2019... Muss Es Sein Es Muss Sein

zaterdag 17 oktober 2009

N*A*O*'s Questions aux belgicistes (IX) : Hitler in Belgium

N*A*O*, de Naamloze Achter Ons, vraagt zich af of het klopt wat de historicus Jacques Presser zei : “Als het fascisme ooit terugkomt, zal het dat doen onder de naam antifascisme” ?

-1- EIN BERUFSVERBOT IN BELGIEN

Naar aanleiding van een undercover reportage van een VRT journalist voor ‘Terzake’, waarin een Hobokense onthaalmoeder aan de schandpaal genageld werd vanwege een Hitlerportret in haar huiskamer, ontstond niet alleen een hetze in de Vlaamse publieke opinie, maar trok bovendien de Vlaamse ‘zorgminister’ Jo Vandeurzen, na crisisberaad op zijn kabinet, de licentie in van de vrouw om kinderen op te vangen.

N*A*O* - die voorlopig zijn verlangen om zelf kinderen op te vangen even opzij zet, gezien hij meerdere portretten van zichzelf aan de muur heeft hangen – heeft toch wel wat vragen bij dit beroepsverbod.

Omdat het juridisch onverdedigbaar lijkt, zou het immers om een politiek gemotiveerd beroepsverbod kunnen gaan. Dat zou betekenen dat met ons belastingsgeld een of andere onverlaat van de VRT tactieken gebruikt die het regime van Hitler, die blijkbaar nog steeds niet begraven kan worden, typeerden en tot broodroof leiden.

Het feit dat deze journalist niet alleen tijdens zijn undercover actie anoniem was, maar zichzelf daarna ook anoniem verdedigde in De Standaard, zijn aanwijzingen dat hij zich bewust was van de bedenkelijkheid van zijn onderneming.

De VRT medewerker met Batman, of beter met Robin allures schrijft : “als bepaalde activiteiten in uw huiskamer gecontroleerd mogen en moeten worden door een derde partij (..) en de controlerende instantie het laat afweten, lijkt het me de plicht en de verantwoordelijkheid van de media om de gordijnen open te trekken.” (De Standaard, 12 september 2009)

Eerst en vooral dient de erkenning door ‘Kind & Gezin’ enkel om indirect gesubsidieerd te worden door de overheid door middel van de fiscale aftrekbaarheid van de aan de onthaalmoeder betaalde bijdragen.

De gevolgen van de reportage van ons Günther Wallraffje zijn dus niet dat de vrouw geen onthaalmoeder meer kan zijn, wel dat ze duurder wordt.

De vraag die de journalist zich dus moest stellen was of ‘Kind & Gezin’ werkelijk in gebreke bleef bij de bepaling of de onthaalmoeder al dan niet staatssubsidies verdiende.

De Naamloze A*O* kon zich de dag van het nieuws niet van de indruk ontdoen dat ‘Kind & Gezin’ wel degelijk zijn plicht gedaan had. Het is helemaal niet de opdracht van ‘Kind & Gezin’ om te onderzoeken of en hoe “het private en het publieke in elkaar overlopen,” zoals Robin zo mooi zegt in zijn zelfverdediging. Zolang men van kinderopvang geen staatsdienst maakt, valt deze overgang niet te onderzoeken, tenzij men alle onthaalmoeders een maand lang undercover via een onewayscreen zou observeren, en dan nog. De controle door ‘Kind & Gezin’ beperkt zich tot basiszaken, die in orde leken te zijn. En de inhoudelijke controle gebeurt door de ouders, die in dit geval tevreden waren.

De VRT journalist rept in zijn verdediging met geen woord over de journalistieke deontologie, hetgeen toch op zijn onbekwaamheid wijst.

De codex van de Raad voor Journalisten eist namelijk dat hij er zich eerst van zou moeten vergewissen of de gebruikelijke journalistieke methoden van informatiegaring niet toereikend waren om het verhoopte resultaat te bekomen.

Zijn undercover methode bracht geen “ernstige misstanden of schending van de mensenrechten” aan het licht en hij toonde ook niet aan dat de Hobokense onthaalmoeder kinderen verzorgt volgens nazistische principes.

Is het niet jammer dat de Raad voor Journalistiek geen sancties kan opleggen ?

-2- EIN ZWEITE BERUFSVERBOT IN BELGIEN

Ook de vrouw van de radicale imam Nordin Taouil verloor ondertussen haar licentie om kinderen op te vangen.

Dit lijkt weer op een beroepsverbod om puur politieke redenen en het zoveelste bewijs dat Belgische politici kompleet stuurloos zijn en zich met voor de slachtoffers niet zo futiele futiliteiten bezig houden.

Tenzij het niet zo onschuldig is en we ons in een totalitaire staat bevinden ?

De enige reden die N*A*O* kan bedenken waarom deze vrouw gebroodroofd werd, is dat het politiek evenwicht ermee hersteld werd.

Nadat eerst een Vlaams Belanger beroepsverbod kreeg, kon men nu ook een allochtoon aanpakken…

Of staat er ergens geschreven dat de vrouw van een ‘extremist’[1] haar job moet kwijt spelen ?

-3- INDUSTRIEEL POPULISME

Als ware democraat voert de Naamloze een ongelijke strijd tegen de telecratie,

waartoe het overgrote deel van de media behoort. Hij hoopt dat de ‘European way of life’ met zijn cultus van trouw en geduld ooit de plaats inneemt van het populisme en de sensatiezucht van de ‘American way’, waarvoor zelfs onze respectabele staatszenders gezwicht zijn.

Anderzijds verfoeit N*A*O* de hedendaagse intelligentsia, die sinds de val van de Berlijnse muur enkel nog bezig zijn met zichzelf. Samen met het biefstuksocialisme geeft deze slappe en decadente houding vrij baan aan het geglobaliseerde neo-liberalisme.

Volgens de Naamloze mag men het harde economisme en het historisch materialisme niet met het badwater weggooien.

Het echte populisme is immers het industrieel populisme. Het wordt het best gekenschetst door de baas van het Franse TF1, Patrick Le Lay, die liever niet meer spreekt over het bewustzijn van de kijkers, maar over “beschikbare hersentijd”.

Zou het niet beter zijn dat onze dappere Robin eens nadenkt over wat Le Lay zoal nog zegt : “Niets is moeilijker dan deze beschikbaarheid te verkrijgen. Daar bevindt zich de permanente verandering. Men moet voortdurend programma’s zoeken die werken, de mode volgen, surfen op tendensen, in een context waarin informatie versnelt, vermeerdert en banaliseert…”

-4- BELGISCHE INQUISITIE

De Raad van State heeft de VRT veroordeeld wegens discriminatie van het Vlaams Belang, omdat de omroep de partij niet uitnodigde voor de kanseliersdebatten tijdens de kiescampagne van 2007.

VRT hoofdredacteur Kris Hoflack zegt daarover : “We gaan onze houding ten gronde niet aanpassen. Wel moeten we nog voorzichtiger zijn.” (De Standaard, 23 september 2009)

Dit is de typische reactie en zelfgenoegzaamheid van het met het establishment vereenzelvigd stalinistisch ‘links’.

Hier is een rechtsfilosofisch antwoord van de Naamloze A*O* op zijn plaats.

In feite zegt Hoflack dat een staatszender mag discrimineren. Waarschijnlijk is dat voor hem toegestaan omdat het dient om te verhinderen dat het Vlaams Belang en anderen zouden discrimineren.

Uiteindelijk overtrad ook de VRT Robin zijn deontologische code om de door hem veronderstelde discriminatie door de Hobokense onthaalmoeder tegen te gaan.

Jozef De Witte tenslotte, de baas van de Inquisitie van het Centrum voor Gelijke Kansen, doet op zijn beurt hetzelfde. Hij discrimineert zelf door bijvoorbeeld te accepteren dat vrouwen in boerka enkel nog door vrouwelijke flikken gecontroleerd zouden worden. Niet alleen discrimineert hij vrouwen die geen boerka dragen, hij reduceert ook mannelijke en vrouwelijke agenten tot hun biologische karakteristieken.

Drie jaar geleden antwoordde De Witte op een klacht van een man die zich als hetero gediscrimineerd voelde : “Ik meen te mogen zeggen dat ik hier enkele experts in dienst heb die weten wat discriminatie is. Stigmatiseren van een meerderheid hoort daar echt niet bij. Discriminatie is iets dat per definitie een minderheid overkomt.”

Deze stelling van onze Inquisitie ambtenaar impliceert dat vrouwen in België niet gediscrimineerd kunnen worden. Allochtonen in Brussel evenmin en Franstaligen zeker niet door Vlamingen. En vooral : als minderheidspartij mag het Vlaams Belang in De Wittes optiek wel de meerderheidspartijen discrimineren[2].

Dit alles om maar te zeggen dat, behalve wanneer het om aanzetten tot geweld gaat (en dus niet eens om aanzetten tot subjectieve ‘haat’), de hele antidiscriminatie- en racismewetgeving verwerpelijk is.

Het arrest van het Hof van beroep te Gent van 21 april 2004 stelt : “Een ten aanzien van medeburgers (..) gehouden pleidooi voor een discriminerende wetswijziging kan derhalve (..) ongetwijfeld als een aanmoediging tot het bedrijven van discriminatie worden aangzien.”

Hiermee wordt niet alleen het objectiveerbaar aanzetten tot geweld gecriminaliseerd, maar ook ‘haat’ en ‘discriminatie’ in het algemeen. Op die manier eindigt men bij de beperking van de vrije meningsuiting, wanneer burgers wettelijk geen wetsontwerpen meer mogen maken, laat staan haten of discrimineren.

Staatsintellectuelen als De Witte en Hoflack zijn bezig de zaken om te draaien en een totalitair België te vestigen, waarin de burgers onderworpen worden aan het legaliteitsbeginsel, dat eigenlijk dient om de staatsmacht in te perken. Zij geven omgekeerd de staat of zijn intellectuelen alle vrijheid, ook om te discrimineren.

De totalitaire staat België maakt een duidelijk onderscheid tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ en zal zijn geweldsmonopolie aanwenden om het ‘goede’ op te leggen en het ‘kwade’ te bestrijden.

Rechtsfilosofisch gezien is de fout die ze maken de verwarring tussen recht (dat een staatsaffaire is) en ethiek (die een burgerzaak is). Door de twee te verwarren ontstaan perverse effecten. Ten eerste wordt hierdoor veel ethisch gedrag, dat in feite toch in vrijheid nagestreefd zou moeten worden, juridisch afgedwongen. En omgekeerd ontstaat zo de situatie dat alles wat niet verboden is, automatisch fatsoenlijk gevonden moet worden.

Dat is de tendens van de ‘politieke correctheid’[3].

De democratische eurocommissaris Buttiglione was homofoob ; de democratische Vandenbroucke was anti-Belgisch ; de democratische onthaalmoeder uit Hoboken was anti-multiculturalistisch. Alledrie werden ze uit hun functies ontheven omdat ze tegen iets waren dat niet verboden en dus automatisch ‘goed’ is.

In de Naamloze staat moet het juist omgekeerd zijn en wordt de vrijheidsruimte gecreëerd om onethische meningen te ventileren, zodat ze geweldloos bestreden kunnen worden. In een democratie is veel ruimte voor twijfel, terwijl het totalitaire onderscheid tussen ‘goed’ en ‘kwaad’ een behoudsgezinde waan is en gebaseerd op angst voor twijfel.

De Nihilistisch Anarchistisch Offensieve staat is tolerant : zo weinig mogelijk moet verboden worden. Het met juridisch geweld bestrijden van een onethische mening die men als ‘kwaad’ bestempelt, is juist een groter kwaad dan de uiting zelf.

N*A*O*’s recht om anderen geweldloos te discrimineren omdat hij hen onethisch vindt, is een noodzakelijke voorwaarde opdat hij zelf een ethisch wezen zou kunnen zijn.

Anders zou de Naamloze enkel een ‘rechtswezen’ zijn, dat hoogstens ‘voorzichtig’ is, zoals VRT-hoofdredacteur Hoflack.

Weer in tegenstelling tot wat De Witte en Hoflack menen, geldt deze vrijheid om te discrimineren niet voor de staat, die het geweldsmonopolie bezit en dus wel aan banden gelegd moet worden door het legaliteitsprincipe : de overheid is altijd gebonden aan op voorhand bepaalde, voor iedereen gelijk geldende algemene regels en mag dus eigen burgers nooit ongelijk behandelen zonder objectieve en redelijke rechtvaardiging.

Zowel de VRT als het Centrum voor Gelijke Kansen behoren volgens N*A*O* tot het staatsapparaat, en zijn dus onderworpen aan het legaliteitsprincipe. Daarom eist hij dat hun discriminaties definitief stoppen !

-5- CORDON SANITAIRE

Het ‘cordon sanitaire’ of de schutskring is duizend jaar oud en wordt met veel luister gevierd in het Franse Valenciennes, waar hij in 1009 aan een kluizenaar gesuggereerd werd door de hem verschijnende Heilige Maagd.

België, dat zich in 1830 onder impuls van de unie van katholieken en liberalen van het protestantse Holland afscheurde, is waarschijnlijk het enige land ter wereld dat katholieker wil zijn dan de wereld en het ‘cordon sanitaire’ ook toepast in de politiek. Het werd in 1999 (na een mislukte poging in 1989) geïntroduceerd als middel om de opname van de groenen in de ‘paarse’ regeringen noodzakelijk te maken, gezien de SP electoraal steeds slechter scoorde.

Officieel diende het ‘cordon’ om het racisme van het Vlaams Belang een halt toe te roepen, maar in werkelijkheid was het bedacht om een Vlaamse rechtse coalitie uit te sluiten en de SP – nu met hulp van de groenen – aan de macht te houden.

Gezien de grote kansenongelijkheid die het ‘linkse’ Belgische immigratiebeleid veroorzaakte, kan men het ‘cordon sanitaire’ eerder beschouwen als een manoeuver om een grote staatshervorming te dwarsbomen.

“Er zou geen sprake zijn geweest van een cordon mocht het antimigrantensentiment zich bij ons enkel hebben geuit via een grote belgicistische en royalistische partij.” (Bart Maddens in De Tijd, 27 september 2006)

VRT-hoofdredacteur Kris Hoflack zegt in Knack : “Ik vind nationalisme, samen met religie, een van de vreselijkste zaken die de geschiedenis heeft voortgebracht.” (23 september 2009) Het feit dat hij niets zegt over racisme, maakt dit citaat zeer veelbetekenend voor de Naamloze.

-6- WAT IS ER TROUWENS MIS MET HITLER ?

Gezien de undercover actie van de ‘Terzake’ medewerker twee beroepsverboden en een zoveelste verdomming van de publieke opinie veroorzaakte, raakt N*A*O* er meer en meer van overtuigd dat de naamloze journalist zelf vecht tegen zijn onbewuste nazi-sympathieën. Waarom maakt een stomme Hitlerfoto hem anders zo nerveus ?

Als historisch materialist wil de Naamloze A*O* er trouwens op wijzen dat moderne historici Hitler langzamerhand anders beginnen te bekijken…

John Lukacs ‘The Hitler of History’ geeft een overzicht van de manier waarop historici over Hitler schreven.

In ‘Mein Kampf’ schreef Hitler natuurlijk over zichzelf, maar dat is een onbetrouwbare bron, die vooral bedoeld was om een mythe te creëren.

Veel Duitse journalisten uit Hitlers tijd schreven over nazi corruptie, criminaliteit, chantage en terreur. Niemand schonk aandacht aan hun waarschuwingen en ze moesten dan ook vluchten of werden omgebracht. Geschiedkundigen moeten wel rekening houden met hiaten in hun geschriften.

Na de oorlog stelden historici als Trevor-Roper, Gölitz, Quint, Bracher en zelfs Bullock Hitler voor als een ideoloog, die achter zijn zaak stond en aan de macht kwam omdat zijn tegenstanders zo zwak waren.

Geschiedenisboeken als William Shirers “The Rise and Fall of the Third Reich” zijn uiteindelijk oppervlakkig omdat ze geschreven zijn vanuit het principe van ‘de macht van de persoonlijkheid’, en ervan uitgaan dat zonder Hitler ook geen Derde Rijk had bestaan.

A.J.P. Taylor schreef dat Hitler “ofschoon slecht, groot in daden was” en was eigenlijk de eerste die de staatsman in Hitler erkende.

Taylors denken werd vanaf de jaren zeventig voortgezet en zo evolueerde men van de demonisering van Hitler naar de ‘historisering’ ervan.

In sommige gevallen wordt Hitler zelfs gedeeltelijk gerehabiliteerd. Joachim Fest schrijft bijvoorbeeld dat, indien Hitler in 1938 zou gestorven zijn, “weinigen zouden aarzelen om hem een der grootste staatsmannen van Duitsland te noemen.”

In John Tollands “Hitler” wordt de dictator “probably the greatest mover and shaker of the twentieth century” genoemd.

Men moet natuurlijk oppassen voor echt ‘revisionistische’ auteurs die de ‘Endlösung’ ontkennen.

Ook psycho-historici als Langer of Binion die door middel van psychologie op zoek gaan naar de oorzaken van Hitlers slechtheid, kennen geen genade in N*A*O*’s ogen. Volgens hen was Hitler psychotisch omdat :

- zijn penis gebeten werd door een geit ;

- hij slechts één testikel had ;

- hij syfilis kreeg van een Joodse hoer ;

- zijn grootvader Joods was ;

- zijn vader hem sloeg ;

- zijn vader zijn moeder sloeg ;

- zijn incestueuze liefde voor zijn moeder in doodsdrift omsloeg ;

- een Joods arts zijn moeder niet van kanker kon genezen ;

- hij onder hypnotische suggestie stond ;

- hij leed onder post-encephalytische sociopathie ten gevolge van vergassing tijdens de eerste wereldoorlog ;

- hij seksueel geperverteerd was.

Uiteindelijk zeggen deze schrijvers toch dat Hitler niet verantwoordelijk was voor zijn daden ?

In de jaren tachtig brak een heuse strijd onder historici uit over de kwestie of men deze rehabilitatie van Hitler als een revival van het nazisme moest beschouwen.

Moderne historici kiezen tussen ‘intentionalisme’ en ‘functionalisme’.

Lukacs is een intentionalist : “Zeitgeist may have assisted Hitler’s coming to power ; but in the end he created his own Zeitgeist.”

Zitelman beschouwt Hitler eerder als ‘links’ dan als ‘rechts’. Voor hem was Hitler veel rationeler dan men tot nog toe dacht en hij veroverde de macht omdat hij radicaal revolutionaire ideeën had en een zeer goed economisch inzicht. Voor hem was de Duitse economische heropleving het gevolg van Hitlers reflatoire politiek en niet het ongewild gevolg van zijn herbewapening van het land[4].

Het ‘functionalisme’ leidt de aandacht af van Hitler, die zeker niet alleen verantwoordelijk is voor Nazi-Duitsland en de Holocaust. Dit standpunt is het meest verbreid onder academische geschiedschrijvers.

Rosenbaum of Goldhagen leiden de ‘Endlösung’ bijna af uit het christelijk anti-semitisme.

Saul Friedländer wil als functionalist Hitler ook niet teveel uit het oog verliezen en hij beschrijft in “Nazi Germany and the Jews” Hitlers opkomst als een zeer complexe causaliteit.

Ook Ian Kershaw is een functionalist. Voor hem was Hitler in de eerste plaats een instrument van het leger. Ontwikkelingen als sociaal darwinisme, nationalisme, angst voor het communisme, acceptatie van openbaar geweld, de desastreuze oorlog en de economische fluctuaties, deden de Duitsers een redder zoeken. Kershaw past Webers definitie van charismatisch leiderschap toe, waarbij de heldenverering minder van het karakter van de leider afhangt, dan van de relatie met en de behoeften van zijn vereerders.

Dit alles gezegd zijnde, stelt de Naamloze de hysterische Vlaamse pers voor om Hitler eindelijk te plaatsen waar hij thuishoort : in de geschiedenisboeken !

-7- WAT IS ER MIS MET ‘LINKS’ ?

Als men Hitler al ‘links’ begint te noemen, hoe zit het dan met ‘links’ in het actuele Europa ?

Zowel in Duitsland als in Oostenrijk kreeg ‘links’ zware verliezen te verwerken. Een stuk van hun winst werd gerecupereerd door andere linkse partijen als ‘Die Linke’ en de groenen.

‘Links’ ging al achteruit in bijna alle 27 lidstaten tijdens de Europese verkiezingen.

Er is veel kans dat de ‘socialisten’ uit de Engelse en Nederlandse regeringen gewipt zullen worden na de volgende verkiezingen. Ook in Vlaanderen behaalde de S.P.a een historisch dieptepunt. En net zoals in Frankrijk zijn onze ‘sossen’ ook nog eens bezig elkaar intern te verscheuren.

‘Links’ heeft in Europa dus niet geprofiteerd van de financiële en economische crisis van het kapitalisme.

Dat komt omdat de ‘linkse’ kiezers iets meer verwachtten van hun leiders dan het in goede banen leiden van de markteconomie.

Het probleem is dat het sociale idealisme verdwenen is en dat de ‘sossen’ dankzij hun vrijage met het liberalisme de smaak van de elite te pakken kregen en zeer behoudzuchtig werden.

( De Waalse PS vormt in Europa op dit punt een uitzondering. Zij lijkt ideologischer door haar discours over de sociale zekerheid, waarbij echter verzwegen wordt dat hierbij veel Vlaamse hulp nodig is. De PS doet de Naamloze wel eens denken aan de Italiaanse maffia. Of, gezien ‘Le Soir’ onlangs opriep om de flaminganten op een boot te zetten en die dan te kelderen, dient men de PS te beschouwen als ‘rechts’ Waals Nationaal-Socialisme ? )

In Vlaanderen zien we duidelijk de gevolgen van de neergang van het socialisme.

De partijtop van de S.P.a is arrogant, manipulatief en cynisch geworden. Zoals bij de andere bourgeois-partijen draait het alleen nog om macht en vriendjespolitiek.

Een tweede verschijnsel is de toenemende paranoia. Hierdoor ontstaat een vijandschap tegen interne democratie. Dit wordt geïllustreerd door het ontslag van de te slimme Vandenbroucke, maar ook door het opzij rangeren van Mia De Vits, die een te uitgebreid netwerk heeft, door de hoogmoedige aanstelling van ‘vice’ Ingrid Lieten, die nooit haar handen wilde vuilmaken met het winnen van kiezers, door het stiekeme gekuip van Steve Stevaert, door het niet horen van S.P.a-Rood, enzovoort, enzovoort…

Voor één keer deelt N*A*O* de mening van ‘monsieur sait tout’ Bernard-Henri Levy, die in Frankrijk voorstelt om de PS op te doeken en een nieuwe partij te stichten.

Ook in Vlaanderen leeft dat idee. Niet lang geleden praatte men over het samengaan van S.P.a-Rood, CAP en PVDA+, maar het miserabele verkiezingsresultaat van deze laatste belgicistische partij gooide roet in het eten.

Dit weekend probeert de S.P.a de interne brokken te lijmen door middel van een therapeutisch congres, waarop eerder door de top uitgelachen ministers als Kathleen Van Brempt en Peter Vanvelthoven, en misschien zelfs Frank Vandenbroucke, plots weer een hoofdrol zullen kunnen spelen. Maar met de verkiezingen in zicht dreigt dit toneelstukje zeer oppervlakkig te worden, zodat de behoefte aan een nieuwe geest zal blijven bestaan.

Komt daar nog bij dat net nu professor Rik Torfs bezig is met een nieuwe politieke beweging.

Politicoloog Carl De Vos : “Bovendien is de kans niet onbestaande dat er aan de linkerzijde een beweging of organisatie wordt opgestart door verschillende linkse spelers. Door op allerlei manieren aan het maatschappelijke debat deel te nemen, zou zo’n beweging het de S.P.a knap lastig kunnen maken.” (Knack, 14 oktober 2009)

-8- WAT IS ER MIS MET ‘RECHTS’ ?

In Vlaanderen gaat niet alleen de S.P.a achteruit. In tegenstelling tot elders in Europa boert ook de VLD slecht. Zij verloren de laatste jaren tien percent van hun kiezers en strandden als de zesde grootste partij.

De verklaring hiervoor gaf al een paar jaar geleden Vincent van Quickenborne (‘Kwikske’ in West-Vlaanderen) : “De VLD moet duidelijker maken dat ze een Vlaamse partij is, want de jongste jaren hebben we daar wat mee geaarzeld.”

Waarschijnlijk zit de ‘paarse’ vrijage met de S.P.a hier tussen. In elk geval is de VLD in hetzelfde bedje ziek als de S.P.a : “Hovaardij aan de top, identificatie met de macht, stagnatie van de ideeën, liquidatie van afwijkende meningen, blunders in de campagne.” (Luc van der Kelen in Het Laatste Nieuws, 26 september 2009)

Omdat de Naamloze A*O* anti-liberaal is, vindt hij Guy Verafstoodts oplossing van de problemen bijzonder grappig. Verafstoodt decreteerde dat zijn opvolger als toekomstig VLD-voorzitter twee ‘running mates’ moet hebben.

Hij bedoelt eigenlijk dat hij als leider onvervangbaar is.

N*A*O* verkneukelt zich over deze sclerose van de VLD-top en wacht op het moment dat van de hele VLD alleen nog Verafstoodt overblijft.

Nochtans is rechts in Vlaanderen er vlugger bij dan links om een nieuwe partij op te richten.

Georges Van Tiggelen is de politieagent die vorig jaar gemolesteerd werd door allochtonen (politiek correct ‘jongeren’ genoemd) in een Antwerpse stadsbus. Hij richtte de nieuwe rechtse partij op, die zich verzet tegen de wet Lejeune, tegen het immigratiebeleid en tegen de Inquisitie van het Centrum voor racismebestrijding.

Zowel deze nieuwe rechtse partij, als de linkse unie rond PVDA+ zullen altijd genekt worden door de vijf percent drempel van ons kiessysteem.

Men mag de moed echter niet opgeven. Kijk maar naar het succes van Geert Wilders partij, net over de Nederlandse grens, waar de vrije meningsuiting wel degelijk ernstig genomen wordt.

Ook Groot-Brittanië heeft dit begrepen, want gisteren werd Geert Wilders, wiens anti-vreemdelingen partij in de Nederlandse peilingen al dertig Kamerzetels heeft, op het Engelse grondgebied toegelaten, nadat een eerdere weigering als discriminatie veroordeeld werd door een Britse rechter.

-9- WAT IS ER MIS MET VREEMDELINGEN ?

Het Laatste Nieuws schat dat we binnenkort 350.000 nieuwe Belgische staatsburgers - en Franstalige kiezers – kunnen verwelkomen dankzij de regularisatiewet van 15 september. (17 september 2009)

Om legaal te worden moet men een bewijs van integratie leveren.

Le Soir beweert dat onze verenigingen die regularisatiekandidaten helpen hen effectief adviseren hun aanvraag in te dienen in Wallonië of in Brussel en niet in Vlaanderen.

In Wallonië en Brussel zou men de regels veel minder correct toepassen en vooral de geldigheid van arbeidskaarten niet nagaan.

Deze arbeidskaarten zijn erg in trek op de zwarte markt en kosten ongeveer 2000 euro.

-10- CORDON PROTECTEUR

Naast het ‘cordon sanitaire’ is er ook het ‘cordon protecteur’.

Het links-liberale correcte denken verhief Gerard Walschap tot een mythe, terwijl hij in de oorlog tamelijk ‘zwart’ was.

Lees daarover Frans Depeuters “Het verborgen leven van Gerard Walschap”.

Aldus vroeg N*A*O* zich af,

‘Hoe onwetender hoe dogmatischer (IX)’,

Merksem, 17 oktober 2009


[1] In Knack verscheen in het kader van de politieke Islam een interview met politoloog Sami Zemni, dat zeldzaam goed is in deze tijden van Islambashing, waarin ‘links’ de ideeën van het Vlaams Belang overneemt. Zemni suggereert dat de Belgische staatsveiligheid Taouil een ‘extremist’ noemt omdat hij zich afkeert van Marokko, dat zeer goede contacten onderhoudt met onze staatsveiligheid. Het Marokkaanse honingshuis houdt via zijn ambassades de Marokkaanse gemeenschappen in het buitenland nauw in de gaten.

[2] Elk jaar klaagt de Vaste Commissie voor Taaltoezicht aan dat het Centrum voor Gelijke Kansen, dat vol Waalse PSers zit, de taalwetten niet respecteert. De Franstalige personeelsleden van hoger niveau leggen inderdaad geen taalexamen Nederlands af. Het ligt in de lijn van De Wittes denken dat een Vlaamse meerderheid gerust gediscrimineerd mag worden.

[3] De CD&V ‘senatrices’ Sabine de Bethune en Mahima Lanjri willen in de Nederlandstalige wetboeken alle termen met een mannelijk geslacht ‘gender-neutraal’ maken. Een nogal brave vorm van ‘politieke correctheid’…

[4] De Britse geschiedkundige Tim Mason daarentegen denkt dat Hitler de economie zo in het slop bracht, dat hij enkel nog een uitweg zag in oorlogsvoering.

zondag 4 oktober 2009

N*A*O*'s F*** art - theory (III) : RAZZLE DAZZLE

Ter voorbereiding van zijn F*** art – theory bezocht de Naamloze A*O* deze zomer Venetië. Deze stad en haar statische gevels, die in haar kanalen weerspiegeld worden, zijn in de evolutie in één keer als een massa van schoonheid opgedoken uit de zee van het onbewuste.

Terwijl Venetië als het elegante schip ‘Penelope’ in de Adriatische Zee drijft, wordt zij permanent gestalkt door driftige duikboten uit datzelfde weerkerende onbewuste[1].

Men kan niet beweren dat Venetië dit ontkent of verdringt.

Integendeel, als Penelope gaat zij er juist de strijd mee aan en geeft hen zelfs een essentiële rol tijdens de door haar georganiseerde ‘Biennale di Venezia’. Gedurende ’s werelds grootste, tweejaarlijkse hedendaagse kunsthappening laat zij zich immers belagen door de kapitaalkrachtige witte stieren van de jetset.

In dit derde deel van zijn F*** art – theory bespreekt N*A*O* hoe Venetië zich tegen deze driften verdedigt.

-1- WHAT YOU LOVE ALSO MAKES YOU CRY

In het eerste deel van N*A*O*’s F*** art – theory1 werd aangetoond dat de opkomst van menselijke tranen, wanneer de Venetiaanse gevels uit het zicht verdwijnen, als men de stad verlaat om de Biennale te bezoeken of om huiswaarts te keren, een poging is om een waterbarrière aan te leggen tussen het onbewuste lichaam en het schoonheid zoekend oog. De wenende mens laat als het ware een Venetiaans kanaal aan zijn oog ontspringen in de hoop er dezelfde schoonheid mee te kunnen weerspiegelen.

De jury van de 53e Biennale en haar curator Daniel Birnbaum hebben dit eindelijk begrepen. Zij kenden daarom de Gouden Leeuw voor de beste kunstenaar terecht toe aan Tobias Rehberger voor zijn werk “Was du liebst, bringt dich auch zum Weinen” !

N*A*O* met het zwarte boekje met rode ster in “Was du liebst, bringt dich auch zum Weinen”

Tobias Rehberger ziet goed in dat onze tranenkanalen en het dal dat zij vullen een zuiver evolutionaire reactie zijn op het ontbreken van schoonheid, ook in de hedendaagse kunst.

Dit wil geenszins zeggen dat Rehberger ‘schoonheid’ als enig of zelfs noodzakelijk criterium om van kunst te kunnen spreken zou beschouwen. Evenmin als Venetië een museum is, is Rehberger conservatief.

Maar het betekent wel dat hij zich engageert om de verticale schoonheid van de uit de zee stekende Venetiaanse gevels als eeuwig referentiepunt te garanderen.

Hoe doet hij dat ?

Rehberger doet dit op drie manieren. Ten eerste door middel van ‘dazzle-painting’ : hij verbergt het Venetiaanse kunstwerk onder ‘razzle-dazzle’ motieven om het te beschermen.

Door het aanbrengen van ‘dazzle’ motieven probeert Rehberger het schip Penelope, dat Venetië is, en dat midden in de Adriatische Zee bestookt wordt door haar per onderzeeër arriverende driftige en niet meer tot sublimatie in staat zijnde minnaars, te camoufleren.

Net als de Naamloze meent Rehberger zich ten aanzien van de hedendaagse kunst in een oorlogssituatie te bevinden.

Om Venetië te verdedigen laat Rehberger zich direct inspireren door zijn collega-kunstenaar en Royal Navy officier Norman Wilkinson, die uitgaand van de artistieke mode van het begin van de vorige eeuw en meer bepaald van het kubisme, een nieuw camouflage schema bedacht. Gedurende de eerste wereldoorlog werden teveel geallieerde oorlogsbodems door Duitse U-boten gekelderd, omdat gelijk welke camouflage inefficiënt bleek in de wisselende zee- en luchtomstandigheden.

Wilkinson probeerde niet langer het schip onzichtbaar te maken, maar ‘brak’ de lijnen ervan met de bedoeling het de vijandelijke onderzeeërs onmogelijk te maken de vaarrichting en –snelheid te bepalen. De Britten noemden het camouflage schema “dazzle painting”, de Amerikanen “razzle dazzle”.

Om een schip tot zinken te brengen moeten torpedo’s immers gericht worden op een punt voor de boeg, zodat kennis van vaarrichting en –snelheid essentieel is. Het doel van ‘dazzle-painting’ was dus de observerende U-boot kapitein in de war te brengen. Het voorbeeld van de Franse kruiser “Gloire” toont dat contrasterende diagonale strepen het moeilijk maken om te zien in welke richting de boeg wijst.

Zoals gezegd is het niet Rehbergers bedoeling per se ‘schoonheid’ te genereren, al dan niet naar het voorbeeld van het ondertussen klassieke Venetië. Het is er hem alleen om te doen Venetië als referentie of als mogelijkheid te beschermen en daarvoor moet hij haar camoufleren.

Hij probeert de speculanten, die kunst onder controle willen krijgen, te vlug af te zijn, niet door letterlijk kunst te verbergen, maar door de richting en de snelheid van haar evolutie te camoufleren.

Voor Rehberger moet kunst een totaal open veld blijven waar vragen gesteld kunnen worden die niet gesteld kunnen worden in andere velden. En omdat in andere tijden ook andere vragen gesteld werden, moet ook de geschiedenis gevrijwaard blijven. Het gevaar bestaat immers dat in de loop der tijden antwoorden gegeven werden, zodat de vragen ‘verdwenen’. In die zin tracht hij Venetië als referentiepunt (en niet als ideaal) te bewaren.

De camouflage en de ‘razzle dazzle’ reddingsoperatie van het Venetiaans referentiepunt leveren onzekerheid op : wat is tegenwoordig een kunstwerk, en hoeveel daarvan wordt geconditioneerd door begrippen, percepties en externe invloeden ?

(Rehberger verdient daarnaast gecelebreerd te worden als ‘patafysicus. De wetenschap der denkbeeldige oplossingen staat ook toe dat men niet (meer) gestelde vragen stelt[2].)

-2- KUNSTCAMOUFLAGE IS CAMOUFLAGEKUNST

Een tweede manier waarop Tobias Rehberger deze vraag beantwoordt en Venetië beschermt, bestaat erin ‘nuttige’ kunst te maken.

Met “Was du liebst, bringt dich auch zum Weinen” maakte hij meer bepaald het café-restaurant van het nieuwe Palazzo delle Esposizioni in de Giardini[3].

Rehberger heeft duidelijk meer dan genoeg van de valse romantiek van de kunstenaar als authentiek genie, dat ‘nutteloze’ kunst maakt.

Deze leugen wordt volgehouden omdat hij een definitie van kunst, en dus controle mogelijk maakt.

Kunst heeft echter altijd een functie !

Schoonheid, decoratie, investering, kritiek, pseudokritiek, ‘would be’, huldiging, bluf, enzovoort… En Rehberger benadrukt dat.

Daarom kiest hij er vaak voor bruikbare kunst te maken.

Omdat hij in zijn werk rekening houdt met de omgeving, zou men hem enigszins een relatie-artiest kunnen noemen. Hij geeft bezoekers wel eens de kans het design van de expositieruimte mee te bepalen en te participeren. Hij vertaalt bijvoorbeeld de voorstellen of specificaties van vrienden en kennissen in artistieke omgevingen of in portretten, die dus de handtekening dragen zowel van diegene die het voorstel deed, als van de kunstenaar. De functie van zijn werk wordt afhankelijk van andermans bereidheid om er gebruik van te maken.

Met deze camouflagekunst geeft Rehberger toe niet ‘authentiek’ bezig te zijn, maar wel contextuele ‘cross-overs’ (met andere domeinen) te maken.

Volgens N*A*O* verraadt Rehbergers verregaande overgave aan deze ‘eerlijkheid’ zijn probleemloze en zelfs passionele omgang met de onzekerheid over wat kunst werkelijk is.

De passie waarmee hij werkt betekent enerzijds dat Rehberger in het geheel geen moeite doet om kunst te definiëren, en anderzijds dat hij door deze gedrevenheid als het ware een authentieke niet-authentieke artiest wordt.

Hij ‘verbergt’ of ‘camoufleert’ kunst, in de dubbele betekenis van deze woorden.

Rehbergers kunstcamouflage wordt camouflagekunst : zó houdt hij de hedendaagse kunst uit de handen van haar driftige minnaars.

De Naamloze waarschuwt ervoor Rehberger als een designer te beschouwen. Rehberger is niet geïnteresseerd in design als design, enkel in de vragen die designstrategieën oproepen. Het gaat hem niet over het sociale nut van zijn cafetaria of zijn ondergoed, wel om het in vraag stellen van de zogezegde ‘nutteloosheid’ van de ware kunst.

Het gaat hem om het camoufleren, het onzeker maken, het verbergen van de ware kunst.

Het redden van de kunst.

Aangezien de fameuze ‘nutteloosheid’ van de kunst een leugen is, is er ook een leugenaar.

Penelopes bronstige minnaars, de kapitaalkrachtige witte stieren van de jetset, maken haar het hof en beloven haar te onderhouden zonder dat zij verder nut moet hebben. Soit belle et…

Het is duidelijk dat de hedendaagse kunstmarkt steunt op de negentiende eeuwse romantische idee van de authentieke artiest en zijn nutteloze producten.

Omdat er geen expliciteerbare criteria bestaan om te bepalen of een object een kunstwerk is of niet, wordt de financiële waarde ervan bepaald, hetzij door de schaarsheid ervan, hetzij door de geniale status van de producent. In het eerste geval moet de kunstenaar dus dood zijn, hetgeen levende kunstenaars liever vermijden, zodat men dan maar de romantische mythe voortzet.

Daar genialiteit moeilijk te bewijzen is, is enig CYNISME nodig. Achter de zogezegd op vraag en aanbod gebaseerde marktwaarde, die de ‘genialiteit’ van de artiest zou weerspiegelen, schuilt vaak een strategische aankoop ‘binnenshuis’, bijvoorbeeld door de galerij of zelfs door de kunstenaar zelf ; zoals Damian Hirst zijn eigen platina met diamanten doodskop ter waarde van 50 miljoen £ kocht.

De mythe van de originele en oncontroleerbare artiest is slechts een façade voor de totale controle[4].

Mythes kenmerken zich door een hoge dosis ABSURDITEIT. Dankzij de ‘genialiteit’ van een handvol artiesten verviervoudigden de prijzen van hedendaagse kunst tussen 1996 en 2006, om in 2007 nog eens met ongeveer 50 % te stijgen. Wanneer men begint te vergelijken, ontdekt men dat een gemiddelde Klimt aan 75 miljoen £ ‘waardevoller’ is dan een gemiddelde Titiaan van 50 miljoen £ en dat zeefdrukker Andy Warhol ‘genialer’ is dan een Monet van 20 miljoen £.

Hedendaagse kunst is niet meer dan een OBSCEEN pokerspel onder de rijke witte stieren der aarde, die de risico’s verhogen en bluffen, en de kunstgeschiedenis vervalsen.

Om dit alles te helpen aantonen ontwierp Tobias Rehberger weer een zéér nuttig kunstwerk. Hij hertekende het autootje[5], waarmee de kunstcriticus Ben Lewis[6] Londen doorkruiste om zijn meesterlijke documentaire over de kunstmarkt “The Great Contemporary Art Bubble”[7] te draaien.

Het was de bedoeling dat Ben Lewis als kunstreporter aanwezig zou zijn in de perszaal van Sotheby’s waar Damian Hirst op 15 en 16 september 2008 223 nieuwe werken wilde veilen. Dat was een ongeziene gebeurtenis, niet alleen omdat Hirst galerijhouders en kunstverkopers omzeilde, maar ze ook nog eens klem zette en dwong zelf werk van hem te kopen in de roepzaal, om te vermijden dat het oude werk dat ze van hem bezaten niet in waarde zou dalen.

Ben Lewis werd de toegang ontzegd omdat hij te kritisch was en de ‘kunstbel’ openbaarde7. Lewis ontmaskerde Hirst argument dat de roepzaal democratischer was, als obsceen en cynisch.

Dus zelf als kunstwerk gecamoufleerd trachtte Lewis Sotheby’s binnen te raken. Jammer genoeg mislukte dat. Zag hij er, eenmaal uitgestapt, toch teveel als criticus uit ?

Ondertussen…

Door kunstcamouflage toe te passen komt Tobias Rehberger uit bij nuttige camouflagekunst. Door de evolutie, de bewegingsrichting van hedendaagse kunst onzichtbaar te maken, kan deze zich veilig ontwikkelen in onbekende richtingen.

Vorig jaar organiseerde het Stedelijk Museum in Amsterdam een overzichtstentoonstelling van Rehbergers werk. Het draaide, zoals te verwachten was, anders uit dan voorzien en hij kon voorkomen dat het een ‘retrospectieve’ werd. Hij gebruikte immers zijn aanwezig werk om nieuw werk mee te maken. Hij camoufleerde zijn bestaand werk in een nieuw camouflagekunstwerk.

Op een bepaald punt in de installatie loopt de bezoeker door de rij spots, die schimmen werpen op de tegenover liggende wand, en wordt hij als vrij bewegende schaduw medeproducent van het kunstwerk. Dat is pas democratie !

Omdat Tobias Rehberger expliciet de volledige controle over het maken van kunst uit handen geeft, verdient hij voor N*A*O* eveneens de Prijs voor de Europese Kunst (zoals Simon Starling : zie voetnoot 2).

Hij is niet ontevreden over hedendaagse kunst op zich, maar wel over productieprocessen die werken er bijvoorbeeld industrieel doen uitzien of als gelakt metaal. Kunst wordt daarmee te helder en te gemakkelijk verstaanbaar. Een ongecamoufleerde prooi…

Moderne massaproductieprocessen geven objecten eigenlijk een onmenselijke behandeling. Het gaat niet om goede of slechte kunst, maar wel over de vraag of zo’n op die manier gefabriceerd werk wel zin heeft. Als een artiest de avond tevoren ruzie maakte met zijn partner, moet dat toch voelbaar zijn in zijn werk van de dag erna ?

Tobias Rehberger countert de jetset mentaliteit met de Europese Geest.

Hij doet dat vooral door de mythe van de authentieke artiest te doorprikken en de omgeving centraal te stellen : de anderen en de objecten.

Door participatie van anderen toe te laten, realiseert Rehberger de Europese droom om de kloof tussen producent en consument te overbruggen en beide te laten samengaan in het concept van de amateur.

Door weer zorg te dragen voor het object toont hij belang te hechten aan de cultus van trouw en geduld en dus een Europees cultueel bewustzijn te hebben.

In de hedendaagse wereld is iedereen proletariër geworden, in de marxistische betekenis : onze kennis werd ons ontnomen. De producent verloor zijn ‘savoir-faire’ en de consument zijn ‘savoir-vivre’. De amateur hervindt al deze kennis door symbolische associaties en een objectcultuur te vormen.

Rehberger heeft goed gezien dat in deze wereld de designer daarom een sleutelrol kan spelen. Eerst camoufleert hij de glad geworden kunst als design om haar te beschermen en vervolgens geeft hij de onpersoonlijke design weer persoonlijke betekenis en maakt het tot camouflagekunst.

Zo transformeerde hij designmeubels door ze door Kameroense houtbewerkers te laten namaken op basis van uit het hoofd gemaakte schetsen. Zo bracht hij de ‘foutjes’ en de ‘probleempjes’ van Ben Lewis over op zijn GWIZ elektrisch autootje.

Rehberger maakt dezelfde beweging als Joseph Beuys, die zichzelf een sociaal beeldhouwer noemde, die niet meer tot de kunstwereld behoorde.

Hij begint als kunstenaar kunst te camoufleren om via contextuele camouflagekunst te eindigen bij een Europese cultuele politiek.

Rehberger is geen designer, maar men zou hem een sociaal designer kunnen noemen.

Is het een kunstenaar ? Misschien een camouflageartiest ?

De Naamloze Achter Ons stelt voor het woord ‘kunst’ te vervangen door : ‘niet- hedendaagse en ongelegen enkelvoudigheid’, hetgeen Tobias Rehberger zeker produceert.

-3- SINTHOMAMOET IS GEEN SINTHOMAQUINISME

Thomas van Aquino verplaatste, onder sterke invloed van de Islamitische filosofen, de focus van de middeleeuwse scholastiek van Plato naar Aristoteles. In het thomisme kreeg de rede met andere woorden een essentiële rol. Thomas was zeker geen ‘empirist’ omdat onze via de zintuigen verworven kennis door het actieve intellect verwerkt moet worden. In feite was het een pre-Kantiaan.

Sint Thomas’ denksysteem draagt de sporen van de filosofische beweging die hij maakte. Als neoplatonist behield Thomas de massieve systematiek, maar de sublieme ordening ervan gebeurde door middel van logische deducties en was geïnspireerd door Aristoteles, Avicenna, Algazel en Averroes.

Volgens N*A*O* zijn er dan ook minstens twee lezingen mogelijk van het thomisme. Aan de ene kant is er de orthodoxie, die door middel van objectieve methoden en zeer wetmatig de ‘waarheid’ zoekt, maar tegelijk sterk sublimeert en bereid is zich neer te leggen bij de schijn : dat is het SINTHOMAQUINISME.

Aan de andere kant is er de subjectieve Sint Thomas die met Aristoteles de eenheid van lichaam en ziel accepteert en dus de orthodoxie van de onsterfelijkheid op het spel zet. Meer en meer vervangt de interesse in de complexiteit van het lichaam de schijnbare ‘waarheid’. Dit is het onwetmatige SINTHOMAMOET.

Sint Thomas had natuurlijk ook een esthetische theorie. Net zoals zijn waarheidsbegrip (‘unum, bonum et verum’) is deze driedelig. Integritas of perfectio : het kunstwerk is volledig of af. Consonantia of proportio : het werk is evenwichtig. En claritas : er straalt iets goddelijks van af.

Voor de Naamloze is het duidelijk dat deze drie concepten aangewend kunnen worden, zowel door het SINTHOMAQUINISME als door SINTHOMAMOET.

De Naamloze A*O* staat voor SINTHOMAMOET.

De eerste twee thomistische begrippen zijn nog eenvoudig te interpreteren, en zouden misschien volstaan om Tobias Rehberger als ‘sociaal designer’ te verdedigen. ‘Integritas’ is dan bijvoorbeeld het reëel object en ‘consonantia’ het sociale netwerk.

N*A*O* stelt echter voor ook het moeilijker bruikbare begrip ‘claritas’ in de F*** art – theory te integreren. Misschien creëert een geschikte interpretatie ervan de mogelijkheid om inderdaad de ‘kunst’ te verlaten.

Het is immers niet zeker dat een ‘sociaal beeldhouwer’ als Beuys of een ‘sociaal designer’ als Rehberger ophouden kunstenaar te zijn en definitief ‘niet- hedendaagse en ongelegen enkelvoudigheid’ produceren.

N*A*O* gelooft dat ‘claritas’ hiertoe kan bijdragen.

Zowel in het marxisme als in de psychoanalyse staat het begrip ‘vervreemding’ centraal. In die theoretische stelsels wordt de goddelijke ‘claritas’ als ‘opium voor het volk’ als een illusie beschouwd, die het zicht ontneemt op het werkelijke menselijk tekort, dat ontstond omdat het sociale netwerk de reële natuur inpalmde.

Hun praktijken, maar ook die van de moderne kunst, hebben de bedoeling om de ideologische vervreemding ongedaan te maken en de mens te confronteren met zijn tekort.

Zo’n leven zonder illusies is filosofisch ongetwijfeld verdedigbaar, maar het verklaart tegelijk het gebrek aan succes van marxisme, psychoanalyse en kunst vandaag de dag.

Wanneer men zich realiseert dat die strekkingen slechts een goede eeuw oud zijn en nu al démodé, dan lijkt het er sterk op dat ze weliswaar goede vragen stelden, maar slechte antwoorden gaven.

De mens heeft trouwens altijd antwoorden gevonden met betrekking tot zijn tekort. Alleen bleven deze antwoorden in de intimiteit verborgen.

Op het verlies van zijn pure natuur reageerde hij met allerlei intieme fantasieën.

En tegen het feit dat de sociale orde, niet alleen zijn natuur koloniseerde, maar hem niet eens een originele stem gaf, verweerde hij zich door een intieme subversieve taal te ontwikkelen.

Omdat al deze geheime intimiteiten nogal eens voor psychiatrische en criminologische problemen konden zorgen of zelfs autodestructief werden, boden Marx en Freud en de moderne kunstenaars de mogelijkheid van een ‘coming out’, zonder te vervallen in neoliberale obsceniteiten of in autodestructieve fundamentalismen.

Het surrealisme was zondermeer de kunst van het onbewuste en dus een manier om zijn subversieve intimiteiten uit te spreken. Het surrealisme slaagde erin alle mogelijke seksuele dubbelzinnigheden in geconverteerde vorm uit te beelden, volgens André Bretons motto : “La beauté sera convulsive ou ne sera pas.”

Dit is de ‘consonantia’ volgens SINTHOMAMOET.

Maar tegenwoordig heeft het surrealisme afgedaan, vooral omdat vanaf de sixties plots alles gezegd mocht worden, of beter : moest worden.

Een goede zaak wellicht, ware het niet dat de mens meteen zijn intimiteit ontnomen werd. Hij moet zijn intiemste gedachten bovendien uitdrukken in gestandaardiseerde taal, via voorgeprogrammeerde formats en op verwerkbare formulieren.

Terwijl het menselijk tekort, waartegen hij zich intiem wilde beschermen, natuurlijk bleef bestaan.

Hier ligt de kiem voor het ontstaan van de nog intiemere fantasmatische kunst van bijvoorbeeld Marcel Duchamp.

Dit soort kunst daalt dieper af in de intimiteit en probeert de allerpersoonlijkste fantasieën, niet meer over onze plaats in de sociale orde, maar over onze verloren natuur zelf, met andere woorden over ons eigen lichaam, uit te drukken.

Duchamp werkte jarenlang in het geheim aan zijn “La Mariée mise à nu par ses célibataires, même” en lijkt daarmee iets te verklappen van zijn fixatie op het kijken naar zijn geliefde… in de armen van haar minnaars.

Bruce Nauman is dan weer geobsedeerd door een stem. In een geluiddichte kamer wordt de bezoeker toegeblaft : “Get out of this room ! Get out of my head !” En al vlug begint hij eraan te twijfelen of hijzelf die stem niet meedraagt.

Piero Manzoni en Wim Delvoye zijn overduidelijk gefixeerd op hun eigen uitwerpselen.

Voor deze fantasmatische lichaamskunst hanteert de Naamloze A*O* het begrip ‘integritas’ in de betekenis van SINTHOMAMOET.

Ook deze lichamelijke kunst en haar objecten als de blik, de stem en de stront, bereikten een limiet.

Dat komt omdat de hedendaagse mens openlijk aangespoord wordt zijn driften te bevredigen. Om de consumptie aan te wakkeren probeert het kapitalisme immers onze intieme verlangens te reguleren, die daarom uiteengehaald worden tot alleen nog de beheersbare samenstellende driften overblijven.

Het gevolg is weer dat onze allerintiemste objecten helemaal niet meer intiem zijn.

Dat de hedendaagse kunst alsmaar aanstootgevender wordt, zowel inhoudelijk als qua prijs, bewijst alleen maar dat de grens inderdaad bereikt werd.

Daarmee wordt het opnieuw tijd voor een nieuw soort kunst, die onze intimiteit kan beschermen en uitdrukken.

Het nut van het ‘claritas’ concept uit SINTHOMAMOET kan hier een rol spelen.

Men kan zich de vraag stellen of deze kunstgeschiedenis een onvermijdelijke evolutie weergeeft, dan wel het gevolg is van het onvoldoende doordenken van het ‘therapeutisch’ antwoord van marxisme, psychoanalyse en kunst ?

Misschien was het antwoord dat men gaf op de wel degelijk correct gestelde vraag, te rechtlijnig en recupereerbaar voor de ‘rede’.

Wellicht bleef men teveel gebonden aan de SINTHOMAQUINISTISCHE ‘waarheid’. Niet dat men geen ‘bijzonderheden’ erkende, maar die bleven toch altijd ‘bijzondere gevallen van het algemene’.

Ook het genot dat zij beloofden in ruil voor de pijnlijke analyse van de menselijke conditie, bleef evengoed schatplichtig aan het SINTHOMAQUINISME en leverde in het beste geval een beetje verzachting van het lijden aan het tekort. Onze symptomen kunnen een weinig verlicht worden door af en toe van bil te gaan. Onze remmingen werden begrijpelijk… En dat was het dan.

De vraag is of onze angst om te genieten niet veel directer aangepakt moet worden ?

N*A*O* interpreteert het ‘claritas’ begrip als een participatieve helderheid, als een soort democratische transparantie, die ingaat tegen de al te redelijke arbeidsdeling. 'Claritas' is het genot van de gelijktijdigheid van toe-eigening en expressie : expressieve toe-eigening of toe-eigenende expressie.

De arbeidsdeling tussen producent en consument, en in de kunst tussen artiest en publiek, bevordert veel teveel de inter-afhankelijkheid. Als sociale wezens zijn wij sowieso inter-afhankelijk, maar het moet mogelijk zijn deze veel relatiever te maken. De exponentiële groei van onze industriële samenleving brengt met zich mee dat de verschillende groepen in de maatschappij elkaar ‘ongewijzigd’ nodig hebben als tegenspeler. Wij verhinderen elkaar te veranderen om te tilt geslagen rationele productie en consumptie te kunnen volgen.

Door het begrip ‘kunst’ af te schaffen meent de Naamloze een stap in de goede richting te zetten. De bedoeling is om te komen tot een veralgemeend expressienetwerk van amateurs, die de kloof tussen productie en consumptie overwonnen. Omdat wij allemaal onze unieke verlangens willen uitdrukken moet een waar uitroepcircuit ontstaan.

De ‘claritas’ verwijst niet meer naar het goddelijke, wel naar het ‘geloven in iets’, met andere woorden naar een uiterst unieke en individuele ‘beweegrede’ of motivatie.

Tobias Rehbergers participatiemodellen maken het mogelijk om kunst te herdefiniëren als ‘niet hedendaagse en ongelegen enkelvoudigheid’, die men trouwens kan vergelijken met de “inconceivably private joke” van James Joyce.

Indien iedereen in staat is ‘niet hedendaagse en ongelegen enkelvoudigheid’ te creëren, dan is er ook nood aan een ander woord voor ‘kunstenaar’.

Om in een overgangsfase rekening te houden zowel met voormalige artiesten, als met niet-kunstenaars, stelt N*A*O* het duo ‘TIFKAA’ en ‘TINKAA’[8] voor.

Wil men, zeker tijdens de overgangsfase, zowel de opeenvolgende werken van TIFKAA, als de eerste stappen van TINKAA onder één noemer brengen, dan moet men gebruik maken van de omschrijving ‘work in progess’[9].

Tobias Rehberger geeft de controle van zijn werk uit handen door de omgeving erbij te betrekken. Omdat hij zowel coproducenten, als aanwezige objecten een prominente rol geeft, wordt het resultaat onvoorspelbaar en niet recupereerbaar.

Op die manier worden geen goddelijke, maar wel betekenissen van de gemeenschap van amateurs in het werk getelescopeerd.

Deze onvoorspelbare, uitdeinende, dynamische telescopagekunst vindt de Naamloze ook bij Donald Judd, Daniel Buren en Jan De Cock.

Eens Jan De Cock begonnen is, is hij niet meer te stuiten. Krijgt hij de mogelijkheid ‘iets’ te doen aan de ingang, dan telescopeert hij zich in de kortste keren naar binnen. Mag hij zijn ‘ding’ binnen doen, dan telescopeert hij zichzelf toch weer naar buiten, via zijn zich razendsnel ontwikkelende kubistische cellen.

Deze TIFKAA's drukken hun intimiteit niet meer uit in statische ideeën of lichamelijkheid, maar door middel van hun onstuitbaar en de omgeving integrerend gedrag.

TIFKAA en TINKAA moeten elkaar in elkaar herkennen en elkaar voeden, anders is echte ‘individuatie’ onmogelijk.

Zonder herkenbaar materiaal uit de omgeving kan TIFKAA zich niet uitdrukken. Iets personaliseren betekent altijd het zich eigen maken van iets vreemd.

Zonder het vreemde raken TIFKAA en TINKAA in een katatone kramp bij gebrek aan voeding of ze eten zichzelf op om alsnog te evolueren als autovariaties.

Zonder de ander worden TIFKAA en TINKAA gemakkelijke prooien…

Van een essentiële wisselwerking met de omgeving was N*A*O* deze zomer getuige, toen hij in de Venetiaanse Arsenale Paul Chans magistrale ‘Sade for Sade’s sake’[10]

bekeek. In deze meer dan vijf uur durende schaduwprojectie wordt men geconfronteerd met gruwelijke martelingen en trillende obsceniteiten, die echter regelmatig overschaduwd worden door abstracte vormen.

Het is duidelijk dat Paul Chan met deze al dan niet gekleurde vierkanten en rechthoeken op een of andere manier rust brengt in het traumatiserend geweld.

Maar plots begon een Aziatische vrouw te dansen en werden haar sierlijke bewegingen in de Sades scènes geprojecteerd.

Wat eerst gênant was, werd uiteindelijk het vitalistisch antwoord op Chans abstracte vraag.

Aldus sprak N*A*O*,

‘Het is pas een zeepbel als hij uiteenspat (III)’,

Iquitos, 3 oktober 2009


[1] Zie : “N*A*O*’s F*** art – theory (I) : Tears for Venice” - http://de-naamloze-achter-ons.blogspot.com/2009/09/naos-f-art-theory-i-tears-for-venice.html.

[2] Rehberger is ook ‘patafysicus om een meer voor de hand liggende reden. Uiteindelijk staan zijn voor duikboten gecamoufleerde kunstwerken op het land (zelfs in Venetië). Daarmee situeert hij zich in de ‘patafysische traditie van de ‘landboot’ sinds Dr. Faustroll, die zich hierin verplaatste over het Europees continent.

De ‘patafysische landvaartkunde is echter verankerd in eeuwenoude gewoonten, die al bestonden in Babylonië, zowel als bij de Inca’s in het Andesgebergte, en die via de Europese narrenschepen en via de ‘Omnubu’ waarmee honing Ubu in de straten van Parijs viste, cumuleerden in Winston Churchills opdracht aan het Engelse ‘Naval Construction’ om experimentele landschepen te bouwen : de eerste tanks.

Het schip is met andere woorden een ernstig spel om denkbeeldige oplossingen te zoeken en zich te leren wapenen tegen het opduiken van zijn onbewuste landduikboten of onderaarders.

N*A*O* vermeldt hier graag David Helbers spel met landschepen op stoom :http://www.zeitcom.com/majgen/841albunrab.html ; of meer hedendaagse vormen van ‘landboating’ : http://www.youtube.com/watch?v=sdBe9AWIspc .

Ook andere artiesten zijn echte landvaartkundigen. De Naamloze denkt aan de ‘Marx brothers’, waarvan Harpo bijvoorbeeld over de grond wegroeit in “The Cocoanuts” (part 10) :http://www.youtube.com/watch?v=NiXbuZgio64&feature=related. Of aan Werner Herzog, die zichzelf “conquistador van het nutteloze” noemde, en zonder trucage een schip over een Peruviaanse heuvel liet trekken in zijn film “Fitzcarraldo” (1982) :http://www.youtube.com/watch?v=F53yUsgVuL0.

Simon Starling won in 2005 de Engelse Turner prijs voor zijn ‘Schuurbootschuur’ (‘Shedboatshed’, Mobile Architecture n°2). Starling vond in het Zwitserse Schweizerhalle een houten schuur die hij vertimmerde tot een boot, deed het resterende materiaal erin, en roeide zeven mijl de Rijn af naar een museum in Bazel, waar hij de schuur herbouwde. Hiermee wint hij volgens de Naamloze Achter Ons meteen ook de prijs voor Europese Kunst, omdat zijn werk de Europese Geest van trouw en geduld, kortom van ZORG uitademt !

Zie : http://www.sammlung-haubrok.de/static/common/wfimage/66b9c52ebbf93ba62f6dd21481dd413e.jpg.

[3] Hij tekende bovendien de nieuwste illy Art Collection :http://www.illy.com/wps/wcm/connect/NL/illytools/footer/nieuws/news-rehberger-biennale-2009.

De koffiekopjes waren nagenoeg onzichtbaar in het café-restaurant…

Voor de Biënnale van Venetië van 1997 ontwierp Rehberger ook al het – even onzichtbare, maar constant becommentarieerde ! – modieuze ondergoed van de bewakers.

[4] Het toppunt van CYNISME was de verkoop vorig jaar van Damian Hirsts ‘Gouden Kalf’ – hét symbool van de valse god – voor 9,2 miljoen £.

[8] TIFKAA : ‘The Individual Formerly Known As Artist’ ;

TINKAA : ‘The Individual Never Known As Artist’.

[9] N*A*O* benadrukt dat bijvoorbeeld de bezoeker van een tentoonstelling door ‘kunst’ op een bepaalde wijze te ontvangen zelf ‘kunst’ produceert, zoals ook Tobias Rehberger aantoont.