2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 20 juni 2009

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (IV)

N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, wil nog steeds Belgisch surrealist zijn, maar blijft daaromtrent vragen stellen :

-1-

Na de recente regionale verkiezingen merkte N*A*O* al op dat de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië toeneemt, ondermeer omdat Vlaanderen ‘rechts’ en Wallonië ‘links’ stemt.

De vraag blijft of ook dit niet louter een taalkwestie is.

‘Rechts’ en ‘links’ zijn immers in de Belgische context twee verschillende woorden voor ‘nationalisme’.

In Vlaanderen stemt 37 % min of meer expliciet nationalistisch, terwijl in Wallonië 32 % ook nationalistisch kiest, zij het dat het Waalse nationalisme zich socialisme noemt.

Yves Desmet begrijpt het standhouden van de PS in Wallonië niet : “veel meer schandalen dan er daar nu zijn kan je niet bij elkaar bedenken, van normvervaging over affairisme tot regelrechte corruptie, en zedenfeiten, met schertsfiguren als Daerden” ; het is “niet te bevatten dat zo’n partij ongestoord de grootste kan blijven en slechts minimaal voor al deze schandalen incasseert.” (De Morgen, 9 juni 2009)

De Naamloze A. O. kan dat juist heel gemakkelijk bevatten. Omdat de Belgische politiek een voortdurende clash tussen het Waals en het Vlaams nationalisme is, is zij een belangenstrijd, waarbij geen morele normen gelden !

Is het bijvoorbeeld meer dan een zuivere belangenkwestie dat de Brusselse en de Waalse gewestregeringen samen de dienst ‘Wallonie-Bruxelles Int’ oprichtten om de politieke promotie van de francofonie te doen, terwijl de Vlaamse economische promotie weggehoond wordt ?

Is het bijvoorbeeld moreel te noemen dat Vlaanderen, dat zelf al crècheplaatsen creëerde in Brussel (omdat dit een duidelijke gemeenschapsbevoegdheid is), nu dubbel moet betalen via het Brussels Gewest dat 1368 plaatsen voor Franstalige en 78 voor Nederlandstalige kinderen goedkeurde, omdat de Waalse Gemeenschap hiervoor zogezegd geen geld had ?

Dat de Brusselse regering hiervoor ‘buiten de lijntjes’ moest kleuren en de crècheplaatsen onder andere benamingen moest scheppen (zoals tewerkstelling, infrastructuur, wijkcontracten en Europese verplichtingen), omdat ze in strijd zijn met de eigen bevoegdheden, is toch enkel een belangenconflict en geen morele zaak ?

Dat ‘Madame Non’ een info-campagne wil voeren onder de titel “UN enfant = EEN kind” om aan te klagen dat Vlaanderen Franstalige kinderen discrimineert als het bijkomend Vlaams kindergeld toekent, hetgeen duidelijk binnen de wet is, is toch geen morele vraag, maar opnieuw een Waals-Vlaams belangenconflict ?

Kan men het moreel noemen dat Milquet als alternatief een volledige dertiende maand kinderbijslag promoot om het Vlaams initiatief te neutraliseren ? Dat zo’n dertiende maand gedeeltelijk gefinancierd zou worden door transferts van Vlaanderen naar Wallonië en Brussel is niet meer dan een belangenstrijd.

Is het moreel om ook Nederlandstalige Belgen met Mexicaanse griep naar het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis over te brengen, terwijl dat een gerenomeerde anti-Vlaamse instelling is, waar zich permanent taalconflicten voordoen ? Onkelinx hoort natuurlijk nooit iets van de vele klachten, omdat deze elke keer weer zonder gevolg geklasseerd worden.

Jammer genoeg steunt het Belgische establishment samen met de belgicisten in de behoudsgezinde bestuurspartijen CD&V, VLD en SPa, én met de twee grote vakbonden, enkel het Waals nationalisme.

De Groote Redder des Vaderlands Guy Verafstoodt liet Vlaams sijsje Patricia Ceijssens zeggen dat de N-VA Vlaanderen een slecht imago bezorgt in de wereld (in De Standaard, 11 juni 2009), terwijl een pak ondernemers nog maar net gezegd had dat juist België een slecht imago heeft in de wereld (in De Tijd, 26 mei 2009).

-2-

Het waren ook Europese verkiezingen en het blijkt dat overal in Europa het socialisme achteruitgaat.

Waarom ?

In plaats van deze vraag te stellen en de socialistische electorale ongeloofwaardigheid te analyseren, zijn de socialisten, ook in Vlaanderen, enkel tactisch bezig om toch te kunnen meeregeren.

Blijkbaar kregen de Franse ‘nouveaux philosophes’ in 1989, toen de muur tussen Oost en West viel, definitief gelijk en werd Marx de oorzaak van al het communistisch onheil.

Er is in elk geval geen socialist meer te vinden die durft zeggen dat het zijn doel is om “een politiek-economisch stelsel dat gekenmerkt wordt door het gemeenschapsbezit van de productiemiddelen” te realiseren. Geen enkele ‘sos’ spreekt nog over de klassenstrijd…

Laat N*A*O* het zo zeggen : tegelijk met de globaliseringstendens vanaf de jaren tachtig is het socialisme verdwenen.

Het ‘internationalisme’ was puur kapitalistisch : de grenzen moesten geopend worden en de natiestaat vernietigd in functie van het monopoliekapitaal en de delocalisering.

Het socialisme gaat achteruit omdat het deze analyse uit de weg gaat.

In de niet achterlijke landen van Europa, waar geen stemplicht bestaat, stemt de gewone man dan ook niet meer voor de socialisten : “l’abstention de l’électorat populaire explique en partie les résultats du 7 juin.” (Le Monde, 10 juin 2009)

Marx is echter helemaal niet verantwoordelijk voor de waanzinnige misstanden in het voormalige Oostblok en elders in de wereld, zoals de ‘nouveaux philosophes’ beweerden.

Er is niets mis met het leninistische beginsel van “socialisme in één land”.

De ‘sossen’ moeten hun gezwets over internationalisme achterwege laten en het volksnationalisme, dat een eigen staat wil, accepteren !

De Waalse socialisten zijn daartoe wel in staat. Dat verklaart waarom in het kanton van PS-minister Didier Donfut, die wegens corruptie moest aftreden, de PS stemmen wint. De Walen weten goed genoeg dat ze Vlaanderen leegmelken en daarom worden politici die dat zo willen houden beloond.

-3-

Ook Europa zélf behaalde een verkiezingsnederlaag.

Waarom wantrouwen de Europeanen Europa ? Waarom wint Wilders met zijn campagne tegen ‘Brussel’, de Britse National Party met “Get out the pigs” en Lega Nord met “Europa opdoeken” ? Waarom werden in totaal zes negationisten, die de holocaust ontkennen, verkozen ?

Waarschijnlijk om dezelfde redenen waarom het socialisme overal achteruitgaat.

Bas Heijne : “Europa, het woord zelf ligt als een steen op je maag (..) zodat het elan zich in het anti-Europese kamp bevindt, in het opkomen voor bedreigde eigenheid, in de strijd voor het behoud van het herkenbare kleine tegen het anonieme grote.” (NRC-Handelsblad, 30 mei 2009)

Het wordt tijd om de Europese integratie in twijfel te trekken en zelfs terug te draaien.

Zeker nu duidelijk werd dat Europa op de door het neoliberalisme veroorzaakte wereldcrisis zelf neoliberaal reageerde.

De Nihilistisch-Anarchistisch Offensieve Europese Geest is een industrieel project, dat moet groeien vanuit localiteiten en regio’s, en is geen politiek project. (Zie N*A*O*’s Nieuwjaarsbrief 2009 : http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/03/naos-nieuwjaarsbrief.html )

-4-

Is de overwinning van Geert Wilders in Nederland relevant voor Vlaanderen ?

Misschien wel, omdat Wilders voorstander is van een ver doorgedreven samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, en zelfs van de vorming van één staat : de ‘Nieuwe Nederlanden’ ?

Omdat in Nederland de vrije meningsuiting niet beknot wordt door een ‘cordon sanitaire’ (zoals dat in België resulteerde uit het conflict tussen het Vlaams en het Waals nationalisme), zullen het enkel de linkse partijen zijn die niet met Wilders in zee zullen gaan.

Zeker wanneer Wilders’ Partij Voor de Vrijheid in 2011 ook de Nederlandse verkiezingen zou winnen, wordt zijn regeringsdeelname dan een reële mogelijkheid.

Wilders is niet echt extreem-rechts. Misschien krijgt hij een proces omdat hij de Koran vergeleek met Hitlers ‘Mein Kampf’, maar dat zal hij gemakkelijk winnen, omdat de Koran effectief bedenkelijke passages bevat (en hij niet in België woont).

Bovendien zullen de Nederlandse verkiezingen in 2011 gedomineerd worden door het multi-culturalisme debat vanwege de mislukte integratie van massa’s islamitische immigranten.

H.J.A.Hofland : “Vergis u niet : Wilders is méér dan zijn anti-Allah-campagne. Hij is de politicus met een radar voor alles wat de gewone man ergert.” (De Groene Amsterdammer, 1 mei 2009)

Wilders verwijst vaak naar het Zwitserse ‘goed bestuur’ en wil daarom dat Nederland en Vlaanderen samengaan.

Als lezer van The Economist weet hij dat België niet lang meer zal bestaan, zodat er snel verregaande akkoorden gesloten moeten worden !

Volgens Hofland is Wilders een (rechtse) intellectueel in de politiek, die zich “heeft ontwikkeld tot een stem des volks”.

N*A*O* waarschuwt voor eventuele ideologische anti-rechtse verblinding, die als gevolg kan hebben dat men deze realiteit in Vlaanderen niet ziet…

De actuele toenaderingspogingen tussen de SPa en de N-VA van de (rechtse) intellectueel Bart De Wever, stemmen de Naamloze Achter Ons voorlopig vreugdevol.


Aldus vroeg N*A*O*,

‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (IV)’,

Brussel, 20 juni 2009

zaterdag 13 juni 2009

N*A*O*'s Groote Staatshervorming (I)

N*A*O*, de naamloze achter ons, heeft gezegd :

Vele politici zijn gewoon om als een vanzelfsprekende stelling te decreteren, dat geen enkel volk vrij behoort te zijn eer het in staat is van zijn vrijheid gebruik te maken. Die uitspraak zou goed thuishoren in de mond van de dwaas in het oude verhaal, die besloot niet het water in te gaan voor hij had leren zwemmen.

N*A*O* daarentegen bepleit de Vlaamse autonomie.

-1-

De recente verkiezingen tonen aan dat de politieke kloof tussen Vlaanderen en Wallonië verder verdiept.

Ten eerste stemt meer dan de helft van de Waalse kiezers uitgesproken ‘links’ (PS + Ecolo), terwijl in Vlaanderen SPa en Groen! samen amper een vijfde van de stemmen halen, en alleen in Vlaanderen radicaal rechts gestemd wordt.

Ten tweede is Wallonië traditioneler dan Vlaanderen : in het Waalse vierpartijenlandschap zijn de traditionele partijen goed voor 73 %, terwijl ze in het Vlaamse zevenpartijenlandschap slechts de helft of 53 % van de stemmen krijgen.

In Wallonië, ten derde, wordt Ecolo de derde partij, maar in Vlaanderen stagneert Groen! nipt boven de kiesdrempel.

In Vlaanderen tenslotte vertegenwoordigen drie nationalistische partijen (nog zonder de confederalisten binnen de CD&V te tellen) 36 % van de stemmen, terwijl deze politieke strekking in Wallonië bijna verdwenen is.

-2-

Onze ‘pacificatiedemocratie’ ten spijt, zetten in deze crisistijden blijkbaar meer en meer Vlamingen hun eis om (ook fiscale) autonomie op de politieke agenda.

De Franstaligen beantwoorden deze eisen met : “On n’est demandeur de rien.” Zij doen dat omdat zij voorlopig meer beroep doen op het federale sociale zekerheidsysteem dan Vlaanderen en zien een eventuele regionalisering ervan met angst tegemoet.

Wallonië interpreteert de Vlaamse eisen als de afbouw van de SOLIDARITEIT.

Voor veel Vlamingen is dit echter geen solidariteitskwestie, maar draait het om SUBSIDIARITEIT.

(In psychoanalytische zin zou men in het Franstalige gedweep met hun links zijn en met solidariteit het omgekeerde kunnen ontwaren. In de Belgische geschiedenis bestaan nauwelijks voorbeelden van Franstalige solidariteit met Vlaanderen.

Daarom heeft N*A*O* trouwens wel begrip voor de radicaal rechtse Vlaamse tendens, zonder deze evenwel goed te keuren.

Nu de conjuncturele kansen gekeerd zijn, sterkt juist het verbleken van de Vlaamse solidariteit, omwille van dit historisch ontbreken van Franstalige solidariteit, de Naamloze A.O. in zijn advies aan de Vlamingen om juist wél solidair te zijn voor het geval de regionale kansen in de toekomst weer zouden omslaan.

N*A*O* voegt daar tegelijk aan toe dat dit rationeel moet geregeld worden, bijvoorbeeld op basis van een economische theorie van efficiënte risicoverdeling…)

Het is op zich een redelijke Vlaamse eis om zowel transparantie van de solidariteitstromen te vragen, als reële inspraak in het beheer ervan, die haar nu ontzegd wordt door verschillende ‘pacificatiedemocratische’ regels (zoals taalpariteiten en andere blokkeringsmechanismen ten voordele van de Franstalige minderheid in België), zeker nu Wallonië via de omweg van de federale regering toch wel iets vraagt, namelijk nog bijkomende Vlaamse solidariteit.

Het Franstalige “non !” en de ondemocratische werking van de federale staat zorgden ervoor dat de Vlaamse eisen de vorm kregen van (fiscale) autonomie en er in België sprake is van een centrifugaal, afbrokkelend federalisme, wat men een ‘devolutie’ noemt.

In Wallonië gaat men ervan uit dat Vlaanderen ‘rechts’ is en tegengehouden wordt door het Waalse ‘linkse’ verzet.

(Over de oorzaken van het Waalse ‘links’ is er het interessante interview met Guido Fonteyn in De Witte Raaf (zoek editie 120) :

http://dewitteraaf.stylelabs.com/web/flash/content.asp?struct_id=8&pagetype=search&language_id=2&pagecount=1&site=DWR_site .)

In werkelijkheid wordt Vlaanderen gehinderd door zijn eigen verdeeldheid en is Wallonië sterk door zijn eenheid.

Hier ligt de reden waarom N*A*O* op zoek gaat naar argumenten om te komen tot Vlaamse eenheid als tussenstap voor een rationele staatshervorming, waartoe ook de Gravensteengroep oproept.

-3-

Vlaanderen is verdeeld tussen de voorstanders van decentralisatie en de belgicisten. De eerste benadrukken het concept van de SUBSIDIARITEIT dat moet toelaten het beleid regionaal aan te passen aan lokale situaties en doelstellingen én lokale beleidsmakers beter te stimuleren.

De belgicisten benadrukken dan weer de interpersoonlijke SOLIDARITEIT tussen alle Belgen, zodat de sociale zekerheid zeker niet geregionaliseerd mag worden.

Zolang empirisch onderzoek, dat de voor- en nadelen van beide strekkingen aantoont uitblijft, promoot de Naamloze A.O. het samengaan van beide concepten om daarmee tot eenheid onder de Vlamingen te komen.

Om te beginnen moet men een onderscheid maken tussen statische en dynamische solidariteit.

Statische solidariteit valt eigenlijk nog gemakkelijk te regionaliseren. Voor elke individuele Belg wordt uitgegaan van zijn in België verworven rechten, die dan in elke regio geherdefinieerd worden. Het uitgangspunt blijft de rechtsgelijkheid van álle Belgen, maar er zal dus overlegd moeten worden om tot een aanvaardbare herdefiniëring te komen. Dit overleg zal ongetwijfeld over eerlijkheid en billijkheid gaan. De individuele voordelen bestaan dan uiteindelijk uit de som van vroeger opgebouwde rechten en rechten onder het nieuwe regionale regime.

Veel belangrijker echter is de dynamische solidariteit, die toekomstige risicoverdeling regelt. De financiële toestand van elke regio is onzeker en wordt beïnvloed door allerlei factoren : de algemene economische activiteit, de gemiddelde tewerkstelling- en pensioneringsgraad, enzovoort.

Om deze toekomstige risico’s op te vangen zouden de regio’s ze op voorhand en efficiënt onder elkaar kunnen verdelen, zodat er sprake zou zijn van een interregionale solidariteit.

Opdat deze interregionale solidariteit efficiënt zou zijn, moet aan twee voorwaarden voldaan worden. Ten eerste is er nood aan ‘mutualiteit’, namelijk dat alle risico’s van de gehele bevolking samengebracht moeten worden om dan door de gehele bevolking gedeeld te worden.

De ‘mutualiteit’ moet ten tweede aangevuld worden met de ‘draagkracht’ : dit wil zeggen dat de verdeling van de risico’s over de gehele bevolking wel gebeurt op basis van ieders risicodraagkracht, die groter is naarmate men rijker is.

(Let wel : het gaat hier over toekomstige risicoverzekering en niet over een interregionaal herverdelingsstelsel, dat om historische en democratische redenen niet meer aanvaard wordt. Bij de fameuze ‘transferts’ wordt vandaag niet de interpersoonlijke solidariteit gecontesteerd, maar wel de interregionale herverdeling, die op 40 % ervan wordt geschat.)

De implementatie van deze nieuwe interregionale solidariteit in de vorm van efficiënte risicoverdeling gebeurt best in twee stappen.

Samengevat, worden, nadat eerst elke regio de risico’s van al zijn inwoners bepaalde, deze risico’s samengebracht en tussen beide regio’s verdeeld op basis van hun regionale draagkracht (die de som is van de draagkracht van al hun inwoners). Concreet vertrekt men vanuit de globale regionale draagkracht en maakt men akkoorden over regionale verwachtingen. Zo’n akkoorden zijn niet vanzelfsprekend, maar worden wellicht vergemakkelijkt omdat het over evoluties en risico’s op lange termijn gaat. De verschillen tussen deze afgesproken verwachtingen en de werkelijke realisaties vormen dan de concrete risico’s.

In de tweede fase organiseert elke regio afzonderlijk zijn interne risicoverdeling.

De eerste stap is ‘interregionale solidariteit’ en de tweede ‘interpersoonlijke solidariteit’, die onder het subsidiariteitprincipe valt. SOLIDARITEIT en SUBSIDIARITEIT zijn nu niet meer tegengesteld.

Zo’n interregionale solidariteit heeft slechts voordelen op lange termijn : het gaat immers over het delen van onvoorspelbare risico’s met betrekking tot het reële regionale inkomen per inwoner (en opnieuw niet over herverdeling) !

-4-

De Naamloze A.O. voorziet twee moeilijkheden voor deze rationele en economistische uitzuivering van de ‘transferts’ die de vereniging van SOLIDARITEIT en SUBSIDIARITEIT mogelijk maakt.

De eerste moeilijkheid bestaat erin dat de verzekering van het risico het risico verergert. De fameuze ‘werkloosheidsval’ is hier een voorbeeld van, waarbij werkloosheidsuitkeringen het zoeken naar werk afremmen. Welnu, de interregionale solidariteit zou tot gevolg kunnen hebben dat een van beide regio’s zijn economische politiek zou laten slabakken.

In een echte federale staat zou de federale autoriteit hierover controle uitoefenen (in België gebeurt dit jammer genoeg niet), maar bij autonome regio’s is dat natuurlijk onmogelijk.

Hiertegenover staat dat in onafhankelijke regio’s wel sterkere en regionaal aangepaste stimulansen kunnen geven worden.

Een tweede probleem is dat elke regionale politiek effecten heeft op de buurregio’s. Er kan bijvoorbeeld tussen Vlaanderen en Wallonië een concurrentie ontstaan om de belastingen te verlagen en de sociale zekerheid af te bouwen om investeerders aan te trekken.

In een federale staat zijn dergelijke problemen geïnternaliseerd en dus gecontroleerd.

Hiertegenover staat de zeer hoge prijs voor administratieve complexiteit en verlies van subsidiariteit (waar België een extreem voorbeeld van is).

De balans van voor- en nadelen die volgen uit de twee besproken hindernissen moet natuurlijk empirisch onderzocht worden alvorens politieke keuzes gemaakt kunnen worden.

Dergelijk onderzoek ligt in de lijn van N*A*O*’s wens van een RATIONELE staatshervorming en meteen zou de eis om transparantie ingewilligd zijn.

Ofschoon de Belgische situatie niet vergelijkbaar is met de Franse revolutie, geldt toch dat ook bij ons rationaliteit niet het monopolie heeft : “Rationality, however, did not have a monopoly of utterance in 1788 and 1789. The kind of eloquence needed to mobilize popular anger to the point at which it could be used as a lever of power was not cool but hot. And the stokers of revolutionary heat were not prepared to allow it to cool off for the benefit of moderate constitutional change. They were guided neither by rationality nor by modernity but by passion and virtue.” (Simon Schama, ‘Citizens’, Penguin, 1989, pp. 243-5)

Aldus sprak N*A*O*,

‘De staatsman scheert de schapen, de politicus vilt ze (I)’,

Merksem, 13 juni 2009