N*A*O*, de Naamloze
Achter Ons, las zijn nieuwjaarsbrief :
2014, nadenken over nationalisme
- 1 -
Wielrenner
Philippe Gilbert meent dat Vlaamse leeuwenvlaggen niet thuishoren in de koers,
maar waarin verschillen zij van de vele andere hysterische manieren van
aandacht vragen tijdens de commercieel geworden sportmanisfestaties op de
openbare weg?
Zijn
ze een uiting van HET of van EEN nationalisme? Het antwoord is “EEN” omdat
nationalisme meer is dan pittoresk chauvinisme of van propagandistische
aandacht.
-2-
Patserig
met vlaggen zwaaien roept zowel enthousiasme als wantrouwen op, omdat het
verwant is met de vroegochtendlijke plechtige groet aan de op een Nationale
Feestdag uitgehangen vlag en met het planten van zo’n vlag op de top van een
overwonnen berg of op het dak van een veroverd radiostation, manifestaties die
geen humor, noch ironie verdragen. Typeert dit het NATIONALISME?
-3-
Laten
we in nationalisme het suffix “isme” en daarmee de doctrinaire praktijken even
terzijde, dan blijft de fierheid op de eigen natie met de daarbij horende
uitdrukkingen en zinnebeelden over. En we zijn toch niet zo intolerant om
iemand die trots te verwijten?
Bestaan
er trouwens ergens in de wereld normale mensen die feitelijk de gegeven eigen
geschiedenis en traditie verwerpen? Een voor Mussolini naar Amerika gevluchte
Italiaan behield toch zijn constante identiteit als kind van zijn ouders, land
en cultuur?
-4-
Wil
niet elke gemeenschap of natie zichzelf handhaven? Betekent NATIE iets anders dan
het behoren tot een bestuurlijke, geografische, linguïstische, soms ook
etnische of religieuze homogene eenheid met een staatsapparaat? En wenst niet
elke natie door andere, van zichzelf onderscheiden naties erkend te worden?
Toch
is dit niet vanzelfsprekend. Palestina wordt nog steeds niet volwaardig
internationaal erkend na zijn val in 1948. Ook de Armeniërs en de Koerden in
Turkije en de Catalanen in Spanje worden miskend.
-5-
Maar
de uitdaging van elke natie
blijft haar verhouding tot de ander! De trots op en de voorkeur voor het eigene
wekken immers ook argwaan en ergernis. Niemand is verbaasd dat men in de eerste
plaats solidair is met het eigen gezin, vervolgens met zijn familie, zijn
buren, zijn wijkgenoten, zijn stadsgenoten en tenslotte zijn landgenoten. Of
dat men bijkomende affiniteiten heeft met geloofs- en leeftijdsgenoten en
collega’s. PRINCIPIEEL sluiten we de gelijkheid tussen wie nabij en wie veraf
staat niet uit, maar praktisch hechten we aan dat verschil.
De
uitdaging bestaat erin om dat
verschil positief in te vullen. De vraag is alleen hoe dat concreet moet? Is
dat enkel een zaak van de overheid? Dienen de mensen zelf hiervoor niet
gemotiveerd te zijn? Moeten derhalve de factoren nabijheid en vreemdheid niet
minstens onderkend worden bij het nadenken over nationalisme?
-6-
Elke
natie voorziet zichzelf van symboliserende herdenkingsriten om gedeelde
gevoelens te koesteren en levert inspanningen om haar cultureel, literair en
muzisch erfgoed te onderhouden. Anarchistische jongeren reageren hier
natuurlijk schamper op, maar ouder geworden verdedigen ze trots hun eigen
geschiedenis en traditie.
Wellicht
ontdekken ze onduidelijkheden, twijfels en onoplosbare paradoxen en kunnen ze
hun cultuurhistorisch gegroeide identiteit niet volkomen rationeel en
allesomvattend bepalen, maar dat impliceert geenszins dat het bestaan van zo’n
identiteit weerlegd wordt.
-7-
De
seculiere cultus van de natie en de politieke, economische, culturele,
linguïstische, juridische en religieuze zorg ervoor zijn IN BEGINSEL niet
extreem of intolerant. Het is nationalisme zonder “isme”, dat ruimte geeft aan
ANDER NATIONALISME.
Moet
een nationalist elke collaboratie met een andere mogendheid afwijzen? Dit is
een lastige kwestie vanwege praktische moeilijkheden en dubbelzinnigheden,
zoals de overmacht van de bezetter op vele terreinen, zijn voorstelling van de
bezetting en de verdringing van de oorspronkelijke bekrompen identiteit als
beschaving of als bevrijding, en het maken van allerlei beloften. Bezetters doen
zich vaak voor als “internationalisten” en “universalisten”. Vele naties zijn
het ondertussen ook gewoon om onder de voet gelopen te worden: denk aan de
Polen en de Tsjechen, maar ook de Catalanen en de Schotten waren ooit
onafhankelijk, en hoe zit het met de Koerden en de Kosovaren?
Behalve
de ideologische collaboratie met het machtige, het nieuwe en het schone, en de
economische en sociale, dus opportunistische collaboratie, bestaat ook de
pragmatische collaboratie met een nieuwe bezetter om de eerdere bezetter te
verjagen.
De vraag is of al deze collaborateurs niet
meestal goedgelovig zijn en door de nieuwste bezetters niet als nuttige idioten
misbruikt worden?
De
motor van de pragmatische collaboratie is vaak het eeuwenlang gekoesterd
ressentiment. Een Marokkaanse collega vertelt hoe haar Berberse voorouders met
de Fransen collaboreerden, nog liever dan de Arabische bezetting te accepteren:
dat was hun roep om erkenning van de eigen identiteit. Juist de miskenning van
de Afghaanse identiteit speelde achtereenvolgens de Engelse, de Russische en de
Amerikaanse bezetters van dat land parten.
Men
kan omgekeerd echter ook stellen dat het de plicht is van nationale
bevrijdingsbewegingen om te collaboreren met eender welke voorradige
buitenlandse hulp. Zonder Duitse steun werd Ierland niet onafhankelijk. De
Indonesische onafhankelijkheidstrijders collaboreerden met Japan. Mongolië,
maar ook de Portugese kolonies kregen Sovjet-hulp. Amerika werd onafhankelijk
met Franse hulp. Enzovoort… En de Belgische revolutionairen zochten eerst
militaire steun van Frankrijk, dat na Napoleon dezelfde negatieve faam had als
Duitsland later, en daarna Britse diplomatieke steun.
-8-
Kijken
we nu weer naar het “isme” van het nationalisme: zweren bij vlaggen, eeuwenoude
klederdracht, leef- en woonwijzen, streekgewoonten en gewesttaal. Wie gaat dat
verbieden? En wie gaat omgekeerd verhinderen dat zulk gedrag behoudsgezind
genoemd wordt of zelfs onaangenaam als het gepaard gaat met intolerantie,
ongastvrijheid en uitsluiting? Wie kan onze spot censureren, bijvoorbeeld met
joden die zogezegd onreine vrouwen een hand weigeren te geven, met het
antialcoholisme van moslims of het chauvinisme van de Fransen?
-9-
Een
“nationalist” die een ANDER NATIONALISME geen ruimte gunt is inconsequent. Als
dronkenmanspraat en snoeverij tijdens een interland blijft deze intolerantie
nog een onschuldig “spel”, maar wat de Bosniërs, Kroaten en Serviërs ervan
maakten noemt men bezetting, vernietiging, verkrachting, moord en “etnische
zuivering”.
Nationalisme
is geen rechtvaardiging van geweldpleging, misdaad en moord, die altijd
geweldpleging, misdaad en moord blijven… en ook zo genoemd moeten worden.
Nationalisme heeft niets met geweld te maken en inadequaat en oneigenlijk
taalgebruik levert dan ook geen winst op. In Afrika is volkerenmoord dagelijkse
kost, terwijl daar geen sprake is van “nationalisme”, aangezien er geen naties
zijn, maar slechts conglomeraten van stammen binnen in Europa vastgelegde
grenzen (Conferentie van Berlijn, 1885). Om “etnische haat” te begrijpen is dus
al heel wat historische, etnografische en etno-psychologische eruditie nodig!
-10-
Is
het nationalisme de identiteit beschermende doctrine die het economisch
protectionisme motiveert en rechtvaardigt of is het omgekeerd, het de import
aan banden leggend protectionisme dat het nationalisme dient?
In
elk geval is het ideologisch protectionisme dat de bewegingsvrijheid van de
bevolking beknot en informatie uit het buitenland beperkt en waartoe bijna elke
grote natie ooit geneigd heeft, totalitair en zeer verwerpelijk.
-11-
Men
kan nationalisme gemakkelijk als de vertolking van een vrijheidsgedachte
beschouwen en als voeding van een vrijheidstrijd, waarvan de energie soms nog
nawerkt na de bevrijding, en zeker wanneer de bevrijding niet doorgaat. Ieren
zullen nooit vergeten wat de Engelsen hen aandeden, laat staan de Catalanen 11
september 1714 of de Palestijnen de catastrofe van 1948. Turken en Grieken
herinneren elkaars bezetting en er zijn zelfs Bretoenen en Walen die nooit verdragen
dat hun land francofoon werd.
Om
deze reden is nationalisme in linkse kringen niet altijd een scheldwoord.
-12-
Bijna
alle leiders van grote naties voeren het nationalistisch discours: Ahmadinejad,
Blum, Castro, de Gaulle, Indira Gandhi, Mugabe, Stalin of Thatcher… Ze roepen
hun onderdanen op om de rangen te sluiten en zich te verdedigen tegen binnen-
en buitenlandse vijanden.
-13-
Het
moet u maar overkomen dat uw buren niet alleen chauvinisten zijn, maar zich ook
nog eens hun buurlanden willen toe-eigenen, zelfs al zou dat gebeuren in
functie van hun “noodzakelijk levensruim” of omwille van de “herstellende
rechtvaardigheid” en het terugwinnen van lang geleden verloren gebieden. Het
woord hiervoor is natuurlijk niet “nationalisme”, maar wel “expansionisme” of
“imperialisme”. Hoogstens zijn dergelijke
gebiedsuitbreiders “supranationalisten”, die hen die zich daartegen
verzetten dan natuurlijk “ENGE nationalisten” of “separatisten” of
“terroristen” noemen.
-14-
ALLES
nationaliseren en het niet nationaliseerbare deporteren en opruimen is opnieuw
een vorm van protectionisme: het leidt tot verwerkings- en heropvoedingscentra
en tot concentratiekampen. Zijn dergelijke regimes, die door middel van 3-, 5-
of 10-jarenplannen niet alleen de energiesector, de handelssector, de
industriesector of de landbouwsector, maar ook elke privépersoon, dus ALLES
willen nationaliseren niet per definitie nationalistisch?
-15-
Maar
zelfs mét zijn suffix “isme” blijven er verschillen in de uitersten van het
nationalisme: van grotesk, maar ongevaarlijk vlaggengezwaai tot het mateloze
nationaliseren en het meedogenloze uitroeien, met daartussen ontelbare
schakeringen.
Nationalisme
ALS ISME is zowel een erecode als een scheldwoord. Gebruikt men het als erecode
dan is men gedachteloos; hanteert men het als scheldwoord dan vervalt men in
hetzelfde euvel.
Aldus
las N*A*O*,
‘Van
wensen komt verdriet’,
Merksem,
1 januari 2014