2019, Neem je tijd
“NEEM JE TIJD”
zou volgens Ludwig Wittgenstein de groet van filosofen onder elkaar moeten zijn. Hij had zelf zes jaar nodig om de zestig bladzijden van zijn “Tractatus logico-philosophicus” te schrijven, het enige filosofische werk dat hij trouwens ooit heeft afgerond. In “Losse opmerkingen” zegt hij: “Ik zou eigenlijk door voortdurende interpunctietekens het tempo van het lezen willen vertragen. Want ik zou langzaam gelezen willen worden. Zoals ik zelf lees.”
Goed, ik neem dus de tijd om eerst onze gastvrouw en –heer te danken, die de hele dag en langer de tijd namen om ons te kunnen verwennen met hun kokstoverijen. Dat H&M deze keer de regie van onze jaarlijkse oud en nieuw viering streng in de hand namen, noopte ons meer dan anders tot nietsdoen… waarover Montaigne echter zei dat het onze meest illustere bezigheid is, namelijk enkel en alleen bezig zijn te “leven”…
Gelukkig was de aanwezige arts zelf scepticus en Montaigne-fan, want anders was hij zeker in conflict gekomen met H&M’s trage geneesmethode voor ons, steeds ouder en zieker wordende pelgrims, namelijk ons te doen eten. Gisteren kwam het zware woord “haat” ter sprake, maar Montaigne haatte tot in het diepst van zijn buik geneesmiddelen die erger zijn dan de kwaal. Hij voelde er niets voor het ene kwaad met het andere te genezen, en citeerde Maximianus Pseudo-Gallus: “Cogimur a suetis animum suspendere rebus, atque, ut vivamus, vivere desinimus.”[i]H&M dwongen ons in elk geval niet om af te zien van onze gewoonte om te beginnen met oesters! Montaigne was er graag bij geweest, want zijn arts had het ooit aangedurfd hem voor te stellen geen oesters meer te eten, aangezien hij last had van nierstenen…
EETTIJD
Dat H (van H&M) niet alleen van oesters houdt, maar bij uitbreiding zo geniet van de rauwe Japanse viskeuken, tekent hem misschien als de meest “hondse” onder ons. In de betekenis dan van de leer van Diogenes van Sinope, petomaan, onanist en kannibaal onder de filosofen. Hoeveel pogingen ik ook doe om onze Leider ter sprake te brengen, we kennen H alleen maar als de belichaming van een onverzettelijke wil om nee te zeggen. H’s kynische afwijzing keert zich tegen de norm, tegen de traditie: het conservatieve wordt verpletterd, of het nu gaat om politiek, ethiek of maatschappelijke feiten. En dus ook op diëtetisch vlak herkennen we H’s teugelloze nihilisme in zijn regelmatige weigering van het vuur van Prometheus als symbool van beschaving. H’s kynisch uitgangspunt is het rauwe. “Ik doe alleen maar wat me bevalt, ik heb alleen gezelschap dat ik prettig vind.” H is trouw aan zichzelf en ik verwacht dan ook dat hij zal voorstellen – zoals Diogenes eertijds - om hem na zijn dood zonder graf buiten de stad in een greppel te gooien, ten prooi aan de honden…
Na de oesters kregen we méér vis op ons bord, maar ditmaal had hij die voor ons, kunstmatigen, wél opgewarmd. H’s eerste compromis?
Bij de kalfsschenkel (én bijgerechten) deed H’s vrouw M me gisteren soms wat aan Nietzsche denken: toch in diens germanofobe keuze voor Piemontees eten om zich van de dikmakende Pruisische voeding te zuiveren… Op een bepaald moment wees M haar man terecht, die in een van zijn extreme buien alle, maar dan ook alle flessen wijn wilde openen. Inderdaad, waarom was dat nu nodig? Haar reactie is typisch voor diëtetiek als levenskunst, vergelijkbaar met Nietzsche in “Ecce homo”: “Hoe moet jij, en niemand anders, je voeden om aan je maximum aan kracht, aan virtuin renaissancistische zin, aan ‘gegarandeerd moralinevrije’ deugd, te komen?” Haar uitgangspunt lijkt soberheid; waarom schonken H&M mij anders een kookboek met de titel “Simpel”? Met M’s terechtwijzing van H appeleerde ze Apollinisch aan het maatvolle meesterschap, dat nodig is om het lichaam vertrouwd te maken met het luchtige, om het lijf niet te bezwaren. M nodigde ons dan ook voortdurend uit tot de dans.
M eiste dat we ons niet meer vulgair, zonder onderscheid, Pruisisch volproppen en dat onze eetlust geharmoniseerd werd met onze instemming. Wat zich aan onze mond opdringt moet onze bewuste keuze zijn: wij moeten het noodzakelijke verkiezen…
Hitlers vegetarisme is voor M zeker géén oplossing. In een brief aan zijn vriend Gersdorff schrijft Nietzsche: “Naturen die intellectueel productief zijn en bewogen worden door een intens gevoelsleven, hebben vlees nodig. (..) Wanneer men rijp is voor het vegetarisch dieet, is men het doorgaans ook voor de socialistische ‘mengelmoes’.” M’s diëtetiek is een wetenschap van de juiste maat: geen excessen (rijst, aardappelen), noch tekorten (vlees) of verboden (alcohol, stimulerende middelen).
Anderzijds is M een grapjas, zoals Nietzsche overigens; opnieuw in “Ecce homo”: “Wat ik ben is één ding, wat ik schrijf en ander.” Voorbije zomer bezocht ik met G Piemonte. Afgezien van de witte truffel, haar specialiteit, produceert die regio vooral ragoûts en pasta’s, niks luchtigs dus…
Ook I, die graag inging op M’s uitnodiging ten dans, is een verklaard vijand van Pruisen (en gisteren ook van N-VA). Zoals de filosoof Kant (men kan het van hem nauwelijks geloven) drinkt zij dan ook heel graag wijn, nooit bier. I’s voorstel om een denktank op te richten is dan ook zo Kantiaans ambigu, als haar ontelbare pogingen om te stoppen met roken of te minderen met drinken. In zijn “Antropologie” spreekt Kant over de (subjectieve) smaak, die “de gezelligheid aan tafel bevordert”, en over “het genot van de inname”, terwijl hij tegelijk de smaak verwerpt als kennisbron. I’s toekomstige denktank reflecteert daarom Kants voorkeur voor enkel die zintuigen die een veralgemeenbaar oordeel toestaan…
I is effectief even schattig als Kant, wanneer deze zichzelf zijn eigen beschonkenheid, gewaggel en gelal door de vingers ziet: “Maar er zijn ook veel argumenten aan te voeren om de strengheid van het oordeel over zo’n misstap te verzachten, aangezien de grenzen van de zelfbeheersing zo gemakkelijk uit het oog verloren en overschreden kunnen worden; want de gastheer wil toch dat zijn gast volledig bevredigd is door dit sociale gebeuren als hij vertrekt.” Zalig toch, niet?
Voor I en Kant roept dronkenschap zorgeloosheid op: de tong komt los; het hart opent zich; een expansie van deugdelijkheid wordt mogelijk: “Zij is een materieel voertuig van een morele eigenschap, namelijk de openhartigheid. Het verzwijgen van zijn gedachten is voor een zuiver hart een beklemmende toestand, en vrolijke drinkers kunnen er ook slecht tegen als iemand zich tijdens een feestmaal zeer matig toont. De vrijheid die een mens gegund wordt om lichtelijk, en voor even, ter wille van het vrolijk samenzijn, de grens van de matigheid te overschrijden veronderstelt welwillendheid.”
Heb ik I’s man, dokter L, al vergeleken met de de mens zo goed verstaande Montaigne? L. begrijpt zoals Montaigne niet alleen H’s rauwe kannibalisme: “Viri a diis recentes,”[ii]en “Hos natura modos primum dedit,”[iii]en zelfs “Vascones, fama est, alimentis talibus usi produxere animas.”[iv]Hij respecteert ook dronkenschap. Bij het zien van I’s vreemde danspassen, dacht hij: “Nec facilis victoria de madidis, et blaesis, atque mero titubantibus.”[v]Dronkenschap is behalve een goede en betrouwbare test voor ieders karakter, ook een manier om ouderlingen de moed te geven zich te vermeien in dans en muziek, nuttige zaken waar zij zich niet aan wagen als ze nuchter zijn. Zo kan de wijn de geest kalmeren en het lichaam verkwikken.
Even ging L mee in I’s vijandigheden aan het adres van de N-VA, maar onmiddellijk kregen zijn scepticisme en zijn diepe inzicht in de mens, in dit geval in de eerlijkheid van Theo Francken, weer de overhand: “Het is een eenvoudige ruwe klant, wat iemand geschikt maakt om als getuige de waarheid te spreken.” Voor L kan een eenvoudig mens eenvoudigweg geen onware ideeën ontwikkelen en die een schijn van waarheid geven, wat complexere karakters als Kris Peeters, Alexander De Croo of Charles Michel wél zijn, getrouwd als ze zijn met theorie…
Meermaals richtte gastheer H zich tot de stilste disgenote G als om haar tot leven te wekken. Met alle gevolgen van dien wanneer zij dan wakker schoot. Niet toevallig wanneer we aan de taart toegekomen waren, werd G weer de verbazingwekkende dichteres van de sociale utopie en de ontwerpster van een nieuwe wereld. Net als de filosoof Charles Fourier lacht G weinig; net als hem zal ze alles doen opdat ik de levensduur van 144 jaar bereik; ofschoon ze het “allemaal niet gemakkelijk” vindt, is ze – met Fourier - niet tegen de schepping van een derde geslacht, de transformatie van het klimaat, de verplaatsing der continenten, de herschikking van de steden met hun ghetto’s, de verplaatsing van de planeten… Het enige wat niet Fourieriaans is aan haar, is het feit dat ze niet direct de behoefte heeft om naakt rond te lopen.
G leest graag kookboeken en heeft een hekel aan beperkende dieetmethodes. Als ze ’s ochtends opstaat of van haar werk komt, denkt ze maar aan één ding: eten! G preekt de nieuwe orde van de Harmonie, waarin afgerekend wordt met het tekort ten gunste van een adequate productie, die moet beantwoorden aan de behoeften van de Maatschappelijke Orde. Als tegenstander van de orde der diëtisten beschouwt zij zichzelf als gastrosofe, d.w.z. wel degelijk een diëtiste, die echter tegelijk agrarisch deskundige, arts, wijze én fijnproever is. Gastrosoof kan men maar worden wanneer men de oudere leeftijd bereikt heeft en als pedagoog bijzondere aandacht heeft voor het op te voeden kind (en in het kader van dit “hondse” bacchanaal: voor de puppy). Wat is de dominante hartstocht van het kind? Juist! Het is de snoeplust. De snoeplust wordt de spil waaromheen het sociale leven zich gaat bewegen. Als onze Beschaving wordt gekenmerkt door het gebrek en dus door het zure, zal de Fourieriaanse Harmonie zich onderscheiden door de overvloed en het zoete. Fourier in “Théorie des quatres mouvements”: “Fruit moet samen met suiker het brood van de Harmonie worden, de voedingsbasis van volkeren die rijk en gelukkig zijn geworden.”
Net als Fourier is G ontevreden en is ze bereid verregaand te polemiseren en te polariseren over de invoering van gerechten in de gemeenschap. Het essentiële daarbij moet zijn: de gezondheidsleer, het genoegen en de morele doeltreffendheid van de spijzen. Terwijl in onze Beschaving indigestie het noodzakelijke besluit is van alle maaltijden, is het essentiële criterium van de gezondheidsleer in de Harmonie de verteerbaarheid. Fourier voorziet een confrontatie tussen landen om het beste pasteitje. In “Le Nouveau Monde amoureux” schetst Fourier de capitulatie na de oorlog: “Men is dermate voldaan over de nieuwe systemen van de nieuwe pasteitjes en over de verstandige keuze van de wijnen en de voortreffelijkheid van de nieuwe gerechten, dat alle legers geëlektriseerd lijken door de verfijning van de maaltijd. De orakels hebben zelfs moeite om hun geheime goedkeuring te verbergen en verscheidene van hen verklaren, voordat ze in hun rijtuig stappen, dat zij de maaltijd goed verteerd hebben en bereid zouden zijn zo opnieuw te beginnen.” Gelukkig hadden H&M geen pastei voorzien…
DENKTIJD
Deze kritiek van de diëtetische rede toont aan dat “de buik van de filosoof” (Onfray) een zeer belangrijk orgaan is.
Wanneer I nu voorstelt om een denktank op te richten, dan kan ik mij daarin vinden. Tenminste wanneer die vrijgemaakte denktijd samenvalt met eettijd…
Als lid van die denktank zou ik in de statuten ervan een artikel proberen in te voeren dat bepaalt dat elke bijeenkomst aangevangen dient te worden met het opslurpen van oesters.
Dat doet me denken aan Sartre in “L’Etre et le Néant”: “Het is absoluut niet om het even of men van oesters houdt, mits wij de existentiële betekenis van die voedselsoort weten te ontcijferen. In het algemeen gesproken bestaat er geen onherleidbare smaak of voorkeur. Allemaal representeren ze bij benadering een bepaalde keuze van het zijn. Het is aan de existentiële psychoanalyse om ze te vergelijken en te classificeren.”
Dus waarom oesters? Sartre vergelijkt in Freudiaanse stijl de oester met het vrouwelijk geslacht en brengt haar in verband met het tekort. Een gapend gat, opengesperd, vragend om opvulling, om genot. “Het gat dichtstoppen is oorspronkelijk: mijn lichaam ten offer brengen opdat de volheid van het zijn bestaat, dat wil zeggen de hartstocht van het Pour-soiondergaan om de totaliteit van het En-soivorm te geven, te vervolmaken en te redden.”
Is het mogelijk dat ik – die vroeger als Foucaldiaan zo tegen Sartre was - bij het ouder worden Sartriaan geworden ben? (Zoals ik voor sommigen van “links” naar “rechts” evolueerde?) Zou ik zoals Sartre mezelf zijn gaan minachten en mezelf als een ding zijn gaan gebruiken? Vanwaar komt anders mijn alcoholmisbruik en mijn (theoretische) verdediging van tabak? Sartre: “Zo komt het dus op hetzelfde neer, zich in eenzaamheid te bezatten of leiding te geven aan de volksmassa’s. Wanneer een van beide activiteiten het wint van de andere is dat niet vanwege het reële doel, maar vanwege de graad van bewustzijn die zij bezit van haar ideële doel, en in dit geval kan het gebeuren dat het quiëtisme van de eenzelvige dronkaard het wint van de ijdele agitatie van de volksleider.” Is het mogelijk dat ik alcohol verkoos om geen terreur en aanslagen te plegen? Over het minste kwaad gesproken…
Op meerdere plaatsen associeert Sartre de walging met iets witachtigs, iets weeks, iets lauws en plakkerigs… In “De woorden” bekent Sartre dat zijn eerste zijnswijze in de wereld zijn lelijkheid was. In de blikken van anderen voelde hij zich een klein, kikkerachtig en ziekelijk kind, “een schrielhannes die niemand interesseerde.”
Zou mijn liefde voor de oester getuigen van een gelijkaardige zelfwalging bij het ouder worden?
N-VA-TIJD
Laten we ons niet vergissen. Sartre zou geen existentialist geweest zijn, moest hij niet de VERANTWOORDING op zich genomen hebben voor de uitstoting die men hem kenbaar maakte door middel van afwijzing en pesterijen. Hij veranderde zichzelf in een oester, die dichtklapte. Hij slikte de walging in en sloot de schaal.
En dit brengt mij nu tot de “walgelijke” N-VA-campagne: de 6 foto’s die 6 dingen die in het VN-migratiepact zouden staan zouden moeten illustreren. Bart De Wever zei: “Dit was fout,” en hij sloot de schaal.
Maar laat mij de verantwoordelijkheid voor de 6 affiches assumeren en onderwerpen aan een modieuze “factcheck”…
Affiche 1: Een foto waarop vier vrouwen in niqaab op straat lopen, begeleid door de tekst “VN-migratiepact = focus op behoud van eigen cultuur van de migrant”. De tekst is knullig geformuleerd, maar geeft wel de richting van het pact aan en waarom de N-VA er bezwaar tegen heeft. Het grote probleem is het beeld, dat niet alleen veralgemeent, maar ook emotioneel suggestief is en polariseert.
Affiche 2: Vliegtuig op militair aandoend vliegveld + “VN-migratiepact = verbod op terugsturen van illegale gezinnen”. De tekst is té stellig geformuleerd, maar heel het opzet van het pact is erop gericht het wettelijk regime voor clandestiene immigranten dichterbij dat van legale migranten te brengen. De speciale schikkingen geven aanleiding tot een uitbreiding van de rechten van illegale minderjarigen, bijvoorbeeld qua gezinshereniging of uitzetting. De foto suggereert oorlog.
Affiche 3: Nachtelijke samenscholing van jonge vreemdelingen + “VN-migratiepact = opsluiten van illegalen moeilijker maken”. Opnieuw knullig. Maar niet onwaar, omdat het verdrag uitdrukkelijk uitnodigt om slechts als laatste stap over te gaan tot aanhouding. Het betreft “soft law”, maar kan wel degelijk reëel ingeroepen worden. De foto suggereert dat er op criminele daden wordt gebroed.
Affiche 4: Een rij wachtende jongeren met een jonge vreemdeling centraal + “VN-migratiepact = toegang tot sociale rechten, ook voor illegalen”. Weer te stellig. Maar de strekking van het pact is wel degelijk om de rechten van illegale immigranten en legale vluchtelingen meer gelijkend te maken. De foto suggereert dat álle jonge allochtonen van uitkeringen leven.
Affiche 5: Drie jonge vreemdelingen zijn op een bankje bezig met hun gsm + “VN-migratiepact = versoepeling procedures gezinshereniging”. Knullig, maar wel de teneur van het pact, dat uitnodigt om de voorwaarden voor gezinshereniging te versoepelen. De foto is absurd, want wat doen die jongeren eigenlijk verkeerd? Of is het gewoon omdat het Marokkanen zijn, dus racistisch?
Affiche 6: Rubberboot met vreemdelingen + “VN-migratiepact = illegaal verblijf niet langer strafbaar”. Tekst is fout. Het tekstontwerp van het verdrag vermeldde inderdaad wel de niet-strafbaarstelling van clandestiene migratie, maar dit werd geschrapt. De foto polariseert.
CONCLUSIE: Bij de affiches 1 tot en met 5 moeten andere foto’s gevonden worden en aan de teksten geschaafd. De gebruikte foto’s hebben effectief een Vlaams Belang strekking. Affiche 6 moet afgevoerd worden.
En nu sluit ik eveneens mijn schelp.
Aldus schreef N*A*O*,
‘Van wensen komt verdriet’,
Berchem, 31 december 2018
[i]Men dwingt ons af te zien van onze gewoontes, en om langer te leven stoppen wij met leven.
[ii]Mensen, recht uit de handen der goden.
[iii]Zó heeft de natuur hen oorspronkelijk gemaakt.
[iv]Met zulk voedsel rekten, naar verluidt, de Gascogners hun leven.
[v]Hoe ze ook wankelen, stamelen en lam zijn, het valt niet mee hen te verslaan.