11 juli-toespraak van Johan Sanctorum voor het Mechelse Guldensporenkomitee, en elders te velde
Beste vrienden
Het verhaal van de Gulden Sporen is een schoon verhaal, 11 juli is een tof feest, de leeuw is een edel dier, Vlaanderen is een fijn land met een "prachtvolk", zoals ik ooit eens een politicus hoorde jubelen.
Het is misschien allemaal té schoon om waar te zijn. Dat van die gulden sporen is door ons aller Hendrik Conscience verzonnen, er schijnt niets van te kloppen. De leeuw schijnt in die tijd een luipaard geweest te zijn.
11 juli is niet eens een officiële feestdag. En Vlaanderen, tja, wat is dat voor iets? Een Noord-Belgische regio? Een deelstaat zonder bevoegdheden behalve voor het schilderen van de verkeerspalen? Een land op zoek naar zichzelf, naar echte autonomie? Of houden we het toch maar bij de Lamme Goedzak die wel droomt van een onafhankelijk Vlaanderen, maar die, bij het wakker worden, verschrikt naar zijn portefeuille tast?
Ik zal u vandaag een kort relaas brengen over de vrije, onafhankelijke pers die wij niét hebben, en de Belgische ziekte, die jammer genoeg wél bestaat, en springlevend is. En over de manier hoe dat schrale Vlaamse medialandschap liever de ziekte dan de remedie verspreidt.
We weten allemaal dat de Belgische constructie het gevolg is van een diplomatieke conferentie in het 19de eeuwse Europa, na de nederlaag van Napoleon. Wij zijn een bufferstaat, een stuk asfalt tussen Frankrijk, Nederland, Duitsland, en Engeland. Meer moet dat niet zijn, meer mocht dat niet zijn: het België van 1830 was per definitie een restgebied, waarvan de inwoners zich ook navenant moesten gedragen: als restburgers. En waarvan de cultuur zich ook zo moest affirmeren: als een tamelijk onbenullige mossel-met-friet-cultuur, in stand gehouden door het fameuze “Belgische compromis”,- de manier om alles kapot te negociëren en in een flou artistique te verdrinken.
Het compromis-denken, ons door de geschiedenis opgedrongen, wordt gekenmerkt door angst voor verandering en is verslaafd aan de impasse. Het is zelfs existentieel besmettelijk: het tast mensen aan, geesten, groepen, structuren, het creëert een laissez-faire-mentaliteit. Niemand durft nog ten gronde te denken en waarheden te benoemen.
De kwalificatie van Karel De Gucht, over België, als “een permanente diplomatieke conferentie”, is dus nog niet zo slecht gevonden: de 19de eeuw duurt bij ons eeuwig. Want langzamerhand heeft het diplomatieke bakkeleien een permanent karakter gekregen, en baarde het een politiek en institutioneel gedrocht, dat misschien nog best te beschrijven is als een kakmachine, met dank aan onze grote kunstenaar Wim Delvoye. België verteert alles, ook zichzelf…
Wat is nu de rol van de Vlaamse media in dit verhaal van de verdwazing en het eeuwige uitstel? Hebben wij een kwaliteitspers, die ongenadig als een luis in de pels van het regime zit, en voor veel jeuk zorgt? Hebben wij kranten, weekbladen, TV-zenders die de diplomatieke conferentie ontmaskeren en de zeepbellen doorprikken?
Of maken die media veeleer deel uit van de Bouillon belge, en roeren ze mee in de stoofpot die al bijna twee eeuwen suddert, en waar alle vaste substantie al lang is opgelost?
Ik zal proberen te antwoorden door twee Latijnse spreuken te parafraseren, twee citaten uit de Aeneïs van Vergilius, het verhaal van de Trojaanse held Aeneas, die na 10 jaar zwerven de stad Rome stichtte.
Zoals u weet zijn de Latijnse spreuken weer in de mode, en ik ben het aan mijn familienaam bijna verplicht om hier niet achter te blijven…
I. "Ab uno disce omnes”
(Vrij vertaald: “Lees vandaag één krant, en je hebt ze allemaal voor een heel jaar gelezen”)
Toen Frank Thevissen en ikzelf onze essaybundel “Media en Journalistiek in Vlaanderen” presenteerden,- dat was de herfst van vorig jaar-, schilde ik tijdens mijn uiteenzetting een portie aardappelen voor het avondmaal, en gebruikte daarvoor een exemplaar van De Standaard als onderlegger. Voordien al had die krant in onze handen spontaan vlam gevat op de Antwerpse Meir, een hele tijd voor mevr. Colen op het idee kwam. Hoofdredacteur Peter Vandermeersch zag het filmpje op U-tube, reageerde furieus, en deed wat zijn krant in zo’n geval moest doen: ons boek doodzwijgen.
Ik vind dat een grove miskenning van een gebaar dat als een teken van erkentelijkheid bedoeld was: Peter Vandermeersch, in 2007 uitgeroepen tot marketeer van het jaar, is nu eenmaal dé man in Vlaanderen die een krant heeft teruggebracht tot haar absolute essentie, namelijk die van een kwart kilo bedrukt papier, waarvan de houdbaarheid de 24u niet overstijgt. Pulp dus, datgene waaruit een krant wordt gemaakt, en waarin ze terug opgaat. Uit pulp zijt gij ontstaan, tot pulp zult gij terugkeren.
Ooit waren kranten opiniemakers of informatie-overbrengers, en liefst beide. Nu zijn het in de eerste plaats glitterige consumptieproducten, waarvan het entertainmentgehalte primeert. De marketeers hebben de redacteurs naar de kelders gestuurd en leggen hun nieuwe normen op: een krant moet vlot lezen, vooral niet hoekig of tegendraads zijn, en met uitknipbare hoekjes om DVD’s of flessen wijn te winnen. Meer oplage betekent hogere reclametarieven, en daar draait het uiteindelijk allemaal om. De overheidssubsidies, zogenaamd om de kwaliteitspers in stand te houden, zijn ook mooi meegenomen. En vreemd: sinds de marketeers het hebben overgenomen, gaan Vlaamse kranten en weekbladen steeds meer op elkaar gelijken. Lees er een, en je hebt ze allemaal gelezen: De Standaard, De Morgen, Het Laatste Nieuws, Dag Allemaal…, allen denken ze commercieel en brengen ze hetzelfde soort pulpnieuws.
In dat bewuste boek ga ik uitvoerig in op de oorzaken van die commercialisering. Er is uiteraard de globalisering en de explosie van het vrijemarktdenken, waarin alles te koop is aan de prijs van de dag, ook ideeën of informatie.
In onze contreien werd daarenboven op het einde van de jaren ’60 de zgn. “ontzuiling” ingezet: het loskoppelen van media van hun ideologische achtergrond. Voordien had je katholieke, liberale en socialistische kranten,- een typisch uitvloeisel van het Belgische machtsevenwicht. Het was geen echt voorbeeld van intellectuele breeddenkendheid, maar je wist wat je eraan had: blauwe informatie bij het Laatste Nieuws, een rozerode kijk op de wereld bij de Volksgazet, en onvervalste tsjevenpraat bij de oude Standaard onder het AVV/VVK-banier.
De fameuze Mei ’68-beweging heeft een beslissende stoot gegeven bij het slopen van die 19de eeuwse zuilen. Op zich was dat geen slechte zaak. De revolutionairen van toen hadden, begin de jaren ’70, de kans kunnen grijpen om een echte kwaliteitskrant op te richten: rebels, scherpzinnig, goed-geïnformeerd, ongenadig-kritisch voor het regime, on-Belgisch in alle opzichten. Maar dat gebeurde niet: handige jongens zoals Paul Goossens, ooit kandidaat-pastoor, dan gauchistische studentenleider, even later redacteur van de toen nog katholieke Standaard, en tenslotte weer journalistiek boegbeeld van de linkse De Morgen, roken hun kans om het establishment te veroveren, waar ze zo tekeer tegen waren gegaan.
Afgezien van enkele eenzame rebellen zoals Mark Grammens of Johan Anthierens, verkozen ze om het op zijn Belgisch te doen: diplomatiek, sluw, principeloos, en gericht op het status-quo. Het startschot voor de Vlaamse pulpindustrie was gegeven.
De hippies van weleer werden de grootste commercanten en carrieristen. De losgeslagen misdienaars ontpopten zich tot flamboyante zakenlui, of politici met ook nog een hoop lucratieve beheerdersmandaten voor een onbekommerde oude dag, of linkse intellectuelen die vanuit hun sjieke lofts de wereld met hun politiek-correcte meningen verblijdden, beter bekend als la gauche caviar. Zij hebben in de jaren ’90 paars aan de macht gebracht: de hemel-op-aarde in de vorm van een Belgische modelstaat, die achteraf maar een kartonnen decor bleek, en nu al lang met het groot vuil is meegegeven.
Maar er is nog een andere reden waarom men in Vlaanderen voor commercialisering koos. Met de verbreding van het na-oorlogse flamingantisme tot volksbeweging, en het succes van de Volksunie in de jaren ‘70, werd de vraag ook steeds sterker naar een Vlaams-nationale zuil: een totaalaanbod van diensten, structuren, media, een groots socio-cultureel netwerk dat de voorafspiegeling zou vormen van een zelfstandige Vlaamse staat. Een echte Vlaamse krant, republikeins van inspiratie, zou daarvan de intellectuele motor vormen.
Daar is dus niets van in huis gekomen. Het Vlaams-Belgisch establishment zag het gevaar van een échte Vlaamse krant aankomen, en koos bewust voor vermarkting, vervlakking en verkleutering. De Vlaming moest niet lastig gevallen worden met analyses, onaangename waarheden, en zeker niet met opruiende republikeinse praat, maar des te meer met weetjes over de pruik van Naomi Campbell, de scheiding van Sandra Bullock, of het reilen en zeilen van het koppel Bart Kaëll/Luc Appermont.
De krant als domhouder, de Vlaamse media als instrumenten van een door het Belgisch compromis aangedreven infantiliseringsproces?
Feit is, dat Belgisch patriottisme en vrijemarktlogica elkaar perfect vonden. De nieuwe marketeers zouden dat varkentje van de hardnekkige, on-Belgische, verzuurde Vlaming wel eens wassen. Want het separatisme is per definitie zuur en zwart, en Vlaanderen moest aangezoet en witgewassen worden, alles moest hip zijn, grappig, onnozel. En jawel: op de duur word je er ook onnozel van, de verpulping werkt: mensen raken het kritisch denken ontwend, en verteren alleen nog lichte kost zonder kauwen.
Het beste bewijs dat er op de achtergrond van de commerciële logica een agenda meedraait van hersenspoeling en bewustzijnsvernauwing, is het feit dat de VRT dapper meeging in dat verpulpingsproces. Hoewel men zich eigenlijk alleen om kwaliteit en objectiviteit moest bekommeren, bestudeerde men op de Reyerslaan vooral de kijkcijfers, en was vervlakking troef, in het zog van “concurrent “VTM.
Dit betekent dat de openbare omroep,- de omroep waar u en ik allen aandeelhouders van zijn- zich gaandeweg de dynamiek van een commerciële omroep heeft eigen gemaakt, met alle gevolgen van dien: een schrikwekkende dominantie van oppervlakkige entertainmentcultuur, een voorliefde voor de lullige Vlaming die in Man-bijt-hond wordt opgevoerd, een Woestijnvisdictatuur van de jolige frats, het verbrokkelen van informatie en duiding in hapklare, gemakkelijk verteerbare brokken kortnieuws.
Gangmaker van deze evolutie was o.m. een zekere Siegfried Bracke, nu notoir kopstuk van een succesrijke V-partij. Vanuit het niets kreeg het wit VRT-konijn ruim 100.000 voorkeurstemmen achter zijn naam. De verkleutering heeft zijn effect blijkbaar niet gemist…
En dat brengt ons, beste vrienden, op de tweede Latijnse spreuk van de dag:
II. “Timeo Danaos et dona ferentes”
(Vrij vertaald: “Ik wantrouw journalisten, zeker als ze zeep verkopen”).
Naast pulp, is zeep een ander geschikt materiaal om het niveau van de Vlaamse pers te evalueren.
Zoals u weet staan journalisten in Vlaanderen laag aangeschreven. Volgens een peiling (een echte, geen Woestijnvispeiling...) vinden we ze onderaan bij de minst betrouwbare beroepen, naast de verkopers van tweedehandswagens, de pooiers en de… politici.
In dat verband is het begrip soap-opera interessant: oorspronkelijk een radio-feuilleton uit het Amerika van de jaren ’30, speciaal voor de zeepfabrikanten geschreven, om er tussendoor gemakkelijk hun reclame in kwijt te kunnen. Zeepreclame uiteraard.
Langzamerhand is dat woord soap spreekwoordelijk geworden voor een verhaal zonder begin of einde. De zeepopera houdt ons eindeloos aan het lijntje over personages die er maar niet uit geraken, en elke dag opnieuw hun diplomatieke conferentie houden, tot de tekstschrijvers hen “eruit schrijven”.
Het is dus de zeep die het verhaal in gang houdt. België is een zeepbel, ontstaan uit een 19de eeuwse soap-opera, genaamd “De Stomme van Portici”, de enige opera waarin de hoofdfiguur niet zingt. Dat is al een belangrijke vingerwijzing: de Belg heeft geen stem, en zelfs indien hij stemt als Vlaming zal hij weer eindigen als Belg. Uit zeep zijt gij ontstaan, tot zeep zult gij terugkeren.
De Belgische soap dus. Hopeloos, maar niet ernstig. Het nieuws is fake, zoals de Franse mediafilosoof Jean Baudrillard al stelde. Vooral in dit apenland. Heel de fameuze Wetstraat heeft een enorm hoog feuilletongehalte. Ik raad u echt aan, het TV-nieuws met die ogen eens te bekijken. We zien elke dag ministers hijgen, met dikke dossiers onder hun armen, en stotteren achter bosjes microfoons. We zien limousines aan en af rijden, maar we beseffen niet eens meer dat dit theater is, door kranten en televisie geënsceneerd. Dààr zitten de soapschrijvers!
Regeringen worden gevormd, regeringen vallen, politici worden gemaakt én gekraakt, in een tempo en op een tijdstip dat veeleer de goede orde van het verhaal moet dienen, de regels van het goed scenario, dan een echte politieke logica.
Ondertussen leren wij, burgers, leven met de status van toeschouwer, alles speelt zich af als in een film, wij kunnen en mogen niet ingrijpen in het feuilleton. Doen we dat toch, door bijvoorbeeld voor de verkeerde partij te kiezen, dan zullen de media de foute acteurs eruit schrijven en het verhaal een extra dosis glijmiddel te geven.
En dat, beste vrienden, is momenteel aan het gebeuren in de nieuwste soap-opera, genaamd “De terugkeer van Bart De Wever naar het vaderland” , vrij naar de 17de eeuwse opera van Claudio Monteverdi “Il ritorno d'Ulisse in patria”,- toevallig volgend seizoen door de Vlaamse Opera geprogrammeerd.
In Ulysses herkennen we natuurlijk Aeneas, de Romeinse held die ons de citaten aanleverde voor deze toespraak. Ik vertel u even de korte inhoud van deze opera, en u zult direct begrijpen waarom er vandaag in Vlaanderen plotseling zoveel Latijn gesproken wordt.
Eerst de proloog.
In juni 2004 stemt zowat een kwart van de Vlamingen op een Vlaams-radicale onafhankelijkheidspartij, het Vlaams Blok. De partij kanaliseert een fundamentele anti-establishment onderstroom die zich tegen de Belgische staat richt. Heel het Ancien Régime, de francofonie, het paleis, maar ook de Vlaamse linkerzijde, zit met de handen in het haar. Want het cordon sanitaire, en een politiek proces tegen deze partij, kunnen die onderstroom blijkbaar niet stremmen.
Het eerste bedrijf speelt dan in februari 2009 , wanneer N-VA-voorzitter Bart De Wever dé grote hype wordt van het Woestijnvisprogramma “De slimste mens” , en aansluitend de Vlaamse verkiezingen wint. Het Vlaams-Belgisch establishment, met de media voorop, ruikt zijn kans: misschien valt er met deze frieten-etende, nukkige papzak vol droge humor wel een deal te sluiten, een new deal, en dan zijn we van dat staatsgevaarlijk Belang af.
En ik wil hier niets afdoen aan de grote politieke en intellectuele allure van Bart De Wever, integendeel. Maar het toont aan, dat zelfs mensen met grote klasse op een zeker moment acteurs worden in een verhaal dat ze niet zelf geschreven hebben. En ik verdenk de media hier echt van bewuste kwade trouw, als soapschrijvers in dienst van het regime.
Men begon vanaf dan van het “democratisch Vlaams-nationalisme” te spreken, om het goed te onderscheiden van dat duivelse separatisme, dat per definitie “ondemocratisch” was. Ook het woord “confederalisme” werd een hype: niemand kon zeggen wat het was, maar het was de zoveelste scheut zeep in het Belgische darmenstelsel.
Een Latijn-sprekende Boergondiër uit Mortsel dus, als tegengif tegen de staatsgevaarlijke zwarten. Bijkomend voordeel was, dat men zo de Vlaamse beweging kon verdelen, volgens het Latijnse spreekwoord “divide et impera” , in het goed Nederlands: verdeel de Vlamingen en heers. De N-VA voorman kreeg een vaste column in De Standaard, en was voor de rest van het VRT-scherm niet weg te branden.
Het 1de bedrijf eindigt, zoals in de beste opera-tradities, met een klimaks en een keerpunt. Op 13 juni 2010 wordt, -in wat nu al de geschiedenis is ingegaan als de “woestijnvisverkiezingen”,- N-VA de grootste partij van Vlaanderen en zelfs van België. Concurrent Vlaams Belang krijgt zware klappen. Opdracht geslaagd? Ja, maar een beetje te veel: 25% hoefde nu ook weer niet. Want staat er ook in de statuten van die partij niet dat ze de Vlaamse republiek als einddoel beoogt?
La République flamande??? Soyons raisonables, monsieur De Wever…
Het tweede bedrijf is dan helemaal gewijd aan intrige en gespin. Vanaf dan zie je een andere toon opduiken in de Vlaamse pers. Kersvers informateur De Wever en PS-voorzitter Di Rupo worden als een onafscheidelijke tweeling opgevoerd, twee Mandela’s (sic!), de dikke en de dunne, Obelix en Asterix, die samen het vaderland moeten redden. De radicale achterban van N-VA kijkt met argusogen toe: waar ligt dat vaderland van hun leider nu eigenlijk? En heeft Obelix al niet teveel van die Belgische toverdrank binnen?
Op 18 juni spreekt Bart Sturtewagen in DS nog duidelijkere taal, eigenlijk een niet mis te verstane waarschuwing: onder de titel “Meer Bracke, minder Maddens”, wordt N-VA gesommeerd om elke Vlaamse radicaliteit af te zweren, en de neo-Belgicistische lijn van de loge te bewandelen.
Een gratis lavement dus, om de bruine korstjes weg te werken die nog rond deze partij mochten hangen.
Tegelijk wordt het politiek programma van N-VA nu verzopen in een personencultus die de voorzitter opnieuw herleidt tot een stripverhaalheld die kilo’s frieten achterover slaat, vergezeld van twee Drakenburgers, een reuzenbrochette, tartaarsaus en blikjes bier, dit alles afkomstig van frituur ’t Draakske.
Verzeping dus,- of moeten we hier spreken van Belgische mayonaise die eindelijk pakt?
Eind juni schakelen de media nog een versnelling hoger, en dan wordt het echt surrealistisch.
In de commentaren en analyses wordt de idylle tussen De Wever en Di Rupo sexueel-mystieke allures toeschreven, van de Vlaamse hetero die het met de Waalse homo doet,- eenheid in verscheidenheid,-een cohabitatie die zal bezegeld worden in het vers opgemaakte bed van het herboren België.
Ik verzin niets, het staat er zo: “Belgen zijn joviale mensen. Belgische politiek moet dat ook zijn. Geen twijfel dat Di Rupo en De Wever voor elkaar en voor België zijn gemaakt. Een homo en een hetero, ze vervolledigen elkaar”, zo juicht een columnist in De Standaard op 25 juni.
Hoe die journalisten dat kluwen technisch allemaal zien, blijft een vraag. We horen ook niet te weten hoe die twee het doen, want dat is staatsgeheim. Feit is alleszins dat de Vlaamse kwaliteitspers (de Franstalige pers ronkt goedkeurend…) hier het grote glijmiddel aanlevert voor het Colloque Singulier op Griekse wijze tussen de twee politieke hoofdpersonages van het moment. “N-VA en PS versnellen paringdans”, kopt DS op 5 juli.
En zo wordt de republikein via een soft-pornosoap gerestyled tot de staatsman die België én de monarchie zal redden,- dat is althans het scenario. Geruisloos, geleidelijk, gestaag. Hoe zat dat nu weer met die sociale zekerheid die we gingen splitsen? En BHV? En,- een pertinente vraag die door niemand minder dan oud-VRT journalist Walter Zinzen wordt gesteld: “Wie van de bijna 800.000 kiezers van Bart De Wever zou de bedoeling hebben gehad om Di Rupo als premier te krijgen”?
Doe van het woord “preformateur” de eerste letter weg, en je weet wat de missie van Di Rupo is: un réformateur de l’etat belge.
De epiloog van onze amoureuze soap, beste vrienden, zal ik u voorspellen, aan de vooravond van 11 juli.
Ofwel doet De Wever wat de media hem dicteren, namelijk België redden en mee in de ziekelijke logica van het compromis verstrengeld geraken. Dan zullen de vreugdekoren in Wallonië, Brussel en ten paleize luid jubelen. Heimelijk hoopt men dan op een nieuw Volksuniescenario, een schisma in de Vlaamse beweging, waarna de traditionele partijen het laken weerom naar zich toe kunnen trekken.
Ofwel zal Bart De Wever het toneel op tijd verlaten en zich uit de onderhandelingen terugtrekken. De media zullen hem dan laten vallen, en verketteren als de man die bij Leterme in het vagevuur mag gaan sudderen, of in de hel bij het Vlaams Belang. Gezellig, met z’n allen in het cordon, waarom niet, er zijn daar plaatsen vrijgekomen na 13 juni.
Dan, pas dan, ontstaat er de mogelijkheid van een breed Vlaams onafhankelijkheidsfront. Het klinkt hard, maar zo liggen de historische kaarten: wij moeten rekenen op het tijdig uiteenspatten van de surrealistische zeepbel, om onze kansen op een echte Vlaamse staatsvorming te vrijwaren.
Besluit: niet deelnemen, maar de spelregels veranderen!
Ik ben begonnen, beste vrienden, met een knipoog naar 1302 en de fameuze Guldensporenslag, die we vandaag vieren. Ik zal er ook mee afsluiten.
Wat is daar toen gebeurd, die 11de juli, wat is de essentie, de historische les die we moeten onthouden?
Voor mij ligt de boodschap van Groeninghe 1302 niét in de gulden sporen die Conscience bijeen fantaseerde. En zelfs niet in het al even disputabele voorbeeld van Vlaamse eendracht, want de Brabanders vochten mee met de Fransen (ik wil me in dit gezelschap dan ook duidelijk kenbaar maken als Westvlaming van geboorte, en niet als inwoner van het Brabantse Overijse…)
De essentie is voor mij, simpelweg, dat het voetvolk de ruiterij onderuit haalde door zich van de gangbare regels niets aan te trekken. Ridders die zich onkwetsbaar en ongenaakbaar waanden, omdat het al eeuwen zo was, werden er door Vlaamse boerenpummels aan herinnerd dat ook voor hen de aarde maar anderhalve meter lager ligt, en ze daar met een welgemikte knots van de goedendag kennis mee kunnen maken. Down-to-earth, back to reality. Het is het verhaal van de kleren van de keizer.
In 1302 namen de onverlichte slijkduivels géén ridders gevangen om er losgeld voor te eisen, zoals dat de gewoonte was. Ze maakten ze gewoon af en aten het paardenvlees op (Jan Breydel was niet voor niets een beenhouwer). De rest van de Franse cavalerie stoof in paniek uiteen.
Rare jongens, die Vlamingen. Ze kennen niet eens de waarde van het geld!
De echte winnaar is dus, wie de spelregels herschrijft. In 1302 waren het verleden, de traditie en de vaste norm géén argument, anders hadden de Vlamingen het onmiddellijk op een lopen gezet bij het zien van zoveel ridderlijke pracht. Zoiets vind ik revolutionair, in de beste zin van het woord: de zaken gewoon omdraaien, een Umwertung aller Werte. We moeten, beste vrienden, van dat woord “revolutie” weer leren houden, want de Vlaamse onafhankelijkheid zal er alleen komen als we leren denken buiten de Belgische poppenkast, buiten de logica van het compromis, de lange nachtelijke onderhandelingen, de Belgische ziekte die alles en iedereen besmet wat ze aanraakt.
Ondertussen moeten wij, de 45% Vlamingen die voor een V-partij stemden, de 55% andere Vlamingen nog doen inzien dat België inderdaad een ongeneeslijke kwaal is, en Vlaanderen de remedie. Jawel, ook onze progressistische, linkse medeburgers, de culturele sector, de kunstenaars, de journalisten, zullen we ervan moeten overtuigen dat het Vlaams-republikeins project geen oprisping is van zure opa’s, of de natte droom van een handvol neo-nazi’s, maar een warm project dat de Vlaamse Gemeenschap ook tot een echte cultuurnatie kan smeden.
Op de huidige Vlaamse pers, de kranten, of de publieke omroep, of de commerciële omroep, moeten wij hier niet rekenen. Zij zullen de Belgische kaart blijven trekken, het zit in hun conformistische marktlogica ingebakken.
Voor die sensibilisering hebben wij dus een eigen, nieuw medium nodig, een krant, een TV-zender, of desnoods beginnen met een weekblad. Radicaal, kritisch, zelfkritisch, cultureel bewust. Slim, breeddenkend, met veel zin voor humor en ironie. Een remedie, niet alleen tegen het Belgische compromis, maar ook tegen de pulpcultuur en de zeepjournalistiek die deze monarchie rechthouden. Misschien is Vlaanderen daarvoor te klein en moeten we het samen met Nederlandse republikeinen doen: ook bij onze Noorderburen is er wellicht plaats voor een nieuwe kwaliteitskrant, nu Peter Vandermeersch verkast naar NRC-Handelsblad...
Geen preformatie of reformatie of evolutie dus, maar revolutie. De klassiek-traditionele sporen van de Vlaamse beweging, stammend uit de 19de eeuw, moeten nu verbreden en opgaan in een republikeinse volksstroming die de Vlaamse natie in het Europa van de 21ste eeuw positioneert, zelfbewust, zonder complexen. Dat zal een schok geven, een heilzame schok, die doorheen heel Europa zal zinderen.
Voor deze shockterapie hebben wij een nieuwe journalistieke cultuur nodig. Schrijvers, denkers, scherpzinnige lastposten, kritische massa. Zij moet het in de soap verzopen lees- en kijkpubliek terug wakker schudden en goesting doen krijgen in de kracht van de waarheid.
Het zal er komen, het moet er komen. Voor minder moeten we niet gaan. Mogen we niet gaan.
Ik dank u.
Afbeeldingen, in volgorde:
1. Wim Delvoye: Kakmachine, installatie
- 2. Johan Sanctorum en Frank Thevissen nemen de Vlaamse kranten door op de Antwerpse Meir (september 2009)
- 3. Erwin Vanmol: "Het sacraal huwelijk van Bart De Wever en Elio Di Rupo", cartoon speciaal getekend n.a.v. deze toespraak
- 4. Jan Muës: “De nieuwe kleren van de keizer”, aquarel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten