwe wet!
“Als er niet meer hoeft gestreefd te worden naar maximale zekerheid over een vonnis, staat de deur naar willekeur open (..) materiële feiten worden overwoekerd door vage gevoelens gestoeld op psychologisch gedreven vooroordelen.” (NRC-Handelsblad, 22 oktober 2010)
Gerechtspsychiater Johan Baeke: “Als men zegt Els Clottemans heeft een gestoorde persoonlijkheid, dus zij is de dader, dan is dat een brug te ver. Er zijn duizenden mensen die in dat profiel passen.”

De Naamloze Vlaming houdt zijn hart vast.
Ook hij kan misschien slachtoffer worden van het machtig justitieel apparaat dat met hem misschien denkt de schuldige gevonden te hebben voor een moord, vervolgens niet meer de moed heeft om andere pistes te onderzoeken, en daarom een horde psychiaters laat opdraven…

Goed, eens Vlaanderen onafhankelijk zal zijn, moeten we eens een duchtig woordje praten over het Vlaamse strafrecht. Binnen het Belgisch kader, met de Franstaligen als gesprekspartners, valt daar toch niet aan te beginnen.

-8-            De laatsten zullen de eersten zijn: en de criminele allochtonen?

Op 1 december verscheen in het British Journal of Criminology een artikel over een onderzoek naar de spreiding van de criminaliteit in België onder leiding van de belgicistische professor Marc Hooghe.

Het is niet te geloven voor hoeveel blunders deze socioloog, die vooral een opiniemaker is en zeer veel aan het woord gelaten wordt in de Vlaamse collaboratiekrant De Standaard, waarin hij vooral het politiek correct denken verwoordt, al verantwoordelijk is in de Naamloze ogen.

Maar goed, in deze kersttijd moet de rechtvaardigheid centraal staan en ook Marc Hooghe krijgt voor de zoveelste keer een nieuwe kans, die er zeker moet zijn voor de achtergestelde allochtoon, wiens aandeel in de Belgische criminaliteit zijdelings onderzocht wordt in de verschenen studie.

De essentie van Hooghe’s onderzoek is dat “het niet het ‘allochtoon zijn’ is dat de criminaliteit verklaart, maar dat wel sociaal-economische achterstelling, vooral werkloosheid, de verklaring is,” aldus citeert Inge Ghijs Hooghe in De Standaard. (7 december 2010)

PVDA+ prof Jan Blommaert juicht in zijn opiniestuk Hooghe’s onderzoek toe als “het antwoord op Van San” en Hooghe stelde het een dag eerder zelf ook zo voor: “Dit is ons antwoord op de studie van Marion van San. Zij stelde begin de jaren 2000 vast dat de criminaliteit onder allochtone jongeren hoger lag dan bij anderen. Maar Van San hield geen rekening met sociaal-economische factoren.”
Marion Van San is de sociologe die in 2001 een duidelijke relatie meende te kunnen aantonen tussen bepaalde etnische identiteiten en criminaliteit. Blommaert veegt nu Van Sans onderzoek van tafel als “tobacco science”, maar hij vergaloppeert zich wanneer hij omgekeerd roekeloos geloof hecht aan de wetenschappelijkheid van dit nieuwe onderzoek.

Wie zegt immers dat Hooghe en co niet evengoed de wetenschappelijke feitelijkheid opofferen omdat dat hen het beste uitkomt?
Wie zegt dat zij niet de door de Tubeekse juwelier doodgeschoten Marokkaanse overvaller verdedigen, wiens tweelingbroer het volgende stelt: “Hassan a fait toutes les démarches pour obtenir un job. A chaque fois, on lui a fermé la porte au nez. Le braquage, c’est pas son genre. Mille fois il est passé devant cette bijouterie et jamais il n’a pensé la braquer. Alors pourquoi cette fois? Quelqu’un a dû lui monter la tête en lui disant qu’il y avait du blé à se faire. Il a pensé au fric et pas aux conséquences.” (La Dernière Heure, 8 december 2010)

Het wordt ook duidelijk welke media Blommaert volgt, wanneer hij zegt: “En kijk eens, deze keer hoort men geen gepruttel van de overkant. Hooghe en zijn collega’s krijgen publiek gelijk.” (De Standaard, 7 december 2010)


Blommaert juichte te vroeg, want de volgende dag kreeg Van San zelf ruimte voor een fel wederwoord in dezelfde krant. Zij merkt op dat men uit het feit dat werkloosheid en criminaliteit op gemeentelijk niveau zouden correleren, volstrekt niets kan besluiten over oorzakelijke verbanden. Ze verwerpt dus het triomfantelijke Belgische antwoord, omdat het een typisch Belgisch amalgamistisch appelen met peren vergelijken is en een zielige uiting van correct denken.

De volgende dag verdedigt Hooghe zichzelf weer. ’t Is te zeggen, hij geeft toe dat zijn structurele analyse geen verklaringen kan geven, maar enkel verbanden legt. “Het is dan ook niet juist te stellen dat wij allerlei individuele verbanden suggereren. (..) Ons onderzoek was helemaal niet bedoeld om aan te tonen dat Van San ongelijk heeft.” Goed, de Naamloze weet natuurlijk ook niet meer wie wat juist suggereerde. Misschien citeerden De Standaard journalisten Lesaffer en Ghijs Hooghe verkeerd, maar in elk geval zat Blommaert er, zoals gewoonlijk, glad naast. En op de VRT hoorde N*A*O* wel degelijk Marc Hooghe zélf verwijzen naar Van San. De lafaard!
Hooghe geeft in zijn zelfverdediging Van San ook nog een smerige trap in haar kruis, wanneer hij bekent niet over betrouwbare gegevens te beschikken om verklaringen van criminaliteit te kunnen geven: “Die cijfers bestaan echter niet, en ook Van San beschikt er niet over.” Ik kan het niet, dus zij evenmin, moet hij gedacht hebben.

De Naamloze woede dreigt op dit punt explosief uit te barsten in een oproep tot beroepsverbod voor die zelfgenoegzame socioloog, maar kan net op tijd weer gekanaliseerd worden via de kritiek op Hooghes structureel onderzoek zelf.

Deze statistische studie maakt gebruik van de multivariate analyse en de gevonden correlaties kunnen effectief interessant zijn… om later diepgaand veldonderzoek te doen naar reële causale verbanden.
Hooghe en co onderzochten dus het verband tussen de afhankelijke variabele “criminaliteit” en de onafhankelijke drievoudige variabele “armoede, ongelijkheid en werkloosheid”. Zij namen een vijftal controlevariabelen, namelijk “leeftijd”, “toerisme”, “urbanisatie”, “vreemdelingen” en “regio”, waarvan zij voor 589 Belgische gemeenten en steden de proportie bepaalden.
Uit de studie blijkt nu dat criminaliteit behalve met de onafhankelijke variabelen, enkel met de controlevariabele “urbanisatie” betekenisvol correleert.

Toch heeft de Naamloze A*O* bedenkingen bij Hooghes studie zelf, meer bepaald bij zijn definitie van allochtonen, welke bevolkingsgroep volgens hem dus geen statisch verband heeft met criminaliteit.

Pieter Lesaffer citeert Marc Hooghe: “In onze studie zochten we ook naar een verband tussen vreemdelingen en criminaliteit, maar we hebben er geen gevonden. We hebben per gemeente het aandeel niet-Europese inwoners onderzocht, het aandeel Turken, Marokkanen... Het waren geen bepalende factoren. Van allochtonen met de Belgische nationaliteit hebben we geen cijfers, maar we weten dat dit aandeel overeenkomt met het aandeel inwoners met een vreemde nationaliteit per gemeente. Onze conclusie gaat dus ook op voor allochtonen.”

Hier verstaat Hooghe dus duidelijk allochtonen als niet-Europese vreemdelingen.
Hij doet dat weer in zijn zelfverdediging: “Bovendien weten we dat allochtonen veel meer kans hebben om verdacht te wórden dan leden van de blanke meerderheidsgroep. Op basis van de groep ‘verdachten' kun je dus geen geldige uitspraken doen over de grotere categorie ‘daders van misdrijven'; allochtonen zijn bijna per definitie oververtegenwoordigd in de groep ‘bij de politie bekende verdachten'.”

Ofschoon minder duidelijk, bevestigt hij dat ook in het criminologisch tijdschrift, omdat hij het daar heeft over “non-nationals are concentrated in urban areas” en deze in steden wonende vreemdelingen in België inderdaad meestal niet-Europeanen zijn.

In de multivariate analyse zelf worden allochtonen echter anders gedefinieerd, namelijk als vreemdelingen tout court.
Europese en niet-Europese allochtonen worden, in tegenstelling tot wat Hooghe zelf suggereert, toch niet als aparte controlevariabelen gebruikt.
Hooghe’s exacte definitie van de controlevariabele is de volgende. “Non-nationals rate: percentage of inhabitants of a municipality without Belgian citizenship status 2001-06. Source: National Institute of Statistics, Belgium. Range: 0.42-41.17.”

In zijn zelfverdediging zegt Hooghe: “Uit de analyse blijkt glashelder dat er in de nabijheid van concentraties van allochtonen niet meer delicten voorkomen dan in de rest van het land, ook als je controleert voor alle andere relevante kenmerken zoals verstedelijking.”
Wanneer de 40% niet-Europese vreemdelingen in Antwerpen en de 70% Europese (Nederlandse) allochtonen in Baarle-Hertog samengevoegd worden als één variabele, dan bestaat minstens de kans dat een eventuele correlatie criminaliteit en een bepaalde groep allochtonen geneutraliseerd wordt.
Omdat de controlevariabele de gemiddelde aanwezigheid van vreemdelingen in de 589 Belgische gemeenten is, is het bovendien mogelijk dat de vreemdelingen in Baarle-Hertog, dat even zwaar weegt als Antwerpen, dit gemiddelde zwaar beïnvloeden.
Wie zegt dat de onafhankelijke variabele “werkloosheid”, of de controlevariabele “urbanisatie” geen spookvariabele voor “niet-Europese allochtoon” is?

Zo “glashelder” zijn Hooghes conclusies dus niet.
Ofschoon er aparte cijfers bestaan over Europese en niet-Europese vreemdelingen, gebruikten de onderzoekers die niet. Akkoord, hun studie schrijft zich specifiek in in het onderzoek naar economische ongelijkheid en criminaliteit en vreemdelingen zijn daarbij slechts één controlevariabele, maar dan moeten de onderzoekers ook geen ongefundeerde conclusies voorstellen met betrekking tot een maatschappelijk zeer gevoelig thema.

Val aan, fiere Vlaming, die hansworst van de KUL! Uit het raam ermee! ’t Is ’t een of ’t ander, spreken waarover men kan spreken of zwijgen!
           
Aldus sprak N*A*O*:
‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (XXXII)’,
Kopenhagen, 29 december 2010


(1) p              v (incl)           q                           p             v (excl)           q
      1              1                     1                           1             0                     1
      1              1                     0                           1             1                     0
      0              1                     1                           0             1                     1
      0              0                     0                           0             0                     0
(2) “Mènin aeide, thea, (..)” vertaald door Patrick Lateur (2010).
(6) Zie: http://www.apache.be/2009/10/proces-kb-lux-de-politie-belazerde-de-kluit/ .

Geen opmerkingen:

Een reactie posten