2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 13 juni 2009

N*A*O*'s Groote Staatshervorming (I)

N*A*O*, de naamloze achter ons, heeft gezegd :

Vele politici zijn gewoon om als een vanzelfsprekende stelling te decreteren, dat geen enkel volk vrij behoort te zijn eer het in staat is van zijn vrijheid gebruik te maken. Die uitspraak zou goed thuishoren in de mond van de dwaas in het oude verhaal, die besloot niet het water in te gaan voor hij had leren zwemmen.

N*A*O* daarentegen bepleit de Vlaamse autonomie.

-1-

De recente verkiezingen tonen aan dat de politieke kloof tussen Vlaanderen en Wallonië verder verdiept.

Ten eerste stemt meer dan de helft van de Waalse kiezers uitgesproken ‘links’ (PS + Ecolo), terwijl in Vlaanderen SPa en Groen! samen amper een vijfde van de stemmen halen, en alleen in Vlaanderen radicaal rechts gestemd wordt.

Ten tweede is Wallonië traditioneler dan Vlaanderen : in het Waalse vierpartijenlandschap zijn de traditionele partijen goed voor 73 %, terwijl ze in het Vlaamse zevenpartijenlandschap slechts de helft of 53 % van de stemmen krijgen.

In Wallonië, ten derde, wordt Ecolo de derde partij, maar in Vlaanderen stagneert Groen! nipt boven de kiesdrempel.

In Vlaanderen tenslotte vertegenwoordigen drie nationalistische partijen (nog zonder de confederalisten binnen de CD&V te tellen) 36 % van de stemmen, terwijl deze politieke strekking in Wallonië bijna verdwenen is.

-2-

Onze ‘pacificatiedemocratie’ ten spijt, zetten in deze crisistijden blijkbaar meer en meer Vlamingen hun eis om (ook fiscale) autonomie op de politieke agenda.

De Franstaligen beantwoorden deze eisen met : “On n’est demandeur de rien.” Zij doen dat omdat zij voorlopig meer beroep doen op het federale sociale zekerheidsysteem dan Vlaanderen en zien een eventuele regionalisering ervan met angst tegemoet.

Wallonië interpreteert de Vlaamse eisen als de afbouw van de SOLIDARITEIT.

Voor veel Vlamingen is dit echter geen solidariteitskwestie, maar draait het om SUBSIDIARITEIT.

(In psychoanalytische zin zou men in het Franstalige gedweep met hun links zijn en met solidariteit het omgekeerde kunnen ontwaren. In de Belgische geschiedenis bestaan nauwelijks voorbeelden van Franstalige solidariteit met Vlaanderen.

Daarom heeft N*A*O* trouwens wel begrip voor de radicaal rechtse Vlaamse tendens, zonder deze evenwel goed te keuren.

Nu de conjuncturele kansen gekeerd zijn, sterkt juist het verbleken van de Vlaamse solidariteit, omwille van dit historisch ontbreken van Franstalige solidariteit, de Naamloze A.O. in zijn advies aan de Vlamingen om juist wél solidair te zijn voor het geval de regionale kansen in de toekomst weer zouden omslaan.

N*A*O* voegt daar tegelijk aan toe dat dit rationeel moet geregeld worden, bijvoorbeeld op basis van een economische theorie van efficiënte risicoverdeling…)

Het is op zich een redelijke Vlaamse eis om zowel transparantie van de solidariteitstromen te vragen, als reële inspraak in het beheer ervan, die haar nu ontzegd wordt door verschillende ‘pacificatiedemocratische’ regels (zoals taalpariteiten en andere blokkeringsmechanismen ten voordele van de Franstalige minderheid in België), zeker nu Wallonië via de omweg van de federale regering toch wel iets vraagt, namelijk nog bijkomende Vlaamse solidariteit.

Het Franstalige “non !” en de ondemocratische werking van de federale staat zorgden ervoor dat de Vlaamse eisen de vorm kregen van (fiscale) autonomie en er in België sprake is van een centrifugaal, afbrokkelend federalisme, wat men een ‘devolutie’ noemt.

In Wallonië gaat men ervan uit dat Vlaanderen ‘rechts’ is en tegengehouden wordt door het Waalse ‘linkse’ verzet.

(Over de oorzaken van het Waalse ‘links’ is er het interessante interview met Guido Fonteyn in De Witte Raaf (zoek editie 120) :

http://dewitteraaf.stylelabs.com/web/flash/content.asp?struct_id=8&pagetype=search&language_id=2&pagecount=1&site=DWR_site .)

In werkelijkheid wordt Vlaanderen gehinderd door zijn eigen verdeeldheid en is Wallonië sterk door zijn eenheid.

Hier ligt de reden waarom N*A*O* op zoek gaat naar argumenten om te komen tot Vlaamse eenheid als tussenstap voor een rationele staatshervorming, waartoe ook de Gravensteengroep oproept.

-3-

Vlaanderen is verdeeld tussen de voorstanders van decentralisatie en de belgicisten. De eerste benadrukken het concept van de SUBSIDIARITEIT dat moet toelaten het beleid regionaal aan te passen aan lokale situaties en doelstellingen én lokale beleidsmakers beter te stimuleren.

De belgicisten benadrukken dan weer de interpersoonlijke SOLIDARITEIT tussen alle Belgen, zodat de sociale zekerheid zeker niet geregionaliseerd mag worden.

Zolang empirisch onderzoek, dat de voor- en nadelen van beide strekkingen aantoont uitblijft, promoot de Naamloze A.O. het samengaan van beide concepten om daarmee tot eenheid onder de Vlamingen te komen.

Om te beginnen moet men een onderscheid maken tussen statische en dynamische solidariteit.

Statische solidariteit valt eigenlijk nog gemakkelijk te regionaliseren. Voor elke individuele Belg wordt uitgegaan van zijn in België verworven rechten, die dan in elke regio geherdefinieerd worden. Het uitgangspunt blijft de rechtsgelijkheid van álle Belgen, maar er zal dus overlegd moeten worden om tot een aanvaardbare herdefiniëring te komen. Dit overleg zal ongetwijfeld over eerlijkheid en billijkheid gaan. De individuele voordelen bestaan dan uiteindelijk uit de som van vroeger opgebouwde rechten en rechten onder het nieuwe regionale regime.

Veel belangrijker echter is de dynamische solidariteit, die toekomstige risicoverdeling regelt. De financiële toestand van elke regio is onzeker en wordt beïnvloed door allerlei factoren : de algemene economische activiteit, de gemiddelde tewerkstelling- en pensioneringsgraad, enzovoort.

Om deze toekomstige risico’s op te vangen zouden de regio’s ze op voorhand en efficiënt onder elkaar kunnen verdelen, zodat er sprake zou zijn van een interregionale solidariteit.

Opdat deze interregionale solidariteit efficiënt zou zijn, moet aan twee voorwaarden voldaan worden. Ten eerste is er nood aan ‘mutualiteit’, namelijk dat alle risico’s van de gehele bevolking samengebracht moeten worden om dan door de gehele bevolking gedeeld te worden.

De ‘mutualiteit’ moet ten tweede aangevuld worden met de ‘draagkracht’ : dit wil zeggen dat de verdeling van de risico’s over de gehele bevolking wel gebeurt op basis van ieders risicodraagkracht, die groter is naarmate men rijker is.

(Let wel : het gaat hier over toekomstige risicoverzekering en niet over een interregionaal herverdelingsstelsel, dat om historische en democratische redenen niet meer aanvaard wordt. Bij de fameuze ‘transferts’ wordt vandaag niet de interpersoonlijke solidariteit gecontesteerd, maar wel de interregionale herverdeling, die op 40 % ervan wordt geschat.)

De implementatie van deze nieuwe interregionale solidariteit in de vorm van efficiënte risicoverdeling gebeurt best in twee stappen.

Samengevat, worden, nadat eerst elke regio de risico’s van al zijn inwoners bepaalde, deze risico’s samengebracht en tussen beide regio’s verdeeld op basis van hun regionale draagkracht (die de som is van de draagkracht van al hun inwoners). Concreet vertrekt men vanuit de globale regionale draagkracht en maakt men akkoorden over regionale verwachtingen. Zo’n akkoorden zijn niet vanzelfsprekend, maar worden wellicht vergemakkelijkt omdat het over evoluties en risico’s op lange termijn gaat. De verschillen tussen deze afgesproken verwachtingen en de werkelijke realisaties vormen dan de concrete risico’s.

In de tweede fase organiseert elke regio afzonderlijk zijn interne risicoverdeling.

De eerste stap is ‘interregionale solidariteit’ en de tweede ‘interpersoonlijke solidariteit’, die onder het subsidiariteitprincipe valt. SOLIDARITEIT en SUBSIDIARITEIT zijn nu niet meer tegengesteld.

Zo’n interregionale solidariteit heeft slechts voordelen op lange termijn : het gaat immers over het delen van onvoorspelbare risico’s met betrekking tot het reële regionale inkomen per inwoner (en opnieuw niet over herverdeling) !

-4-

De Naamloze A.O. voorziet twee moeilijkheden voor deze rationele en economistische uitzuivering van de ‘transferts’ die de vereniging van SOLIDARITEIT en SUBSIDIARITEIT mogelijk maakt.

De eerste moeilijkheid bestaat erin dat de verzekering van het risico het risico verergert. De fameuze ‘werkloosheidsval’ is hier een voorbeeld van, waarbij werkloosheidsuitkeringen het zoeken naar werk afremmen. Welnu, de interregionale solidariteit zou tot gevolg kunnen hebben dat een van beide regio’s zijn economische politiek zou laten slabakken.

In een echte federale staat zou de federale autoriteit hierover controle uitoefenen (in België gebeurt dit jammer genoeg niet), maar bij autonome regio’s is dat natuurlijk onmogelijk.

Hiertegenover staat dat in onafhankelijke regio’s wel sterkere en regionaal aangepaste stimulansen kunnen geven worden.

Een tweede probleem is dat elke regionale politiek effecten heeft op de buurregio’s. Er kan bijvoorbeeld tussen Vlaanderen en Wallonië een concurrentie ontstaan om de belastingen te verlagen en de sociale zekerheid af te bouwen om investeerders aan te trekken.

In een federale staat zijn dergelijke problemen geïnternaliseerd en dus gecontroleerd.

Hiertegenover staat de zeer hoge prijs voor administratieve complexiteit en verlies van subsidiariteit (waar België een extreem voorbeeld van is).

De balans van voor- en nadelen die volgen uit de twee besproken hindernissen moet natuurlijk empirisch onderzocht worden alvorens politieke keuzes gemaakt kunnen worden.

Dergelijk onderzoek ligt in de lijn van N*A*O*’s wens van een RATIONELE staatshervorming en meteen zou de eis om transparantie ingewilligd zijn.

Ofschoon de Belgische situatie niet vergelijkbaar is met de Franse revolutie, geldt toch dat ook bij ons rationaliteit niet het monopolie heeft : “Rationality, however, did not have a monopoly of utterance in 1788 and 1789. The kind of eloquence needed to mobilize popular anger to the point at which it could be used as a lever of power was not cool but hot. And the stokers of revolutionary heat were not prepared to allow it to cool off for the benefit of moderate constitutional change. They were guided neither by rationality nor by modernity but by passion and virtue.” (Simon Schama, ‘Citizens’, Penguin, 1989, pp. 243-5)

Aldus sprak N*A*O*,

‘De staatsman scheert de schapen, de politicus vilt ze (I)’,

Merksem, 13 juni 2009

Geen opmerkingen:

Een reactie posten